web analytics

LUNA EN HET TWILIGHTBOWLEN

“Ik wist niet dat jij van bowlen hield”, MSN-de vriendin H. naar aanleiding van het stukje dat ze las op deze site. “Zullen we een keer gaan discobowlen?” “Jaaaaaa! Geweldig”, tikte ik. “En dan gaan we ook helemaal in disco-outfit?”, vroeg vriendin H. “Natuurlijk, dan gaan er helemaal voor!”, schreef ik terug. Dus afgelopen zaterdag trokken wij onze kekke discojurkjes, dito kekke laarzen en dito kekke panty aan en fietsten richting Knijn Bowling & Partycentrum. Wij waren helemaal hip en happening en klaar om strike na strike te gooien. We moesten onze jassen afgeven bij een hoogblonde, gerimpelde vrouw met een sjekkie in haar mond. “Eh, is dit het discobowlen?”, vroeg vriendin H. en wees naar de 20 helverlichte bowlingbanen. Het publiek bestond uit sjonnies en anietaas. “Het twilightbowlen begint om 22.00”, zei de jassendame in plat Amsterdams. “Twilightbowlen?”, zeiden vriendin H. en ik verbaasd tegen elkaar. “We gaan er gewoon voor”, zei ik. Om 22.00 vertrokken de sjonnies en anietaas van de bowlingbanen om plaats te maken voor weer andere sjonnies en anietaas. De grote lichten gingen uit en allerlei gekleurde lichtjes gingen aan. Geweldig. Achter onze bowlingbaan 8 bevond zich ineens een mannetje dat zichzelf waarschijnlijk ‘dj’ noemde. Deze sjonnie-dj begon top-40 plaatjes met een vette beat te draaien. Bonk-bonk-bonk. “Wij zijn de enige in een discopakje”, fluisterde ik tegen vriendin H., “volgens mij komt de rest van de bowlers hier elke zaterdag. Ze kijken allemaal heel serieus.” “Ah, fuck ‘m”, zei vriendin H. en gooide een strike. “High five!”, riep ik. Na een paar minuten gingen we er helemaal voor. We zaten er helemaal in. In het twilightbowlen. De muziek was top, de lichtjes waren top en de sjonnies en anietaas waren ook top. Vriendin H. en ik waren de grootste anietaas van Knijn, Bowling & Partycentrum en high-five-den bij elke strike en ook bij elke worp waarbij er meer dan 7 omvielen. Het was briljant. De volgende keer gaan we er écht helemaal voor en nemen we het steengrill-arrangement.

17

GASTLOG: GAAT HET NOG SCHATJE?

Hicham was mijn eerste poging tot een serieuze relatie. Die was van mijn kant op seks en aandacht gebaseerd, voor hem was ik een rebounder. Na Hicham heb ik vaker het bed gedeeld met voorhuidloze mannen. Turken, Berbers, Arabieren, Joden, en soms een verdwaalde Amerikaan. Meestal succesverhalen en bevestigingen van de regel dat besneden mannen langer en beter kunnen neuken. Goddank! Iedere vrouw die wel eens een besneden lul in haar mond heeft gehad, verwoedde pogingen deed om hem af te trekken of alleen de top af te zuigen, moet op cursus bij de buurman. Een besneden pik moet je namelijk niet soft aanpakken. Dames, een besneden pik moet je deep-throaten. Dit vergt oefening en techniek. Likken langs de plek waar ooit het toompje zat, op-en-neer-heen-en-weer, roll-in-roll-out, vergeet het. Vergeet het! Die eikel moet tot het huigje naar binnen, het roetsjen moet langs je gehemelte. Oppassen dat je tanden en kiezen hem niet raken. Mond wijd open als bij de tandarts. Het ligt aan de persoon in kwestie, maar ik vind dat een beetje bijten moet kunnen. Het moeilijkste onderdeel is de ademhaling. Kotsneigingen zijn, met name voor beginners, onvermijdelijk. Ons tere strotje is niet gemaakt om met dergelijk woest geweld geënterd te worden. Een beetje kokhalzen is helemaal niet erg, laat dat schaamtegevoel los, hij zal erdoor weten hoeveel je over hebt voor zijn genot. Hooguit zal hij vragen: “Gaat het nog wel, schatje, lukt het wel? Voel je je oké?” Bij mij is het echter nog nooit voorgekomen dat hij vroeg om te stoppen. Zijn gevoel van voldoening is te groot. Zijn vragen moet je dan gewoon negeren, kreunend doorgaan is het beste. Want natuurlijk gaat het niet, natuurlijk voelt het niet goed. Dat is het hele punt. Net als bij anaal hoort het enigszins onplezierig te zijn. Dus: naar binnen tot het huigje, kokhalzen, kort ademen, roetsjen langs je gehemelte, en je verstand op nul: deep-throaten die besneden lul!

