web analytics

Categorie: Standaard

LUNA EN EEN SNOBBY EX

Ik appte ex S. of hij misschien zin had om een hapje te gaan eten bij Ortagu als ik klaar was met werken. We hadden elkaar meer dan 3 jaar niet gezien, dus sowieso genoeg bij te praten. En hij wilde zeker wel een hapje gaan eten en kwam me keurig ophalen na m’n werk, maar over het restaurant moesten we het nog even hebben.

“Ortagu is echt een heel goed Japans restaurant, ik heb daar de vorige keer fantastisch gegeten met m’n collega’s. Met gefrituurde nori-vellen!”, zei ik.
“Het is ook niet slecht, maar er zijn betere”, zei hij.
“Ik denk dat Ortagu de beste Japanner is waar ik ooit heb gegeten.”
“Sja.”
“Jesus, wat ben je ook een snob.”
“I know.”
“Ik vind Ortagu echt prima. Ik was een paar weken terug bij Sumo op het Leidseplein, dat is pas slecht.”
“Ik ga liever eten bij Momo.”
“Wat is Momo?”
“Een goed restaurant.”
“Ik denk niet dat ik Momo-moneys heb.”
“No worries, it’s on me.”

Er zijn momenten in je leven dat je de onafhankelijke, zelfstandige vrouw uit kunt hangen. En er zijn ook momenten dat je dat beter niet kunt doen.

“Okay, dan laat ik het helemaal los.”
“En ik ga allemaal snobby dingen bestellen.”

Niet veel later staarde ik naar een soortement van iglo met daarin een bakje met tonijn en kaviaar. In de iglo stond een kaarsje, zodat de iglo langzaam smolt. Een iglo! Met tonijn! En kaviaar! En een kaarsje! Het slaat nergens op, maar het is fucking briljant! En het was ook nog eens fucking, amazing lekker! Net als de sashimi en de sushi’s die daarna werden geserveerd. En de wijn was trouwens ook heerlijk! Heerlijk! Heerlijk! Als toetje kreeg ik een cocktail met de toepasselijke naam ‘golddigger’.

Thanks”, zei ik toen we onze jassen aantrokken, “dit had ik echt even nodig. You made me feel special.”

Het biertje in de kroeg daarna betaalde ik.

0

77 YEARS OF HOPES AND DREAMS

Vandaag, precies een jaar geleden overleed mijn geweldige moeder. Er gaat geen dag voorbij dat ik niet aan haar denk.

“We moeten iedereen wel een bedankkaartje sturen hoor”, zei m’n vader een paar weken na de condoleance.
“Ja, ja, pappa, komt goed, ik ga iets anders doen. Iets wat meer bij mij past. En wat meer bij mamma past.”

Iedereen die ons het afgelopen jaar heeft gesteund of hun medeleven heeft getoond, op wat voor een manier dan ook; bedankt. Elk gebaar, groot en klein, is enorm door ons gewaardeerd. Ik heb ervoor gekozen om geen bedankkaartjes te sturen. Ik wilde graag iets anders doen. Een soort ‘pay it forward’.

Pay it forward is een ‘uiting’ van een goede daad aan anderen in plaats van aan de oorspronkelijke weldoener. Je geeft de goede daad die aan jou is gedaan dus door aan anderen. Je kunt liefde teruggeven, maar je kunt liefde ook doorgeven.

Het afgelopen jaar maakte ik, met liefde, 77 dromenvangertjes. Eén voor elk jaar van m’n moeders leven.

Het was voor mij belangrijk om iets terug te doen wat mijn moeder me heeft geleerd. Iets fysieks. Iets met m’n handen. Iets creatiefs. Mijn moeder leerde me borduren. Breien. Haken. M’n moeder leerde me handwerken en van haar erfde ik m’n liefde voor textiel.

Mijn liefste herinneringen aan m’n moeder zijn die waarin we vroeger samen knutselden. Zo vouwden we, toen ik nog thuis woonde, samen ooit honderden sterretjes voor in de kerstboom. Maar ook de laatste jaren, tijdens haar ziekte, zaten we regelmatig tegenover elkaar aan tafel te handwerken. Ze hielp me met het haken van kleedjes, het uitzoeken van kralen, het opspannen van dromenvangers en alle dingen die ik maakte liet ik als eerste aan haar zien. Als iets niet lukte, dan belde ik haar voor advies of om gewoon even te klagen. Mijn moeder was mijn grootste fan. En ik die van haar.

Deze 77 dromenvangertjes maakte ik alleen. Al was m’n moeder er, zoals eigenlijk altijd als ik iets maak, in gedachten bij.

