web analytics

TUSSEN HOOP EN REALITEIT STAAN SNOEREN IN DE WEG

Hoop is iets passiefs.
Je zit en wacht en hoopt.
Hoop vertraagt.

Ik doe heel erg m’n best om nergens op te hopen en elke dag te nemen zoals hij komt. Elke dag weer opstaan en dan die eerste 5 seconden dat je wakker bent je nog niet realiseren wat er eigenlijk allemaal aan de hand is. Ontwaken in een wereld waarin mijn moeder niet op de Intensive Care ligt. Zorgeloos. Die eerste 5 seconden van de dag mogen de rest van mijn leven duren. Maar de realiteit komt na die 5 seconden elke keer weer hard aan. Wakker in een vreemde wereld. Al is deze vreemde wereld de realiteit en is het allemaal niet anders. Het is zoals het is. Het komt zoals het komt. En wat moet dat moet. En ik hoef niet te hopen dat deze toestand ergens goed voor is, want ik wéét dat het ergens goed voor is. Iedereen de levensles die hij of zij verdient of nodig heeft. En dan daarna graag reïncarneren als een roodborstje.

Ik heb de afgelopen 2 weken stiekem toch gehoopt op een dag dat mamma uit zou kunnen leggen hoe zij haar ziekenhuisopname heeft ervaren, hoe zij het vond om aangekoppeld te liggen met allemaal snoeren en draden door haar neus en mond. Ik had ook al bedacht wat ze dan zou zeggen: “Het is zo’n akelig gevoel om aan de beademing te liggen.” ‘Akelig’ is een typisch woord wat m’n moeder vaak gebruikt. Gistermiddag lag m’n moeder wat te draaien en had het over haar katheter: “Dat is zo’n akelig gevoel.”

Mamma had trek in aardbeien met slagroom, zei ze ’s ochtends, dus die had ik in m’n tuintje geplukt. Ook zelf slagroom geklopt en haar die avond een bakje gevoerd. Je schrijft het zo makkelijk op; “Ik heb m’n moeder een bakje aardbeien gevoerd.” Ga er maar aanstaan.

Gisteren was een mooie dag.

Vanmorgen was mamma misselijk en had ze de kracht of zin niet om zelf een ijsje naar haar mond te brengen.
“Jij moet het doen”, zei ze moe.
“Dat wil ik wel mamma”, zei ik, “maar je moet het toch echt zelf doen. In beweging blijven, al is het alleen maar een stom ijsje naar je mond brengen. Je bent misselijk omdat je weer wat normale voeding in je maag hebt gekregen gisteren. Dit hoort er allemaal bij. Kom op, zelf doen.”

Ja, toen brak ik van binnen wel een beetje.

Ik hoop dat pappa over een jaar en liever nog over 10 jaar en het liefst nog elke dag tegen m’n moeder kan zeggen: “Vrouwke, wat bindegij toch een medisch wonder.”

6

ZATERDAG, 9 JUNI, 15.00

“Hé, mamma, hoe is het dan?”, vraag ik.
“Slecht”, zegt ze.
“Oh, nou, maar het feit dat jij ‘slecht’ kan zeggen, dat vind ik al een hele verbetering.”
“Ja, maar ik lig hier.”
“Ja, en dat is kut hè?”
“Van mij hoeft het allemaal niet.”

Mamma is in 1 week 3 keer geopereerd, met alle narcoses en medicamenten en snoeren en slangen die daarbij horen. Vandaag om 15.00 was het voor het eerst in een week dat ze écht aanspreekbaar was, want niet meer aan de beademing lag en niet volledig onder de opiaten zat. Vandaag was het dus voor het eerst dat ze echt realiseerde waar ze lag en wat er allemaal gebeurd is.

Dat komt hard aan.
Weer zo’n understatement.