Luna heeft buikgriep. Daarom schreef buurman M. ongevraagd, maar zeer gewenst, een gastlog naar aanleiding van het stukje ‘Luna hoeft geen besneden lul’.

30

LUNA HEEFT BUIKGRIEP

“Mamma!! Ik ben ziek. Ik heb buikgriep en ik ben zielig”, zei ik vanmorgen sip door de telefoon. “Wat nu weer?”, vroeg ze. “Zaterdagavond fietste ik 25 minuten en ik zou bijna flauwvallen. Ik had al een paar dagen last van m’n darmen, maar ik dacht dat ik best kon gaan stappen”, zei ik. “Ja, dan is het gewoon je eigen schuld”, zei m’n moeder. “Ik ben daarna niet eens gaan stappen”, zei ik verdedigend. “Ik heb gisteren de hele dag op bed gelegen en P. heeft thee gezet en een kruik gemaakt en vriendin M. is medicijnen komen brengen en een bosje bloemen.” “Hmm”, zei m’n moeder. “Heb je niks verkeerds gegeten?” “Nee, mam, ik heb gewoon een buikgriep. Ik hou niks binnen en ik ben hartstikke slap”, zei ik. “Je drinkt ook veel te veel”, zei ze verwijtend. “Mamma! Dat heeft hier niks mee te maken!” “Jij hebt altijd last van je darmen”, meldde ze rustig. “Maar dit is iets anders! Ik ben nu écht ziek!”, probeerde ik nog maar een keer. Tevergeefs. Het enige dat ik van m’n moeder verwacht is dat ze met me meeleeft: “Ah, wat vervelend voor je. Ga maar lekker op de bank naar ‘The Sound of Music’ kijken. Met een kopje soep.” Zo ging dat vroeger altijd. Maar omdat ze nu op dit moment niets voor me kan doen, geeft ze me uit onmacht maar de schuld van mijn eigen ellendigheid, met als dieptepunt: “Is het echt geen voedselvergiftiging? Ja, vorige week heb je gehaktballen gemaakt en daar heb je zeker van tevoren een rauw stukje van geproefd? Ik ken jou.” “Mamma, ik heb buikgriep”, zei ik moegeslagen. “Dat bestaat. En nu moet je ophouden er een andere verklaring voor te zoeken. Buikgriep heerst.” “Bij jullie in Amsterdam zeker?”, zei ze. “Hier in Tiel merk je er niks van.” “Ik bel je morgen wel weer”, zei ik. En toen hingen we op. Maar ik weet zeker dat ze nu onderweg is naar een boekwinkel om een beterschapkaart te halen. Die ligt morgen in mijn brievenbus.