In elke dromenvanger hangt een ‘HOPE-hangertje’ in het midden.

Hoop is een emotie die ik pas dit jaar, het eerste jaar zonder mijn moeder, maar juist ook dit Corona-jaar, heb begrepen. Ik dacht dat hoop een passieve emotie was. Iets naïefs. Dat je gaat zitten en dan maar hoopt dat het morgen beter is of wordt.

Maar hoop zorgt ervoor dat je doorgaat. Dat je opstaat. Dat je kiest. Dat je staat. Dat je leeft.

Hoop dóét leven.

Deze dromenvangertjes wil ik graag gratis sturen naar mensen die een beetje hoop of gewoon iets liefs in hun leven kunnen gebruiken. En jij mag kiezen naar wie. Ik stuur het dromenvangertje gratis, namens jou en met een persoonlijke boodschap van jou naar degene die jij kiest.

Ga naar Maaneschijn.nl, vul jouw gegevens in, kies voor ‘verzenden naar ander adres’ en vul daar de gegevens in van de ontvanger. Bij ‘bestelnotities’ schrijf je het briefje dat ik naar de ontvanger mag sturen (ik print dit uit en stuur dit met de dromenvanger mee).

Ik hoop dat ik alle 77 dromenvangertjes namens jullie mag versturen. Mocht dat eventueel niet lukken, dan breng ik de rest naar de afdeling chemotherapie in Ziekenhuis Rivierenland in Tiel!

Je vindt deze Hopes & Dreams-dromenvangertjes: www.maaneschijn.nl/dromenvanger/77-years-of-hopes-and-dreams

16

NOU, NOG EENTJE DAN…

Iedereen die mij persoonlijk kent, maar ook iedereen die al jaren met me meeleest en meeleeft op Maanisch.com weet; Luna houdt wel van een wijntje. Of 2. Of 3. Of de hele fles. Hoewel ik tot m’n 21ste nooit iets van alcohol heb gedronken heb ik dat alle jaren daarna ruimschoots ingehaald.

Met een vriendin lunchen zonder een wijntje erbij? Uit eten zonder een paar flessen wijn? Hoe dan?! Het kwam niet in me op dat er ook mensen waren die zonder bier of wijn een leuke avond konden hebben. Uitgaan zonder drank? Belachelijk! Dan kan je net zo goed thuis blijven! Al kun je thuis ook prima een lekker drankje doen natuurlijk. Koffie? Thee? Dat drink je ’s ochtends bij het ontbijt, niet ’s middags of ’s avonds. Doei. Als je ’s middags of ’s avonds visite krijgt of op visite gaat, dan is het tijd voor wijn! Wijnen! Wijnen! Wijnen!

Er was de afgelopen 20 jaar altijd wel wat te vieren.
En er waren problemen te vergeten.
Zoveel leugens te verbloemen.
Ruzies te verzachten.
Fouten te vergeven.
Demonen te verjagen.
Verdriet te verdrukken.
Grenzen te verleggen.

Verbitteren.
Verdoven.
Veranderen.

En dat deed ik allemaal met een wijntje.

Wijntje voor het koken, wijntje tijdens het koken, wijntje tijdens het eten, dan ’s avonds nog een wijntje en ach, dan is die fles meteen maar leeg. Toch?

En als je een fles wijn per dag drinkt, dan heb je gewoon een probleem. Al vond ik het nooit echt een probleem, want ik viel er niemand mee lastig. Ik verdiende keurig m’n eigen geld, ik betaalde die wijn allemaal zelf, betaalde ook alle vaste lasten zonder problemen, kookte dagelijks het ene na het andere Indiase of Mexicaanse gerecht, ik slikte geen medicatie en ik had over het algemeen toch echt wel een heel gezellige dronk! Wat was het lachen met mij! Ik was een genot om mee om te gaan en oh, wat was ik toch een sterke vrouw die alles aankon! Kom maar op!

But who was I kidding? De helft van m’n leven heb ik voor iedereen heel goed gezorgd, behalve voor mezelf.

Waarom het me deze keer wel gelukt is om te stoppen met alcohol en al die ontelbare stoppogingen de jaren daarvoor niet, dat weet ik nog steeds niet. Ik was er vorig jaar 1 maart 2019 ineens klaar mee en klaar voor. Klaar met de alcohol en klaar voor een alcoholvrij bestaan.

