LUNA HERVINDT ZICHZELF
Wanneer de ergste fliptrip voorbij lijkt te zijn vraagt vriend F. of hij zijn vrouw T. even moet halen. “Ja, doe maar ja, ja, T. is lief”, zeg ik en even later verlaat vriend F. de trailer en laat mij alleen achter. Helemaal alleen! Ik zit hier weer helemaal alleen! Straks komen ze niet terug. Straks vergeet F. om T. te halen. Nee! Nee! Alle negatieve gedachten komen in 1 keer weer terug. Ik zit hier in m’n uppie en m’n hart gaat veel te snel en straks komen die kalkoenen naar binnen. Oh, paniek! Oh, paniek! “Gaat-ie lekker mopje”, vraagt vriendin T. terwijl ze naast me op het bed komt zitten. “Nou, ik heb me wel eens beter gevoeld”, zeg ik, “dit is niet echt tof.” “Zal ik even een kopje thee voor je zetten?”, vraagt ze. Dat is wel lekker inderdaad. Ja, lekker, thee. “Moet de dokter even komen kijken?”, hoor ik dr. G. ineens roepen terwijl hij met z’n hoofd om het hoekje van de deur komt piepen. Oh, nee. Oh, nee. Niet dr. G.! Niet nu. Die is er nog veel erger aan toe dan ik qua trip, alleen kan hij zich er volledig aan overgeven. Oh, nee. “Wat is er aan de hand?’, vraagt dr. G. terwijl hij naast me ploft op het bed. “Ik zit in een hele foute trip G.”, zeg ik, “en m’n hart gaat heel snel en ik denk dat ik dood ga. Dat.” “Laat de dokter maar even voelen”, zegt hij terwijl hij z’n vingers op m’n pols legt. We kijken elkaar een paar seconden wazig aan. “Ik weet heus wel wat ik doe hoor”, zegt hij. En dat is dan ook meteen het laatste wat hij zegt, want een minuut later valt hij met z’n hoofd op z’n borst, maar met nog steeds z’n vingers aan m’n pols. “Is-ie nou in slaap gevallen?”, vraagt vriendin T. terwijl ze de thee aan het regelen is. Ik geef ‘m een por. “Ik zit ‘m hier te flippen en jij valt gewoon in slaap!”, zeg ik verontwaardigd. “Als dokter moet je te allen tijde rust uitstralen,”, zegt hij. “Gaat het weer een beetje met je?” “Ja, ik ben er bijna uit”, zeg ik. “Wat een trip was dat zeg. Maar is die andere space-brownie nog over?” “Ja, volgens mij wel”, zegt dr. G. rustig. “Nou, doe mij dan nog maar een stukje”, antwoord ik.
LUNA EN HET ZELFHULPGROEPJE
“Ehm, kan iemand mij even helpen om weer in het hier en nu te komen?”, vraag ik aan mijn 7 vrienden die gebiologeerd naar het beamer-scherm staren met daarop ‘Bladerunner’ geprojecteerd. Oh, nog meer paniek. Want als ik zeg dat ik hulp nodig heb, dan gaat het eigenlijk pas echt niet goed met me. Ik vraag nooit om hulp, want het gaat altijd goed. Oh, help! Maar er zitten daar 5 gediplomeerd verpleegkundigen, waaronder zelfs 1 gediplomeerd psychiatrisch verpleegkundig met grote ogen naar een scherm te staren. Iemand kan mij nu vast wel even helpen? Die weten vast wel wat ze doen? Oh, God. Er gebeurt weinig. “Het gaat niet goed met me hoor”, zeg ik, “echt niet.” En daarbij zit er ook nog eens een echte dokter naast, die in Kameroen honderden zielige Afrikaantjes met pus en ontstekingen en enge toestanden heeft geopereerd. En die dokter, die heeft die space-brownie gebakken, dus die zal wel weten wat ik nu moet slikken zodat het allemaal minder wordt! Kan iemand nu even opstaan en me komen helpen? Een voor mijn gevoel paar uur later zie ik iemand uit het donker opstaan. Oh, God. Wie sturen ze met z’n allen met mij mee om mij uit mijn bad trip te halen? Niks geen dokter. Niks geen verpleegkundige. Oh, god. Oh, nee! Oh, nee! Ze sturen vriend F.; de enige die zelf ook al jaren voor psychisch patiënt door kan gaan. “Schatje, het komt allemaal goed”, zegt vriend F. rustig en hij pakt m’n hand vast. Nee, niet m’n hand vastpakken, want dan flip ik ‘m helemaal. Oh, nee, ja, doe toch maar wel, oh, ja, dat is toch wel fijn. Even aarden. Oh, ja. Lekker. Adem in. “Het is nog niks vergeleken bij die ene keer dat ik in m’n eentje thuis zat en een bad trip had”, vertelt hij. Oh, God, dus het kan nog erger? Oh, God. Maar wat is erg? Hoe weet hij nou dat dit erger is dan dat van hem? Oh, God, ik wil dit niet. Ik wil weer normaal. “Het gaat vanzelf over schatje”, zegt hij. “Ja, dat mag ik verdomme wel hopen, ja, want ik vind er geen reet aan zo”, zeg ik. Oh, gelukkig, ik kan nog wel een adrem grapje maken. Dus ik ben mezelf niet helemaal kwijt. “Dit moet stoppen nu hoor F.”, zeg ik terwijl mijn hele lichaam begint te trillen, “ik word nu nog banger.” “Schatje, het komt allemaal goed, geloof me maar”, zegt F. zachtjes.