19

LUNA HOEFT GEEN BESNEDEN LUL

Ik studeerde net in Amsterdam, was net van mijn ex af en lag ineens op mijn studentenkamertje met een lange en dunne penis in mijn handen. Zo eentje waarvoor de naam ‘snikkel’ gemaakt lijkt. Ik deed verwoede pogingen om die snikkel af te trekken, maar er viel niets te trekken. Hij miste z’n voorhuid. Heb ik weer, dacht ik toen, een besneden lul. “Maar jij bent toch geen Moslim?”, vroeg ik met een intelligentie die door mijn geilheid nogal ver te zoeken was. Complicaties bij z’n geboorte, vertelde hij. Vandaar. Na de snikkel-man heb ik nog 2 keer het bed gedeeld met voorhuidloze mannen. Allebei Joods en allebei Amerikaans. Geen succes-verhalen. Bij alledrie de besneden mannen bleef het toch behelpen in bed. Zij waren waarschijnlijk de uitzonderingen op de regel dat besneden mannen langer en beter kunnen neuken. Helaas. Dat een besneden lul hygiënischer zou zijn, zou kunnen, maar wat heb je, als vrouw, aan een lekkere frisse lul als je er tijdens het pijpen toch niks mee kunt? En iedere vrouw die wel eens een pik zonder voorhuid in haar mond heeft gehad weet wat ik bedoel. Je mist het roetsjen. Het roll-in-roll-out-gevoel. Je kan wel een beetje op-en-neer-en-heen-en-weer, maar zonder dat velletje is er dus helemaal niets aan. Nog erger is het als tijdens de besnijdenis ook nog het toompje is weggesneden. Dat minuscule, maar meest gevoelige stukje huid, waar je als vrouw zo leuk met je tong langs kan glijden, dat wordt gewoon op sterk water gezet! Het is je reinste verminking. Welke God heeft de man geschapen en daarna bedacht dat er eigenlijk een klein stukje te veel aan zit? En dan nog wel het lekkerste en leukste stukje van allemaal? Door deze ingreep onder de noemer ‘traditie’, ‘cultuur’ of ‘God’ wordt de pijp-beleving van een hoop dames flink verpest. Vrouwen zijn zo niet alleen de dupe van vrouwenbesnijdenis, maar ook van mannenbesnijdenis.

Michael Schaap (zelf besneden) maakte voor ‘Het Geluk van Nederland’ de reportage ‘Mama, waarom ben ik besneden?’ Zondag te zien op Nederland 3, 23.10 -23.45. http://geluk.vpro.nl

49

LUNA EN DE MAGNETRON

“Liefje”, vraag ik zoetgevooisd, “mag ik een magnetron?” Partner P. slaapt nog half en dat is altijd het juiste moment om toe te slaan. “Mmmmm?”, mompelt hij. “Of ik een magnetron mag”, fluister ik. “Mmmm”, mompelt hij. “Het lijkt me zo leuk schatje”, zeg ik, “als ik dan iets in de magnetron stop en dat-ie dan ‘pieng’ doet. En jij hebt er natuurlijk ook plezier van uiteindelijk. Ga je er eentje voor me halen?” “Pieng”, zegt P. slaperig. Na mijn toch enigszins teleurstellende aanschaf van de broodbakmachine had ik een nieuwe kick nodig. Ik wilde een nieuw gadget, een nieuw huishoudelijk apparaat, een nieuw ding met knopjes. En een magnetron was het enige apparaat dat ik nog niet had. Want eigenlijk wou ik nooit aan een magnetron beginnen. Ik vond een magnetron stom. Wat heb je aan een magnetron als je een prachtige oven hebt? Maar na een bapao-avontuur, waarbij ik ontzettend trek had in een bapao en aan niets anders meer kon denken dan een bapao, een avontuur waarbij ik een stoommandje aanschafte tezamen met een paar bapao’s en die bapao’s met behulp van dat stoommandje 10 minuten stoomde en er na 2 happen achterkwam dat de bapao-kern nog bevroren was. Na zo’n avontuur ga je toch anders over de magnetron denken. Die stoomt zo’n bapao in 40 seconden. Een magnetron was dus onvermijdelijk. En partner P. begreep dat volkomen. Want, al sliep hij nog half, hij had mijn smeekbede wél onthouden en kwam een dag later met een magnetron op z’n bagagedrager aangefietst. Heerlijk, een man die weet hoe hij je gelukkig kan maken. Een man die je wereld vergroot! Een man die je geeft wat je verdient! Een man die ervoor heeft gezorgd dat ik nu ieder moment van de dag kan genieten van bapao’s, magnetron-popcorn, magnetron-friet, magnetron-frikadellen en stoommaaltijden van de Albert Heijn. Pieng!!!