Ik stopte zonder begeleiding, zonder hulp, zonder AA, zonder compenserende medicatie om m’n ADHD een beetje te temperen en ondanks alle ellende, alle wanhoop en alle verdriet van het afgelopen jaar én ondanks het feit dat er gewoon nog steeds bier en wijn in de koelkast staan en m’n drug-of-choice dus gewoon altijd voorhanden was. Niks geen #dryjanuary, maar een #dryyear en uiteindelijk een #dryforever voor mij.

Ik hoef maar 1 glas te laten staan.
De eerste.

En dit klinkt allemaal heel makkelijk, maar zo makkelijk was het niet. En is het niet. Het leven komt momenteel nogal rauw en ongefilterd binnen. Ik mis het euforische, relaxte, ooooh-alles-is-goed-en-alles-komt-goed-gevoel dat de eerste 2 wijntjes me kunnen geven. Ik mis de deken van ach-wat-maakt-het-ook-uit-allemaal waar ik onder kon liggen. Ik mis het wijntje bij het uit eten gaan. Ik mis het eerste wit-biertje in de zon op het terras. Ik mis m’n wijntje als de rest van een gezelschap wél aangeschoten is. Ik mis de gin-tonics, ik mis de Chardonnay’s, ik mis de Gewurztraminers, ik mis de cocktails met allerlei leuke parapluutjes, ik mis de Mojito’s, ik mis de 3-liter-pakken rosé die helemaal voor mij alleen waren en die ik met niemand hoefde te delen. Ik mis de Luna die af en toe helemaal naar de klote kon gaan, gewoon effe lekker de boel resetten. Ik mis het niet hoeven denken aan later, maar alleen maar aan vandaag. Ik mis m’n moeder.

Maar ondanks al het missen blijkt het leven zonder alcohol eigenlijk precies hetzelfde als met alcohol; meestal leuk, soms geweldig en af en toe behoorlijk kut.

9

HET MOEST TOCH EEN KEER GEBEUREN

We zagen er allebei een beetje tegenop. “Maar het moet toch een keer gebeuren”, had m’n vader steeds met betraande ogen gezegd.

De laatste kleding die m’n moeder droeg had ze nog keurig weggelegd. Haar broek, haar trui en een klein roze bh’tje hingen over de rand van een rieten stoel. Het was een stilleven waar ik even van moest slikken. Misschien ook wel omdat het me ontroerde dat m’n vader alles zo had gelaten. Alsof ze de volgende dag alles gewoon weer aan zou trekken.

Ik werp m’n kleding vaak ’s avonds van me af en laat het de volgende ochtend meestal op de grond liggen. Ik zou, nu ik 44 ben, toch eigenlijk wel een soort van goedlopend systeem moeten hebben ontwikkeld qua het ophangen, wassen, vouwen en opbergen van m’n jurkjes en shirtjes, maar helaas. Ik ben niet echt zuinig op m’n kleding en hoewel ik dat ergens wel zou willen, krijg ik het gewoon niet voor elkaar. Naast katten- en hondenharen zit m’n kleding ook regelmatig onder de modder van het uitlaten van Nina, onder de verfvlekken, want vergeten een schort aan te doen tijdens het schilderen en onder de vetvlekken, want vergeten een schort aan te doen tijdens het koken.

Mijn moeder was uit een heel ander hout gesneden. Alle kleding hing keurig schoon en gestreken in de kast. Bloesjes bij bloesjes, alle T-shirts op hangertjes, sokken keurig in bolletjes, broeken aan speciale kledinghangers en haar jassen en blazertjes hingen op zolder achter een gordijn. Het was niet alleen allemaal keurig netjes opgeborgen, het was ook nogal veel.

En het moest allemaal weg.

Ik had er vooraf al meerdere keren om zitten huilen, want de kleding van je moeder opruimen, ja, dat klinkt alsof haar herinnering een beetje wordt uitgewist, weg is weg en opgeruimd staat netjes en m’n moeder is dood en ik heb hier helemaal geen zin in en wat is het leven toch een grote emotionele kutzooi. M’n moeder is al die jaren zo zuinig op al haar kleding geweest en om het dan allemaal weg te doen; ik vond het nogal een ding. Maar of je het nu doet, of morgen, over een maand, of over een jaar; het blijft hoe dan ook verdrietig en dan kun je het maar beter nu doen, anders wordt het ding uiteindelijk alleen maar groter.

Dus zorgvuldig gestreken onderbroekjes en behaatjes verdwenen uiteindelijk zonder al te veel nadenken in de kliko. Een lievelingsvest, die zelfgemaakte blouse, dat T-shirt met poesjes dat ik voor haar kocht, de jas die ze maar 1 keer heeft gedragen, die kekke gympies met luipaardprint; alles hebben we zo snel mogelijk in vuilniszakken en dozen gedaan. Want hoewel ik erg in touch ben met m’n emoties de laatste tijd, ben ik gelukkig ook nog steeds heel goed in blik op oneindig en verstand op nul. Ik heb alleen het door haar gehaakte sjaaltje dat ze de laatste jaren altijd droeg als ze naar buiten ging bewaard.

