web analytics

NAVELPIERCING

Ik vroeg me al tijden af wanneer ik te oud zou worden voor die navelpiercing, maar hij is er afgelopen nacht spontaan uitgevallen. Net als een melktand.

20

LUNA INHALEERT EN EXHALEERT

En ineens wist ik het. Ik moet weer gaan roken. Ik heb 10 maanden niet gerookt en ik heb me constant opgefokt gevoeld. Niet thuis. Niet op m’n plaats. Niet mijn draai gevonden. Vooral geen rust gevonden. Mezelf geen rust gegund. Hoe nep die 5 minuten rookpauze ook zijn, hoeveel opgefokter je uiteindelijk wordt van wél een sigaretje roken, het kan me niet meer boeien. Ik weet dat een sigaret een nep-rustig-gevoel geeft. Dat het niet goed is voor mijn lichaam. Dat ik eerder doodga. Dat het vies is. Dat het slecht is. Fuck dat. Fuck dat allemaal. Ik ga een pakje sigaretten halen. Dat dacht ik een kwartier geleden. Ik woon naast een sigarettenboer. “Een pakje gauiloses rood alsjeblieft”, zei ik. En ik genoot ervan. Ik genoot van het uitspreken van het woord ‘gauloises’. Alsof ik op vakantie was in Frankrijk. Een melancholisch gevoel kwam over me toen ik het pakje in m’n handen had. Het plastic was geil. Een jaaaaa-ik-ga-lekker-iets-heel-stouts-doen-gevoel. Ik ga lekker weer een sigaretje roken en ik heb er zin in. Ik scheurde het plastic van het pakje, rook het tabak en kwijlde van de gedachte dat binnen enkele seconden een sigaret op zou steken. Het moest een mooi moment zijn. Eentje die ik zou herinneren. Ik ging op het kookeiland zitten. Asbak ernaast. Ik keek door het raam en 20 meter voor mij lag 1 van de drukste straten van Amsterdam. Fuck, wat een huis hebben P. en ik, dacht ik en nam mijn eerste trekje. En hij was smerig, en het trekje daarna ook. En eigenlijk de hele sigaret. Maar, fuck, eigenlijk was-ie fantastisch. Hij was lekker. Ik had ‘m nodig. Ik heb het goed. P. en ik hebben het samen goed. Het leven is mooi. Maar of ik hierna nog een sigaret neem valt te bezien.

88

LUNA’S NIEUWE TRAP

De nieuwe trap wordt niet alleen heel mooi. Nee, deze trap wordt sexy. Heel sexy! Gratis daarbij krijg ik trapbouwer B. en trapbouwer P. die de komende 2 weken met veel enthousiasme hun ding komen doen. Ook heel sexy trouwens; mannen die ergens verstand van hebben.

3

1 MINUUT UIT LUNA’S BREIN

Koffie, koffie, ik moet koffie. Ik moet de katten voeren. Tellen. 1, 2, 3, 4. Check. Vanavond komt nummer 5. Koffie. Boodschappen doen. Goedkoop, niet naar de Albert Heijn. Slechte huisvrouw. Kattenbakken nog verschonen. Schrijven voor FOXY. Straks. Snel. Fiets. Fietspomp kopen. Trap wordt mooi, heel mooi. Bruce Lee is leuk. Hij is toch niet ziek? Dikke buik, te veel gegeten. Aaien. Vrijdag naar dierenarts. Inenten. Brief schrijven. Sturen. Postzegels kopen. Vanavond berging inruimen. Rotzooi. Ik word gek. Ik heb het te druk. Mamma bellen. Ongesteld. Tampons kopen. Pilstrip is op. Apotheek. Dokter bellen. Kan ook volgende week. Ik wil rust. Laat me met rust. Kut telefoon. Niet opnemen. Negeren, dan gaat het vanzelf over. Ga weg! Ga weg! Jeuk. Muggenbulten. Negeren. Jeuk moet je ook negeren, dan gaat het vanzelf over. Krabben. Lekker! Lekker! Krabben. Vanavond een stacker erin en dan doorwerken. Drugs. Stofzuigen. Met 4 katten moet je veel stofzuigen. Ik wil een boerderij met geiten en nog meer katten. Eieren rapen ’s ochtends. Laat me met rust! Postbode. Geen post. Kut. Mamma foto van Bruce Lee sturen. In dagboek schrijven. Foto’s uitprinten. Log schrijven. Niet te veel nadenken. Komt P. vanavond thuis eten? Bellen. Knippen en plakken. Telefoons uit. Muziekje aan. Schrijven voor FOXY, moet schrijven. Moet af. Drukdrukdruk. Moet koffie. Wil niks. Wil helemaal niks. Wil liggen. Liggen op bed. De hele dag. Jeuk. Krabben. Katten aaien. Dit huis komt nooit meer af. Verkopen. Later verkopen. Eerst die trap af. Honger. Soep maken. Koffie, koffie. Neem maar een wijntje. Daar word je rustig van.