Hierna: LUNA HERVINDT ZICHZELF
CATALOGUS VAN VROUWEN
Ton Zijp is naar mijn mening 1 van de meest ondergewaardeerde webloggers van Nederland! En laat die Ton nou net met een briljant idee zijn gekomen: link-sponsoren! Niks geen ‘ik link jou, dus jij moet mij linken’! Nee! Luna heeft een tekst van Ton gesponsord! Ton is namelijk bezig met een ‘moderne catalogus van vrouwen’… iets wat ze vroeger bij de Grieken een ehoiai noemden. Luna sponsort de letter ‘E’, maar alle letters zijn tot nu toe zeer de moeite waard om te lezen!
LUNA FLIPT M VOLLEDIG DE PAN UIT
Okay. Even liggen dan gewoon. Ogen dicht, dan gaat het vanzelf voorbij. Maar wat als het nou niet voorbij gaat? Nee, dat kan niet. Want dit spul gaat vanzelf een keer m’n lichaam uit. Wat is dat voor geluid? Oh, God. Er lopen hier natuurlijk kalkoenen rond. Oh, God. En die deur staat open. Straks komen die kalkoenen binnen. Misschien toch maar even m’n ogen open? Maar wat zijn dat voor lichtjes? Oh, God, die tripods van de ‘War of the Worlds’ die komen eraan. Nee, dat was een film. Maar wat als die H.G. Wells nou toch gelijk had? Dan zou ik hier ter plekke dood kunnen gaan bijvoorbeeld. En dan zou niemand me vinden en dan zou m’n lijk hier verrotten in die trailer. Nee, dat kan niet. Het ligt gewoon aan die space-brownie. Gewoon drugs. Heb ik normaal ook geen moeite mee. Ik moet aan leuke dingen denken. Poesjes. Maar misschien gaat m’n hart wel veel te snel. Misschien kom ik hier wel nooit meer uit. Poesjes. Ja, maar misschien blijf ik altijd wel zo als dit? Oh nee! Oh nee, hoor, dat wil ik niet. Dit is niet leuk. Nee, ik wil iets anders. Poesjes. Poesjes. Wat zal ik eens gaan doen? Zitten? Nee, niet zitten, dat is veel te actief. Ik moet liggen. Oh, nee, dat is ook niks. Oh, wat hoor ik nu weer. Wat is dat? Zouden m’n vrienden er allemaal nog wel zijn? Straks zijn ze weggegaan zonder mij? Nee, dat zouden ze niet doen toch? Oh, God, wat gaat m’n hart snel. Straks stopt het ineens. Misschien moet ik wat water drinken? Nee, drinken is niet goed, straks ga ik kotsen. Maar misschien kots ik die space-brownie er weer uit dan? Oh, God, ik ga dood. Ik weet het nu zeker. Ik krijg geen grip meer op m’n gedachten. Ik ben mezelf kwijt. M’n hele kern, die ik nooit eerder kwijt was, ongeacht welke drugs dan ook, die ben ik nu helemaal verloren. Oh, God. Oh, God. Ik ga dood. En ik kan hier nu in m’n eentje blijven liggen in die trailer. Dat zou een optie zijn. Maar ik denk dat het beter is om nu naar buiten te gaan om er even iemand bij te halen. Dat ik niet alleen sterf. Niets zo erg als alleen sterven. En met de laatste nog goed-werkende hersencellen hees ik mijzelf de trailer uit.