Daarna tilden m’n vader en ik alles in de auto en brachten het naar de kledingbank. Het moest toch een keer gebeuren.

4

JE KAN BETER IN 1 KEER DOOD ZIJN

Ik heb m’n moeder maar een paar keer zien huilen. De laatste keer dat ik haar zag huilen was ook meteen de laatste keer dat ze bij mij thuis was. Ze was moe. Ze was op. Het werd tijd voor het bespreken van wat belangrijke zaken, maar ja, hoe begin je over de naderende dood van je moeder met je moeder? Uiteindelijk door er gewoon maar over te beginnen. Ondanks je verdriet. Ondanks het feit dat je helemaal niet wil dat je moeder doodgaat.

“Wil je zo lang mogelijk thuisblijven? Wil je naar een hospice? Wil je euthanasie? En als je dan euthanasie wil, wil je dat dan thuis? Of toch in een hospice? Maar ja, een hospice is ook weer zo wat, want dan moet je toch afscheid nemen van je huis en dat wordt ook weer zo’n emotioneel moment. En thuis, wil je dat dan in bed? Dat is misschien niet zo heel prettig voor pappa, want die moet daarna nog in dat bed slapen, is ook weer zo’n dingetje. En wanneer is het voor jou genoeg? Wat is jouw grens?”

“Je kan beter in 1 keer dood zijn”, huilde m’n moeder met de handen voor haar ogen geslagen.

En m’n vader en ik huilden met haar mee, want we snapten heel goed dat zij het liefst gewoon in 1 keer dood zou willen zijn. Klaar met al het gezeik. Met al het gedoe. Met alle pillen, zalfjes, gesprekken met artsen, scans, kuren, afspraken in het ziekenhuis, gesprekken over doodskisten, gesprekken over het hospice, gesprekken over euthanasie. Gewoon klaar. Rust. Doei.

Mijn moeder was er niet de vrouw naar om in een bed in de woonkamer te liggen wegkwijnen: “En dan kom ik zo voor het raam te liggen? Nee, hoor, doe me dan maar een spuitje.” Dus we spraken uiteindelijk met de huisarts af dat als m’n moeder niet meer zelfstandig de trap op en af zou kunnen dat er dan een SCEN-arts langs zou komen en dan zou binnen maximaal 2 tot 3 dagen het leven van m’n moeder beëindigd kunnen worden. Als ze dat dan nog zou willen. Ik downloadde een euthanasieverklaring, m’n moeder tekenende die en mijn vader en ik zetten er ook onze handtekeningen onder. Mijn moeder sprak bij een volgend huisarts-bezoek nog een keer haar wens tot euthanasie uit.

Een paar weken later was het moment daar dat m’n moeder met veel moeite nog wel naar de slaapkamer op de eerste verdieping was gekomen, maar de kracht niet meer had om de volgende ochtend naar beneden te gaan.

Het was tijd.

Of misschien wat het al te laat, want m’n moeder wilde uiteindelijk toch naar een hospice, want dat bed in de woonkamer, dat zag ze echt niet zitten. Maar ja, het hospice bleek vol. Vol én met een wachtlijst van 3 personen. En dan? Dan bel je de huisarts, maar omdat het een huisartsenpraktijk betreft met 4 parttime werkende huisartsen was het niet mogelijk dat de eigen huisarts kwam, want die was vrij. Er kwam een andere huisarts die we nog nooit hadden gezien.

“Het hospice zit vol en mijn moeder wil euthanasie”, zei ik.
“Maar dat het hospice vol zit wil niet zeggen dat je dan maar tot euthanasie over moet gaan”, zei deze huisarts, “en je moeder zit nog helemaal niet aan de maximale pijnmedicatie.”
“Eh.”

Niet meer zelfstandig de trap op en af kunnen doet pijn.
Niet meer naar het toilet kunnen doet pijn.
Een glas niet meer op kunnen tillen doet pijn.
Kanker hebben doet pijn.
De naderende dood in de ogen kijken doet pijn.
Niet meer kunnen slikken doet pijn.
De kracht niet meer hebben om te praten doet pijn.
Dingen niet meer kunnen die je gisteren nog wel kon doet pijn.

Pijnlijk.