“Ja, hallo! Weet je wat de afgelopen week gekost heeft? Aan doktoren en operaties en al die apparaten waar je aan gekoppeld zit? En ik zit al een week met pappa opgescheept, weet je hoe zwaar dat is voor mij?”, grap ik.
“Dan stuur je ‘m naar huis”, zegt ze.
“Ja, nee, mamma, zo heb je mij niet opgevoed. En je hebt me ook niet geleerd om je koppetje te laten hangen, dus dat ga je nu ook niet doen. Je hebt een week kei- en keihard gevochten, al heb je dat zelf niet in de gaten gehad, maar je kan het niet maken om nu het bijltje erbij neer te gooien, jij zou precies hetzelfde zeggen tegen mij. Er staan 20 generaties ijzersterke vrouwen boven jou en mij en ik snap dat het zwaar is dat je nu zo ligt en volledig afhankelijk bent, maar als ik je de foto’s laat zien van de afgelopen week, dan zie je er nu kiplekker uit. Echt waar. En je weet dat ik niet tegen je lieg.”
M’n moeder zucht en schudt met haar hoofd.
“En ik wil met alle liefde voor een euthanasieverklaring gaan zorgen, maar voordat je dat geregeld hebt ben je weken verder.”
“Dat weet ik.”
“En er is nog een kans en zo’n kans moet je pakken, dat zeg je ook altijd tegen mij, en de kans op herstel is groter als je er zelf ook voor vecht en je mag best chagrijnig zijn, je mag weken chagrijnig zijn als jij je daardoor beter voelt, scheld mij en pappa en het personeel hier maar verrot, maar zo ken ik jou niet. Zo ben je niet. En je hebt net appelsap op en thee en 2 perenijsjes en ik wil niet zeiken, maar dat is echt een verbetering. Je hangt al een week aan de sonde.”
“Ik wil nog wel meer.”

Even later drinkt m’n moeder nog een glas appelsap, een kopje thee en ze geeft aan zelfs wat trek te hebben in eten. Ze vertelt waar ze gemasseerd wil worden en of het harder of zachter moet. Ook slepen m’n vader en ik in een half uurtje meerdere washandjes van de kraan richting haar voorhoofd.

“Lekker”, zegt ze wanneer de koude druppels langs haar gezicht glijden.
“Dat dacht ik”, zeg ik.

12

IT AIN’T OVER TILL IT’S OVER

“Mamma, nu moet je even heel goed naar me luisteren”, zei ik vrijdagavond.
Haar blauwe ogen gaan open.
“We hebben de uitslag van het darmonderzoek binnen en het is kanker.”
Blauwe ogen.
“Maar… het is behandelbare kanker.”
Blauwe ogen.
“Dat wil dus zeggen dat als jij deze buikinfectie te boven komt en dat is een lange weg en een hele toestand, maar als je dit redt, dan is de kanker te behandelen.”
Ja.
“Snap je wat ik heb verteld?”
Ja.
“We moeten nog de uitslag van die nier afwachten, die komt waarschijnlijk dinsdag, maar voor nu is dit eigenlijk het beste nieuws wat we konden krijgen.”
Ja.
“Verder hebben ze vandaag weer die spons vervangen en alles in je buik gespoeld.”
Ja.
“En ze hebben een stoma geplaatst en daar moet je niet van schrikken, maar hierdoor kan alle energie die je nog in je lichaam hebt gaan naar het herstel van je buik. Als je van die buikinfectie afkomt, dan kunnen ze ook je darmen weer aan elkaar zetten, dat heeft de doktor me allemaal duidelijk uitgelegd en ik geloof ‘m en ik heb ook tegen hem gezegd dat jij en wij geen hele lange lijdensweg willen en anders stuur ik pappa op ‘m af en die schopt ‘m wel voor z’n kloten.”
Glimlach.
“Maar voor nu moet je nog vechten. En ik weet dat je pas nog tegen me fluisterde dat jij zelf niks deed en dat de machines alles deden, maar jij doet zelf heel veel. Snap je me nog?”
Ja.
“Dus er is nog een kans. Een kleine kans, maar er is een kans.”

J. had op 1 van de monitoren gezien dat de hartslag van m’n moeder tijdens dit gesprek van 74 naar 104 ging.

9

MAY THE FORCE BE WITH YOU

“Mamma”, zei ik gisteravond, “ik zou met alle liefde al die snoertjes en stekkertjes van je af trekken, dat weet je hè?”
Knikken van ‘ja’.
“En je weet ook dat we je echt niet onnodig laten lijden en dat ze dat hier op de Intensive Care ook niet zullen doen.”
Snapt ze.
“En J. en ik hebben hier nog goed met je over gepraat, toch?”
Ja.
“We moeten die uitslagen afwachten. Dat is iets wat moet. De doktoren kunnen pas beslissen dat het echt geen zin meer heeft om je te behandelen als ze dat daadwerkelijk op papier hebben hè?”
Ja.
“Het is kut. Ongelooflijk kut, maar het is niet anders.”
Nee.
“J. heeft net gepraat met de verpleging hier en ze geven je wat extra slaaptoestanden door al die slangetjes heen. Je moet hier nog minstens een nachtje liggen. Minstens. En dat kun je.”
Haar blauwe ogen staren me aan.
“Je kan dit mamma, je doet het al een week, je bent zo aan het vechten, ik ben zo trots op jou, je bent aan het bidden hè, blijf dat maar doen, je kan het, je moet zelfs, je moet die uitslagen afwachten, dat is het protocol, daar kunnen we helemaal niks aan doen.”
Blauwe ogen.
Mind over matter, mamma.”
Blauwe ogen.
“Heb je geen pijn meer nu?”
Nee.
“Dat is fijn. Meer kunnen we niet voor je doen op dit moment. Ik zou alles voor je willen doen en pappa ook en J. ook, maar dit is het nu.”