Hierna: LUNA EN HET ZELFHULPGROEPJE
LUNA AT MISSCHIEN IETS TEVEEL SPACE-BROWNIE
Vorig jaar was de space-brownie die ik tijdens het feestweekend in Weesp at zeer goed gevallen en bevallen. Dus toen dr. G. meldde dat hij voor het afgelopen feestweekend in Weesp zelfs 2 space-brownies had gebakken kon iedereen zijn geluk niet op. “Hoeveel heb je er dit keer in gedaan?”, vroeg ik. “Zo’n 8 gram per brownie”, zei hij, “want die van vorig jaar, die was iets te licht.” “Oh, lekker”, zei ik. “Ja, en hij heeft ook nog de THC-boter die hij over had van vorig jaar in de toplaag met chocolade verwerkt”, zei vriendin I. triomfantelijk. “Oh”, zei ik enthousiast, “laat maar lekker doorkomen!” En dat deed dr. G. dan ook. Rond een uur of 22.00 verdeelde hij 1 van de space-brownies in 8 gelijke stukken en ik kreeg een eerlijk deel in m’n handen gedrukt. “Is dit niet teveel?”, vroeg ik, maar toen ik in het donker om me heen keek zag ik dat al mijn vriendjes hun stukken al naar binnen hadden gewerkt. Ik besloot toch het zekere voor het onzekere te nemen en eerst de helft te eten. En toen ik na een half uurtje nog niks dacht te voelen, nam ik de andere helft. En nog geen 5 minuten later werd het leuk!! Joh! Lachen! Wij zaten buiten in de tuin en keken met z’n 8-en naar een groot wit laken met daarop ‘War of the Worlds’ geprojecteerd. Die film bleek op intellectueel niveau iets te moeilijk voor ons, maar humor had-ie wel! En die Tom Cruise! Lachen! Lachen! Wij lachten de hele film aan 1 stuk. En toen de film afgelopen was werd er een nieuwe film in de dvd-speler gedaan. Gezellig! En vast nog meer lachen! Ik voelde m’n lichaam volledig wegzinken in de schommelstoel en toen ik om me heen keek leek de hele tuin weggezogen te worden in het beamer-scherm. Nee, dat was even helemaal niet lekker. Oh nee, oh nee, zitten in die schommelstoel, dat hielp al helemaal niet mee aan een stabiele toestand. Oh nee, niet die film. Niet ‘Bladerunner’. Oh, 2019. Dat is wel grappig. Lachen. Dat hebben die makers toch volledig fout gehad met die voorspellingen over replicants. Of toch niet? Ik keek om me heen en iedereen zat er nog. Of toch niet? Of toch wel? Nu niet. Nu wel. Nu niet. Nu weer wel. Oh, jesus, wat moeilijk allemaal. “Ik ga even binnen in de trailer liggen hoor”, zei ik. En stond op en liep de tuin uit.
Hierna: LUNA FLIPT ‘M VOLLEDIG DE PAN UIT
LEKKER JA!
Zelfs na meer dan 6,5 jaar webloggen kan ik me af en toe nog schuldig voelen dat ik geen nieuw stukje plaats elke dag. Dat er dan misschien lezers zijn die denken; goh, misschien ligt die Luna wel hartstikke dood achter haar computer. Niet dus. Hij gaat juist heel lekker. Ja, lekker. Lekker dat het zo lekker gaat!
LUNA IN DE COSMO
Ik geloof niet dat het ooit went om jezelf terug in een tijdschrift te zien! Deze maand sta ik ook nog eens in de Cosmopolitan. En dan niet met de PloesiePoesies, nee, gewoon als Luna zoals Luna ooit begonnen is: als schrijfster over seks. Cosmopolitan vroeg 4 vrouwen met ‘verstand van zaken’ naar de must-haves en must-do’s op seksgebied.