Het werd uiteindelijk toch dat bed in de woonkamer, een ophoging van de medicatie en deze huisarts zou gaan overleggen met de andere huisartsen en ervoor zorgen dat de SCEN-arts alvast langs zou komen. Dat zou een geruststelling moeten zijn.

Die SCEN-arts is er nooit gekomen. Want, de feestdagen, want, steeds een andere huisarts, want, het weekend, want er was echt nog heel veel mogelijk qua pijnmedicatie.


Deze sticker zat ooit bij Flow Magazine en zit al jaren op een tegeltje in mijn toilet en op een tegeltje in het toilet van m’n ouders. De tekst heb ik op de rouwkaart van m’n moeder gezet.

Hoewel m’n moeder zelf nooit in een ziekenhuisbed in de woonkamer wilde liggen heeft ze me in die laatste 2 weken geleerd wat overgave, loslaten en vertrouwen is. Misschien is het wat ik als dochter nodig had.

Ik heb m’n moeder zien veranderen.
Van hard naar zacht.
In gewoon maar een vrouw.
In gewoon maar een mens.
In uiteindelijk gewoon maar een lichaam.

Ik ben, achteraf, blij dat ze niet in 1 keer dood was.

11

LUNA IS EEN DATA-HOARDER

M’n pc deed het al maanden niet echt lekker. Updates konden niet meer worden uitgevoerd, ik kreeg regelmatig een blauw scherm te zien, grote bestanden kon ik niet meer bewerken in Photoshop zonder dat er iets heel onheilspellend in m’n pc-kast begon te rammelen en ik kon al helemaal geen video’s bewerken, wat zeg ik; er was geeneens ruimte op m’n pc meer om een video-bewerkings-programma te installeren. Het was dus de hoogste tijd voor een nieuwe pc waar ik dan ook eindelijk Windows 10 op kon laten draaien, want m’n oude pc draaide, zij het ietwat instabiel, nog op Windows 7.

Maar ja, ik was zelf ook een beetje instabiel in 2019 en alleen al van de gedachte aan een nieuwe pc of een nieuw besturingssysteem werd ik nog instabieler. Ik houd niet van veranderingen en al helemaal niet van veranderingen aan m’n pc. Ik word al zenuwachtig van een nieuwe wallpaper op de achtergrond of als ik ineens moet werken met een nieuw toetsenbord of een nieuwe muis en dan ineens álles nieuw? De. Hel.

Maar de gedachte dat m’n oude pc er ineens voorgoed mee zou kunnen stoppen en ik al m’n data kwijt zou zijn deed me uiteindelijk toch besluiten om een nieuwe pc te bestellen. Of bestellen? Bestellen? Ik vroeg of ex S., de man die me al zo’n 25 jaar helpt met m’n pc’s, er eentje voor me kon samenstellen en in elkaar kon zetten. Kon-ie. Deed-ie.

Nu had ik dit ook allemaal met mijn eigen M. kunnen regelen, want computers zijn dus zeg maar echt zijn ding, maar sommige dingen moet je als partner van mij, niet willen. Dit is zo’n ding.

Dus zo kwam het dat ex S. gisteren samen met mijn nieuwe computer, een AMD Ryzen 3700x processor met een 280mm AIO koeler in een BeQuiet Darkbase 500 behuizing, Asus Prime X570-PRO moederbord met 32GB 3600Mhz geheugen, een 1TB Adata SX8200PRO SSD en een Gigabyte Geforce 1660 Super videokaart inclusief een Corsair RM550x-voeding in Tiel arriveerde.

“Oh, wat leuk, hij heeft regenboog-lichtjes”, zei ik.

Daarna gingen ex S. en M. samen aan de slag om alle data van mijn oude pc over te zetten naar de nieuwe pc. Ik had beloofd om rustig te blijven, niet te gaan huilen en te vertrouwen op twee nerds van bijna 50 die heus wel vaker wat computer-data hadden overgezet.

“Dit heb ik nog nooit gezien”, zei ex S., doelend op de hoeveelheid stof die er in m’n oude pc zat, “het is een wonder dat dit ding het nog deed.”
“Het is niet heel slim om een Word-document op je bureaublad te hebben staan met de titel ‘wachtwoorden’, als je wordt gehackt, dan ben je alles kwijt”, zei ex S., maar M. zegt dit zo ongeveer elke week, dus nieuwe informatie was dit niet.
“Je moet echt beter gaan back-uppen hoor”, zeiden ze. Meerdere keren. Hoorde ik de afgelopen jaren ook wel vaker.
“Dit kan wel even duren”, zei ex S.
“Alles komt goed”, zei M.