Die avond heb ik voor het eerst in de afgelopen 2 weken hartverscheurend zitten huilen, want m’n eigen moeder moed inpraten? Nooit gedacht dat ooit te moeten doen.

“Hé mamma, daar zijn we weer”, zei ik vanmorgen.
Blauwe ogen staren pappa, J. en mij aan.
“Beweeg je voetjes eens”, vraagt m’n vader.
Wiebel de wiebel.
“Hé, ben je er nog?”, vraag ik.
Ze geeft ons een knipoog.

Levenslust is een keuze.

15

WATCH AND LEARN, LEARN, LEARN

In de film ‘Contact’ zit Jodie Foster in een ruimteschip en alles om haar heen beweegt en ze weet niet waarheen en waarvoor, maar zij is er nog en weet met haar laatste kracht, energie, weet ik veel wat, nog te zeggen, fluisteren, als een mantra te herhalen: ‘I’m okay to go. I’m okay to go.”

In de film ‘Awakenings’ zakt Robert de Niro, na een tijd in staat te zijn geweest om normaal te communiceren, weer langzaam terug in zijn coma. Hij zit als een schuimpje in een stoel en dwingt zijn psychiater om op te schrijven en te registeren wat er met zijn lichaam gebeurt: “Learn, learn, learn!”

Ik kom nu al een week bij mamma op de Intensive Care en iedere keer kijk ik haar aan.
Ik zie haar lichaam langzaam de strijd verliezen.
Iedere keer gevraagd: “Lukt het nog mam, zit jij er nog in?”
Iedere keer knikte ze van ‘ja’.
Mijn moeder is een tijger. Een bloody fucking tijger.

Gisteravond stelde ik dezelfde vraag.
En met alle kracht die ze nog in zich heeft, want hoeveel kracht moet je hebben als je aan de beademing ligt en weet ik veel hoeveel medicamenten in je lichaam gepompt krijgt om je in leven te houden, met al die kracht keek ze me aan en schudde heel hard van ‘nee’. Ze was even daarvoor al bezig geweest om alle snoertjes en stekkertjes uit haar lijf te trekken, vertelde de verpleegkundige later.
“Heb je er geen zin meer in, mam?”
Nee.
“Heb je geen zin meer om te vechten?”
Nee.

“Doe het dan voor mij, schatje”, zegt m’n vader.
Smeekt m’n vader.
“Doe het dan voor ons.”
“Wij kunnen niet zonder jou.”
“Ik kan niet zonder jou.”
“Want jij bent mijn schatje.”

“Jij hebt deze week al voor ons gedaan hè, mam?”, zeg ik.
Ja.

Ze is er nog.
En mijn moeder zit er nog in.
Maar ze is totally okay to go.

10

LUNA BEKIJKT HET VAN DAG TOT DAG

“Heeft mamma nou iets op het raam geplakt?”, vroeg ik aan m’n vader toen we vorige week de triviale zaken op kwamen halen voor haar ziekenhuisopname.
“Ja, dat hangt er al een paar weken”, zei pappa.
“Nee, dat is niks voor mamma.”
“Het is echt waar.”

Mamma had dus, geheel tegen haar eigen regels in, een zinnetje uitgeprint, uitgescheurd en op het raam geplakt.
Op het raam!
Op het raam!
Mijn moeder heeft met plakband een stuk papier op het raam geplakt!
Iedere keer als ze naar buiten keek vanuit haar stoel moet haar blik dit papier gekruist hebben.

“Dat zal ze vast niet voor niks gedaan hebben”, zei ik en frunnikte het papier van het raam.
Even later plakte ik het papiertje op een vaas.
Een uur later kocht ik met pappa een bos bloemen.
Een half uur later werden we gebeld dat we met spoed naar het ziekenhuis moesten komen, dus mamma heeft de bloemen met de vaas en dus het zinnetje niet eens meer gezien.