LEUKER KUNNEN WE HET DUS WEL MAKEN
De voordeurbel gaat terwijl ik beneden aan het werk ben. “Hallo”, zeg ik door de intercom. “Hallo, De Belastingdienst, we zouden graag even bij u binnenkomen.” Meteen van standje-relax naar standje-paniek! De Belastingdienst! De Belastingdienst voor de deur! Volgens mij ben ik juist eindelijk voor het eerst in m’n leven helemaal op orde, maar je weet het maar nooit, misschien komen ze alles wat ik de voorgaande jaren heb gedaan wel minutieus controleren. En daar zullen vast wel wat foutjes in te vinden zijn. Paniek! En wanneer ik de voordeur opendoe sta ik ineens oog in oog met 2 mannen van 2-meter-plus. Groot, breed en kaal. Nog meer paniek. “Ooh, ik heb zo’n hekel aan De Belastingdienst”, jammer ik tegen de mannen terwijl ik ze een hand geef. “Maar je geeft ons nog wel een hand?”, vraagt de ene kale. “Nog net”, zeg ik en laat ze binnen in de woonkamer. “Heb je wat te verbergen dan?”, vraagt de andere kale in onvervalst Amsterdams. “Nee, ik dacht het niet, maar ik ben net voor mezelf begonnen en ik heb nogal een hekel aan de administratie”, vertel ik. “We komen voor die-en-die B.V.”, zegt de ene kale. Ik begin te lachen: “Nee, daar ben ik niet van, die is van mijn partner.” “En daar werkt u niet?”, vraagt de andere kale. “Nee, ik heb m’n eigen bedrijf”, vertel ik. “Geen B.V.?”, vraagt de ene kale. “Nee, een eenmanszaak”, zeg ik, “ik ben kunstenaar en ik maak poesjes.” Ondertussen laat ik de kale mannen wat PloesiePoesies zien en het ijs is gebroken. Het zijn dan wel grote, kale en intimiderende mannen, maar ze blijken zelf ook katten te hebben. En kattenmensen zijn gek op andere kattenmensen. Ondertussen vragen ze nog wat over het bedrijf van partner P., wat hij doet, waar hij werkt en wat z’n 06-nummer is. Niks aan de hand uiteindelijk. “Hij heeft bijvoorbeeld die commercial van RVS gemaakt, die met die parapluutjes”, vertel ik. “Dat vind ik toch zo’n mooie reclame en zo’n mooi nummer”, zegt de andere kale. "Als je zoekt op ‘Come Wander With Me’ op internet, dan heb je ‘m zo gevonden", zeg ik. “Dankjewel”, zegt hij. “Nee joh, jullie bedankt dat jullie niet voor mij kwamen”, lach ik. Als ze weer weg zijn bel ik partner P.: “Je raadt nooit wie er voor de deur stonden.”
LUNA LOVES AMSTERDAMSE PAALTJES
Op een moment in mijn leven heb ik gedacht: wat zou het fantastisch zijn in Amsterdam te wonen, in een huis of appartement, met Amsterdamse paaltjes voor de deur. Want die Amsterdamse paaltjes, die staan alleen in Amsterdam-centrum, en wonen in Amsterdam-centrum dat was en is het helemaal voor mij. En elke keer, ongeacht het verkeer, ongeacht de toeristen, ongeacht het weer, elke keer als ik nu over de grachten fiets of loop, dan weet ik 1 ding zeker: ik hou van Amsterdam. Ik ben verliefd op Amsterdam. Ik wil hier nooit meer weg. De hele wereld kan me in de weg lopen, ik kan ’s nachts wakker worden van de junks voor de deur, mijn portemonnee is al 7 keer gestolen, mijn fiets al 29 keer, maar 1 ding staat altijd vast: geef mij maar Amsterdam. Ik hou van het Ij, omdat het mij de eerste jaren dat ik hier studeerde van de stad naar Noord bracht. Ik hou van de grachten. Ik hou van het Vondelpark. Van het Leidseplein. En kan mij het schelen, ook van het Rembrandtplein. Ik hou van elke Koninginnedag die in Amsterdam gevierd wordt. Ik hou van de coffeeshops, van de smartshops, van alle kroegen, alle clubs. Ik hou van de vrijheid die hier hoogtij viert. Ik hou van het midden in de nacht nog een fles wijn kunnen scoren in het hotel op de hoek. Ik hou van de prachtige nieuwe Openbare Bibliotheek, van het NEMO, van het Scheepvaarthuis, van het Botel en van het lelijke, drijvende, Chinese restaurant met neonverlichte Boedhha, omdat deze gebouwen al 5 jaar lang mijn uitzicht bepalen. Een uitzicht waar ik nog steeds elke dag versteld van sta dat dat mijn uitzicht is. Ik hou van Amsterdam, omdat deze stad mijn herinneringen draagt. Omdat het mijn stad is. En aan het einde van elke dag ben ik dankbaar dat ik in dit Amsterdamse huis mag wonen. Mijn huis. Dat ik hier mag leven. Mag slapen. Dat ik naast de allerliefste man van de wereld mag liggen. Dat er ergens in dit huis 3 prachtige katers en een poes in mandjes, op kleedjes of op kussens liggen. Dat ergens in deze stad al mijn lieve vrienden liggen te slapen. En aan het einde van de dag ben ik dankbaar dat er voor mijn woning 7 Amsterdamse paaltjes staan.
LUNA IS EEN COVERMODEL
Welk meisje en welke vrouw droomt er stiekem niet van om eens een keer op de voorpagina van een tijdschrift te staan? Ik wel in ieder geval. En het is me gelukt! Ik heb het dan wel niet te danken aan mijn schitterende verschijning, maar aan die van de PloesiePoesies, maar dat mag de pret niet drukken. Ik vind het helemaal geweldig! De PloesiePoesies staan deze maand in ‘Kattenmanieren’ hét blad voor de kattenliefhebber, en welke weblogger is dat nou niet! En dan niet met een lullig klein stukje, nee, met een 4 pagina’s tellend artikel! Ik zeg: "Woehoe!"