En uiteindelijk kwam alles ook goed. Althans, m’n nieuwe pc is aangesloten, al m’n programma’s zijn geïnstalleerd en ik heb al m’n data (en dat was nogal wat) ook weer ergens op de nieuwe pc staan, al is het nog een grote chaos en werkt alles voor m’n gevoel helemaal anders.

“Ik vind dat je het heel knap gedaan hebt vandaag”, zei M.
“Ik moest maar 1 keer bijna huilen”, zei ik.

Mijn computer is klaar voor de toekomst.
Nu ik nog.

 

Ex S. en ik go waaaaaayyy back! Ik vond in m’n archief wat eerdere columns over nieuwe pc’s, gecrashte pc’s en de hulp van ex S. die ik daarbij kreeg: #15 – TRUST ME, LUNA HOUDT NIET VAN AFHANKELIJKHEID, LUNA EN EEN GECRASHTE PC, LUNA KRIJGT WAT ZE VERDIENT.

14

LUNA EN HET ZWARTE GAT

“Je zult hierna wel in een groot, zwart gat vallen.”

Het is zowel tegen mij als m’n vader gezegd de afgelopen weken. Ik vind het weinig bemoedigende woorden voor de toekomst. Ze zullen vanuit goede bedoelingen worden uitgesproken, want iemand moeten missen waar je zo dichtbij stond, waar je zoveel van hebt gehouden, is een groot gemis. Maar vallen? In een zwart gat? Dat zit niet in me. Ook niet in m’n vader trouwens. Die reageert op het zinnetje ‘je zult nu wel in een zwart gat vallen’, net als ik met een ‘nou, dat was ik eigenlijk niet van plan’.

Mocht er een hiernamaals bestaan en mocht er vanuit dat hiernamaals de mogelijkheid zijn om de levenden nog even wat boodschappen door te geven dan weet ik zeker dat m’n moeder meteen zou komen melden dat bij de pakken neer gaan zitten niet de bedoeling is, dat we ons niet zo aan moeten stellen en dat ze ons dit niet zo heeft geleerd.

Je valt niet in een groot, zwart gat.
Je valt in een ruimte.
Er ontstaat ruimte.
Een ruimte zonder mijn moeder.
En in die ruimte is tijd.
Een tijd zonder mijn moeder.

En die tijd zal gewoon weer gevuld worden met de normale, dagelijkse dingen. Je moet uiteindelijk toch eten. Je zal toch weer gewoon moeten gaan koken. Je moet toch weer boodschappen gaan doen. Je moet zorgen voor voldoende toiletpapier, voor genoeg hondenvoer en voor genoeg kattenvoer. Je zal de hond gewoon moeten uitlaten en de kattenbakken zullen ook gewoon moeten worden gedaan. En je zal gewoon weer moeten werken, want de rekeningen zullen ook gewoon weer moeten worden betaald.

Ik wilde laatst m’n moeder even bellen.
“Weet je wie er dood is?
Jij.”

11

DE SOUNDTRACK VAN MIJN MOEDERS DOOD

Eerste Kerstdag om 8:00 begon de Top2000 op Radio 2. In mijn ouderlijk huis stond vanaf dat moment de televisie zachtjes aan in de woonkamer, zodat we niet alleen konden luisteren naar de nummers van 2000 tot 1, maar ook mee konden kijken naar de stroom van mensen die het Top2000-huis bezocht. De dj’s draaiden de plaatjes, de wereld draaide gewoon door, terwijl mijn wereld een beetje stil stond.

Mijn moeder keek vanaf het ziekenhuisbed mee. Ze wees af en toe naar het scherm, glimlachte soms, gaf nog een keer een knipoog, maar had steeds vaker allebei haar ogen dicht.

Ze was er nog wel, maar ook weer niet.
Ze zweefde tussen hier en daar.

De nacht van 27 op 28 december besloot ik bij m’n moeder beneden op de bank te slapen. Ze had de hele dag haar ogen niet meer open gehad en je voelt, je hoort en je ziet gewoon dat het einde nadert. Vergeet alle Hollywood-films die je ooit zag met stervende mensen, want de naderende dood is not a pretty sight and sound.

Als mamma het van tevoren had geweten, dan had ze het misschien niet zo gewild, maar dingen lopen soms anders. ‘Life is what happens when you’re busy making other plans’, een zinnetje uit het liedje ‘Beautiful Boy’ van John Lennon. Een liedje dat overigens niet in de Top2000 staat. Als ik het allemaal van tevoren had geweten, dan had ik gedacht dat ik het niet zou kunnen. Niet aan zou kunnen. Tot het zover is en je de dingen gewoon doet. Omdat het moet. En omdat je uiteindelijk niet anders wíl dan je moeder tot het einde begeleiden.