“Je mag dat papiertje nooit weggooien hoor”, zei m’n vader.
“Ah, joh, waarom niet, we kunnen niet alles gaan bewaren, die is gek, mamma heeft gezegd dat als ze er niet meer is, dat we dan alles weg mogen flikkeren”, zei ik.

Vanavond ga ik weer naar de Intensive Care.
En zorg ervoor dat ze het zinnetje weer kan lezen.
Maar dan op een collage van mij.
Thank God voor creatieve genen.

19

DAAR GAAN WE WEER

“Ik ben al 6 kilo afgevallen mam”, zei ik maandagochtend, “dat is dan wel weer een positief neveneffect van deze hele kuttoestand.”
Ik ging naast haar staan en liet m’n buik zien.
Mamma deed haar duim omhoog.
Ze zit al maanden te zeuren dat ik te dik word en zij was er zelf trots op dat ze in een jaar 8 kilo was afgevallen. Dat was dus achteraf een negatief neveneffect van de gezwellen en het abses in haar buik, maar ze dacht de hele tijd dat het kwam omdat ze geen wijntjes meer dronk, elke dag een uur liep en meedeed met ‘Nederland in Beweging’.

Nadat mamma vrijdag geopereerd is, abses eruit, nier eruit, stuk darm eruit, heeft de chirurg haar buik opengelaten met een soortement van sponsachtig zuigsysteem erin. Dit systeem zuigt ‘alle’ smerige toestand uit haar buik. Zaterdag werd mamma ‘wakker’ gemaakt, zondagochtend ging ze van de beademing af en ik zit het hier allemaal wel op te schrijven, maar het is gewoon een grote, onwerkelijke toestand. Ik kan het niet bevatten, of eigenlijk ook weer wel. Ik weet het allemaal niet meer. Mamma is aan het vechten als een tijger en haar lichaam herstelde goed van de operatie. Ze kon zelfs weer grapjes maken. Dus mijn mamma zat nog in dat lichaam dat helemaal niet meer lijkt op het lichaam van m’n moeder.

“We zitten in een film en we weten niet hoe-ie afloopt”, zei pappa.
Understatement van het jaar.

Gisteren, net voordat ik wilde gaan eten, belde de Intensive Care om te zeggen dat mamma die avond nog onder het mes zou gaan. Het sponssysteem moest worden vervangen. Wisten we van tevoren. Maar ik had het zeer geapprecieerd als ze even hadden gewacht tot na etenstijd, want dan had ik misschien wél een paar happen door m’n keel gekregen. Grapje.

Gisteravond, na weer uren en uren wachten tot de tweede operatie een feit was, reden pappa en ik voor de zoveelste keer richting het ziekenhuis. Weer die gangen door. Weer onze handen desinfecteren. Mamma weer aan de beademing. Mamma weer in een kunstmatige slaap. Weer maar weer een paar dagen afwachten of mamma nog in dat lichaam zit.

“Goed voor jezelf zorgen hoor”, zegt iedereen.

Met hangen en wurgen heb ik gisternacht een broodje pastrami naar binnen gewerkt.

6

WANT JE KUNT NIETS ZEKER WETEN

In mijn ouderlijk huis hing jaren en jaren een gedichtje op het prikbord. Ik denk dat mijn moeder het heeft opgehangen na het overlijden van mijn oma, haar moeder.

Ik droomde eens en zie, ik liep aan ’t strand bij lage tij.
Ik was daar niet alleen, want ook de Heer liep aan mijn zij.

Wij liepen samen ’t leven door, en lieten in het zand,
een spoor van stappen, zij aan zij, de Heer liep aan mijn hand.

Ik stopte en keek achter mij, en zag mijn levensloop.
Ik zag tijden van geluk en vreugd, van diepe smart en hoop.

Maar als ik goed het spoor bekeek, zag ik langs heel de baan,
daar waar het juist het moeilijkst was, maar 1 paar stappen staan.

Ik zei toen: “Heer waarom dan toch? Juist toen ik U nodig had,
juist toen ik zelf geen uitkomst zag, op het zwaarste deel van het pad…”

De Heer keek mij vol liefde aan en antwoordde op mijn vragen;
“Mijn lieve kind, toen het moeilijk was, toen heb ik jou gedragen.”