17

“WAT?”

“Do you have 20 cents for me?”, vraagt een smoezelige dame naast me. Voor me is de caissière net bezig mijn pak melk langs de scanner te halen. “Wat?”, vraag ik een beetje pissig. Of ik geld voor haar had, want ze wilde graag een ‘candybar’ kopen. Ondertussen zette de smoezelige dame een beugelfles Grolsch op de lopende band. Het was 9.30. Zucht. Meteen beslis ik om met m’n pinpas te betalen. Zeggen dat ik geen 20 cent heb, terwijl ik een briefje van 50 euro aan de caissière overhandig staat ook zo lullig. Ik pak m’n portemonnee en hoor het kleingeld rinkelen. Ik voel me ongemakkelijk en de vrouw vraagt nog een keer om 20 cent. “Je ziet toch dat ik bezig ben?”, zeg ik nog steeds pissig. “En als je zo graag chocolade wilt, dan zet je dat bier toch gewoon terug?” Ze verstaat me niet, maar ze begrijpt me wel, want ze vraagt nergens meer om. Het liefst had ik nog veel meer willen zeggen, want ik wind me er vreselijk over op. Prima dat ze verslaafd is aan alcohol, maar val mij er niet mee lastig. Zucht. Al die daklozen, verslaafden, sloebers en junks zijn natuurlijk hartstikke zielig en hebben vast ook allemaal een hele goede reden waarom ze zijn zoals ze zijn, maar niets praat goed dat ze mij sinds de euroflatie op de meest genante momenten om geld komen vragen. Ik noem de rij bij de kassa, de rij bij de pinautomaat, als ik daadwerkelijk stá te pinnen, in de tram, in de trein of als ik gewoon op een terrasje een witbiertje drink. Bij de uitgang van de supermarkt koop ik de daklozenkrant van een jongen die me daarna vriendelijk een prettige dag wenst.

83

ENTER THE DRAGON

“Ze hebben weer kleine poesjes bij de dierenwinkel”, zei vriendin D. vanmorgen toen ze een kier tussen de deur en de muur aan het kitten was. “Dat moet je niet vertellen”, zei ik. “Ze hebben een zwarte”, zei ze. Ik heb altijd al een zwarte gewild. Een pikzwarte. Dagelijks een zwarte kat tegenkomen moet zoveel ongeluk brengen dat het uiteindelijk weer geluk brengt. Als je bijgelovig bent dan. “Echt?”, vroeg ik. Hij zat er echt. Bellen met de dierenwinkel. “Zit die zwarte er nog?” Die zat er nog. “Is het wel een mannetje?” Het was een mannetje. “Dan kom ik er nu aan.” Een ongeïnteresseerde dierenwinkelman pakte het katje uit de etalage. Ik vond de dierenwinkelman niet leuk en ik vond het katje niet leuk. Het katje deed niks en hij zag eruit als een Chinees. “Hij beweegt niet”, zei ik tegen de dierenwinkelman. “En hij lijkt op E.T.” “Dat kan gebeuren”, zei de dierenwinkelman. “Ik hoef ‘m niet”, zei ik en verliet de winkel om vervolgens een half uur buiten naar het katje in de etalage te staren. Om te kijken hoe hij speelde met de andere katjes. Ik werd verliefd in 30 minuten. “Ik wil ‘m toch”, zei ik even later tegen de ongeïnteresseerde dierenwinkelman en zette mijn meegenomen kattenmand op de toonbank. Even later zat het beestje thuis een uur in m’n T-shirt met z’n kopje naar buiten. Te spinnen. “Ooooooh, wat is-ie lief”, zeiden partner P. en vriendin D. eenstemmig. En hij is écht lief. Al de hele avond. Stoer rondlopen, op de bank, achter John Digweed aanrennen, John Digweed achter hem aanrennen, aan Skinner snuffelen en nog maar weer een rondje door het huis.”Oooh, wat is-ie lief”, roep ik de hele tijd. En we noemen ‘m Bruce Lee.

29