Ik luisterde die nacht samen met haar naar de Top2000. Soms dommelde ik een liedje in, om bij een volgend liedje weer wakker te schrikken van een harde ademhaling van m’n moeder. Al vanaf dat de Top2000 startte had ik me afgevraagd met welk nummer ze zou gaan.

Mij leek nummer 1154, ‘All You Need Is Love’ van de Beatles wel geschikt. Werd het niet. Dolly Parton met ‘I Will Always Love You’ op 1147 was ook bijzonder geweest. Werd het niet. Ook ‘If You Don’t Know Me By Now’ van Simply Red op 1135 werd het niet. Ik had zelf ‘Heaven For Everyone’ van Queen op 1120 wel mooi gevonden. Mijn ouders en ik zijn alle drie een groot Queen-fan en deze leek me wel toepasselijk. Die werd het ook niet.

Ik stond af en toe bij haar bed, hield haar hand vast en depte haar lippen met wat water. Je wil zo graag iets doen, maar je kan zo weinig doen. Ik zei dat ze mocht gaan, dat ze alles los mocht laten wat er maar los te laten viel en dat het allemaal goed was, maar het was haar tijd die nacht nog niet.

Uiteindelijk koos m’n moeder een paar uur later voor Christina Aquilera met ‘Hurt’ op nummer 1016, ook al valt er waarschijnlijk niks echt te kiezen, want je gaat wanneer je gaat. Maar precies op deze 4 regels ademde mijn moeder voor het laatst in en uit.

I would hold you in my arms
I would take the pain away
Thank you for all you’ve done
Forgive all your mistakes

“Ze is weg”, zei m’n vader.
“Ja”, zei ik.

En hoewel de naderende dood dus not a pretty sight and sound is, maakte deze 4 regels op de achtergrond het voor mij tot een groot spiritueel cadeau.

Mijn geweldige moeder is zaterdag 28 december rond 11:30 overleden terwijl mijn vader en ik haar hand vasthielden. Vol liefde hebben wij haar, samen met Michael, tot het allerlaatste moment thuis verzorgd en liefgehad. Ik ben dankbaar dat ik de laatste jaren, weken, dagen en vooral de allerlaatste nacht zo intens met mijn moeder door kon brengen. Dat is iets waar ik de rest van mijn leven trots op zal zijn.

75

HOE GAAT HET MET JE MOEDER?

“Hoe gaat het met je moeder?”

Het is een heel lieve en goedbedoelde vraag, maar ‘Hoe gaat het met je moeder?’, is na 7,5 jaar leven met een moeder met kanker verworden tot een net zo oppervlakkige vraag als ‘Hoe gaat het?’. Een vraag die ik beide eigenlijk het liefst zo snel mogelijk afwimpel met een net zo oppervlakkige ‘goed hoor’.

Want vaak wil degene die het vraagt het antwoord liever niet echt weten, omdat er geen tijd of geen zin is om het gesprek daarna verder af te maken.

“Hoe gaat het met je moeder?”
“Ja, kut.”
“Oh.”

En weer door.

Meegemaakt op een feestje; iemand vraagt me hoe het met m’n moeder gaat en voordat ik ook maar iets kan antwoorden wordt diegene afgeleid door iemand anders en loopt weg. Mij vertwijfeld achterlatend.

Mensen voelen zich een soort van verplicht om te vragen naar m’n moeder, want nou ja, het is gewoon heel netjes en beleefd om daar naar te vragen, dat snap ik ook wel. En vaak is het ook het eerste wat in iemand opkomt als ze me zien.

Tijdens het uitlaten van de hond roept een andere hondenuitlater regelmatig vanaf de overkant van de straat de vraag hoe het met m’n moeder is. En welk antwoord ik ook terugroep; het brengt me even uit balans. Liegen en roepen dat het goed gaat voelt kut. Eerlijk roepen dat het klote gaat voelt kut. Roepen dat ze er gelukkig nog is, is de waarheid, maar ja, daarna loop je met de hond en je eigen gedachten en die gedachten reiken dan niet meer verder dan; ja, ze is er nog, maar het wordt er allemaal niet leuker op.

Wallen worden donkerder.
Veerkracht wordt kleiner.
Opties worden minder.
Pijntjes worden groter.
Lontjes worden korter.

Als er iemand in je directe omgeving ziek is, dan doe je allemaal een beetje mee. En de gezondheid van mijn moeder heeft ook een effect op mij. Op m’n vader. En op M.