29

PARTNER P. BEDANKT!

“Schatje, we moeten nu echt gaan”, zegt P. met de sleutels al in z’n hand. “Ik wil niet! Ik wil niet!”, brul ik terwijl ik met mijn jas al aan op de bank zit. “Ik wil naar André kijken! Nog 5 minuutjes. Ik zit er helemaal in! Dit is misschien wel de mooiste televisie van het hele jaar!” “De videorecorder draait”, zegt P., “dus als we van het Saybia-concert terugkomen dan kijken we daarna meteen naar het afscheidsconcert van André Hazes.” “Weet je zeker dat er nog genoeg ruimte op de band zit?”, vraag ik. “Dat ik niet straks de laatste 5 minuten mis, want dan maak ik je af.” Hij wist het zeker. Echt. Maar ik had beter moeten weten! Op mezelf moeten vertrouwen en niet op partner P. als het op technische apparaten met knopjes aankomt! Ik had zélf de video moeten instellen, zélf moeten checken en dubbelchecken om er op die manier 100% zeker van te zijn dat ik deze historische televisieavond niet zou missen. Maar mijn partner P., de ongelooflijke a-technische lul, heeft een zwart scherm opgenomen! Een zwart scherm! Niks geen André op de middenstip, niks geen huilende getatoeëerde mannen, niks geen zoontje van André met een speech. Toen ik thuiskwam van het Saybia-concert staarde ik naar een zwart scherm! Pikzwart. Verdomme! Partner P. was een kabeltje vergeten! Een kabeltje vergeten! “Sorry, schatje”, zei hij. Vrouwen staan erom bekend dat ze nooit iets vergeten. Dat ze er bij de meest simpele ruzies nog gebeurtenissen van 10 jaar geleden bijhalen: ‘En toen, op 13 maart 1996, toen zou je voor mij een pakje blauwe Sportlife halen, maar toen nam je een groene mee, jij ongelooflijke klootzak. Je denkt ook nooit aan mij.’ Deze video-misser van partner P., deze werkelijk onvergeeflijke video-misser, die zal hij z’n leven lang horen. Bij iedere woordenwisseling ga ik dit weer oprakelen. Toen! Toen! Toen jij voor mij het afscheidsconcert van André Hazes zou opnemen! Toen! Toen liet jij mij achter met een pikzwart scherm! Lul!

p.s. Gelukkig is het hele afscheidsconcert online te zien op www.voorallefans.nl. Maar dat hoeft partner P. niet te weten. Dat vertel ik hem pas als hij me ten huwelijk vraagt.