“Maar hoe gaat het eigenlijk met je moeder?”

Onlangs is er ook nog eens longkanker bij m’n moeder ontdekt. Al was het natuurlijk eerst een ‘vreemd plekje op een longfoto’. En van een vreemd plekje op een longfoto gaat het naar een scan en dan nog maar een scan om te checken of het groeit en dan naar een longpunctie om te kijken wat het precies is. En het is dus longkanker. Deze kanker staat geheel los van de lymfeklierkanker waarvoor m’n moeder al 7,5 jaar behandeld wordt. Twee soorten kanker tegelijkertijd. Ach ja, waarom ook niet? Deze week een intakegesprek en dan 15 keer bestralen in het UMC.

“Goed hoor.”

38

LUNA EN DE AVOCADO’S VAN DE LIDL

“Hoi, ik heb een klacht”, zeg ik met een grote glimlach tegen de groentecheffin van de LIDL en ik laat haar een foto zien van 4 doorgesneden, verrotte avocado’s. Ik bedoel; het is een treurige bedoening, maar er zijn ergere dingen dan verrotte avocado’s, dus een glimlach kan er altijd wel vanaf!

“Ik kocht vorige week vrijdag 4 avocado’s en ik wilde ze zaterdag gebruiken en toen ik ze doorsneed waren ze allemaal bruin”, zeg ik.
“Heeft u ze nu meegenomen?”, vraagt de groentecheffin.
“Eh, nou, nee, ik ga verrotte avocado’s niet een week bewaren.”
“Je moet ze de volgende keer meteen brengen.”
“Maar ik kan toch niet ’s avonds langs komen met verrotte avocado’s? Ik was aan het koken. En als ik ze de volgende dag zou brengen, dan zouden ze sowieso bruin zijn, want avocado’s verkleuren nogal snel als je ze eenmaal hebt opengesneden. En ik vind het eigenlijk ook nogal wat om speciaal voor het omruilen van avocado’s naar de supermarkt te gaan, dat kost me een uur.”
“Maar anders kan iedereen wel gaan zeggen dat hun avocado’s bruin waren.”
“Nou, ik kan me niet voorstellen dat mensen hierom gaan liegen.”
“Mevrouw u moest eens weten.”
“Nou, jullie ready to eat avocado’s zijn bij mij wel vaker bruin een dag later en ik gooi ze regelmatig gewoon weg zonder bij jullie langs te komen.”
“Het is ook eigenlijk de bedoeling dat je ready to eat avocado’s dezelfde dag nog opeet.”
“Wat?”
“Ja, als ik ready to eat avocado’s koop, dan eet ik ze dezelfde dag en anders koop ik deze.” Ze wijst op een netje met knijterharde avocado’s.
“Maar die zijn een dag later nog niet rijp hoor.”
“Nee, dat klopt.”
“Maar welke avocado’s moet ik dan kiezen als ik ze een dag later wil gebruiken?”
“Ik koop m’n groenten altijd op de dag dat ik ze ook eet.”
“Ik mag toch wel verwachten dat ready to eat avocado’s een dag later nog goed zijn?”
Ready to eat betekent dat je ze meteen moet opeten.”
“Wat?”
“Die moet je diezelfde dag eten, dat doe ik ook met bananen.”

Het werd me allemaal te veel. Dezelfde dag nog langs moeten komen met verrotte avocado’s? Hoe dan? En insinueren dat ik lieg over verrotte avocado’s? The lord knows dat ik minstens 1 keer per maand met verrotte avocado’s van de LIDL zit en dan zou je zeggen; koop ze ergens anders, eet minder guacamole of doe de avocado-pitjes-check voordat je ze koopt, maar ja, de ready to eat avocado’s zitten in een plasticje, dus ik kan het pitje er niet af duwen, ik ben gek op guacamole én ik doe al 7 jaar lang elke vrijdag m’n wekelijkse boodschappen bij de LIDL en dan heb je soms geen zin of tijd om ook nog naar een andere supermarkt te gaan.

Met de allergrootste moeite kreeg ik 4 nieuwe ready to eat avocado’s mee van de groentecheffin: “Voor deze ene keer.”

En dan wil je eigenlijk zeggen; ‘Flikker maar een eind op met je avocado’s.’ Maar dat deed ik niet. Ik pakte de avocado’s aan en liep weg zonder te glimlachen, want heel even bestond er niets ergers dan verrotte avocado’s en een LIDL-groentecheffin die dus zelf nooit problemen had met overrijpe vruchten.

11