33

LUNA VOELT ZICH EEN BEETJE GELIEFD

Ik sta in het postkantoor met nummertje 542 in m’n handen. Nog 23 wachtenden voor me. Zucht. “Ik zeg je, het was gewoon een goede man”, hoor ik in plat Amsterdams. Een vrouw in een rood trainingsjack staat een paar meter van me vandaan en praat nogal luidruchtig. Ze heeft het tegen een andere vrouw die begrijpend knikt. “En weet je, als iemand ‘m op vrijdag de dertiende geboekt had, dan kwam-ie mooi niet opdagen”, gaat de trainingjack-vrouw verder, “zo was-ie gewoon.” “Een man van principes”, valt de andere vrouw haar bij. “Ja, maar hij was wel een alcoholist hè? Laten we wel wezen. Ik hou ook van een pilsje op z’n tijd hoor, begrijp me niet verkeerd, maar hij stond ermee op en hij ging ermee naar bed. Maar het was een goede man. Ja, voor de Heer is iedereen een nummer hoor, die ziet geen verschil. Weet je wat z’n laatste woorden waren?” De trainingsjack-vrouw geeft de andere vrouw geen tijd om te antwoorden. “’Als ik dood ben, dan moeten jullie niet treuren’, dat zei-ie. ‘Dan moeten jullie gewoon feest vieren.’ Mooi hè? Nou, maar wij gaan d’r naartoe hoor. Vanavond. Ik had eigenlijk avonddienst, maar ik heb geruild. Nee, dit wil ik niet missen.” Nummer 542 is aan de beurt en ik loop weg van de vrouwen. Als ik 10 minuten later bij een kraampje op het Waterlooplein liefde op het eerste gezicht ervaar tussen een knalrode jas en mij gaat het gesprek gewoon weer verder. Maar dan tussen de verkoper van het kraampje en een andere man. “Ja, en dan staat-ie vanavond opgebaard in de Arena. Nou, dan weet je het wel. Dat wordt janken met z’n allen. Wat jij?” De verkoper kijkt ineens mijn kant op. “Eh, ja, ik kan er helemaal niet tegen”, zeg ik. “Ik jank een potje mee vanavond bij de tv. Maar wat kost deze jas?” “Die? Voor jou € 65,-“, zegt de verkoper. Ik pas de jas en hij zit als gegoten. “Voor € 55,- neem ik ‘m mee”, zeg ik. “Vooruit dan”, zegt de verkoper, “omdat André het zo gewild zou hebben.”

6

LUNA EN DE VRIJMIBO

Na 2 flessen rode wijn tijdens een mini-vrijmibo leek het vriendin L. en mij zeer belangrijk om wat te eten tussendoor. Wij vertrokken vol goede moed en lekkere trek richting Japanner, maar op de Nieuwmarkt begon het keihard te gieten. “Ik laat me niet zeiknat regenen hoor, dan gaat m’n haar naar de klote”, zei vriendin L. En ineens stonden we in de deuropening van café De Vriendschap. Om de bar stonden zo’n 10 barkrukken met daarop zo’n 10 stamgasten. Alle ogen waren op ons gericht en ze keken ons stomverbaasd aan. Wat doen die wijven hier, dachten de stamgasten simultaan. We kregen de rot-op-dit-is-ons-café-en-dit-is-onze-vrijdagmiddagborrel-blik. Maar daar trokken vriendin L. en ik ons niets van aan. Wij werden als een magneet naar een pluizerig wit hondje getrokken. “Ah, wat een liefje”, zongen wij in koor en aaiden het witte hondje aan alle kanten. De eigenaar van het hondje, een 50-er met woest haar en een baard van een week ontdooide meteen. We kwamen dan wel de rust in zijn café verstoren, maar vrouwen die van z’n hondje hielden, van die vrouwen hield hij ook. “Ze heet Rocka”, zei de stamgast. En met die openingszin werden we vrienden voor de hele vrijdag. Vriendin L. en ik gingen aan een tafeltje zitten en de stamgast en Rocka kwamen er gezellig bij. Even later schoof er nog een stamgast aan ons tafeltje en toen was het feest compleet. “Je hebt echt de schattigste tietjes die ik ooit heb gezien”, zei de stamgast na een paar kwartier en een paar rode wijn. “Het woord ‘tietjes’ is wel heel erg jaren-70 hoor”, zei ik. Dat was hij niet met me eens. Maar wij lulden sowieso volkomen langs elkaar heen. De stamgasten en wij hadden een top-vrijmibo. En Rocka lag met haar witte pluisharen op mijn zwarte jas te slapen. Vriendin L. en ik vergaten die avond te eten.

10