En iedere keer als ik dit gedichtje las of lees of aan dit gedicht moet denken, want ik ken ‘m helemaal uit m’n hoofd, moet ik zo ontzettend huilen. Niet van verdriet, maar juist van een ontzettende dankbaarheid. Van een ontzettend diep vertrouwen.

Dit gedicht heeft jaren en jaren niet meer op het prikbord van m’n moeder gehangen. M’n moeder haalt altijd dingetjes eraf en doet er weer andere dingetjes op. Gedichtjes, zinnetjes, leuke plaatjes uit tijdschriften, foto’s van mij, foto’s van de katten. Maar toen ik vorige week samen met m’n vader wat onderbroekjes, een deodorantje en meer van dat soort triviale zaken op kwam halen voor haar ziekenhuisopname, zag ik ineens dat het gedicht weer op het prikbord hing. No shit.

“Je wordt toch geen born again Christian hè, schatje?”, vroeg de verkering toen ik hem het gedichtje liet lezen.

“Nee hoor liefie”, zei ik, “ik heb alleen een ontzettend diep geloof in alle liefde rondom mij.”

12

LUNA’S LES

Als iemand mij 2 weken geleden had gevraagd wat het ergste zou zijn dat mij kon overkomen, dan had ik met zekerheid gezegd: “Dat m’n moeder er niet meer is.” Want mijn moeder is mijn alles. Ik bel haar elke dag. Voor de meest nutteloze dingen. En om te zeiken op alles en iedereen. Ze komt me elke dinsdag helpen in de poezenfabriek, ze is de enige die op mij mag bitchen dat ik een slechte huisvrouw ben, en ach, wat moet ik meer zeggen dan; het is m’n moeder. M’n moeder! Ik kan nog geen dag zonder m’n moeder! Ik wil geen dag zonder m’n moeder. Hoe zou ik ooit zonder m’n moeder kunnen? Ik heb het ook regelmatig tegen haar gezegd: “Ik kan echt niet zonder jou hoor.” Maar dat wuifde ze weg met een: “Loop niet zo te zeiken, ik dacht ook dat ik niet zonder m’n moeder kon. Af en toe een keer janken en gewoon weer doorgaan.”

“Je bent niet bang hè, mam?”, vroeg ik vrijdag voordat ze de operatiekamer in zou gaan.
Dat was ze niet.
“En je bent ook niet bang om dood te gaan hè?”
Nee.
“Je hoeft van mij hier niet te blijven. Ik had liever dat je 100 zou worden, maar het is goed zo. Je hebt het goed gedaan. Ik kan het alleen, dat weet je hè? Jij zit helemaal in mij. En ik zal goed voor pappa zorgen, wij redden het wel. Het is goed. Het mag.”

Ik was erop voorbereid dat ze die avond zou sterven. Dat ze de operatie niet zou overleven.

Het is zondag.
Ik ben er nog.
Mijn moeder ook.
Maar ik ook.
Ik ook.
Ik.

In 2 weken heb ik geleerd dat ik haar kan loslaten. Dat ik sterk genoeg ben om m’n moeder los te laten. Dat ik er ook nog zal zijn zonder m’n moeder. Dat m’n moeder, naast mijn moeder en naast de vrouw van mijn vader ook nog een vrouw alleen is met haar eigen keuzes, haar eigen levenspad en haar eigen levensloop. Dat ik niet verdwijn als ze er niet meer is. Dat ik niet instort. Dat ik er dan nog ben. Ik.

Allemaal van haar geleerd.

29

AAN EEN DRAADJE

Terwijl m’n moeder geopereerd wordt wachtten pappa, mijn held en verkering J., mijn tante D., ome H. en vriendin L. in een kamer. Ik ben nogal een slechte wachter, maar in dit geval gold: hoe langer we zouden moeten wachten, hoe beter. Als de chirurg haar open zou snijden en zou denken; goh, dit wordt ‘m dus echt niet meer, dan had hij haar meteen weer dichtgenaaid en ons op de hoogte gebracht.

“Pappa”, zeg ik, “ik zal het je maar vast vertellen, maar ik wil eigenlijk al maanden een nieuwe tatoeage en ik weet ook al maanden wat het wordt, heel stom, alsof ik het toch heb aangevoeld, maar het wordt dus een klosje garen met een naald en draad eraan en dan iets met een hartje wat geborduurd is. Het was bedoeld als een soort van eerbetoon aan mamma en oma en ook m’n overgrootmoeder, omdat we allemaal de liefde voor textiel en naald en draad hebben. Maar het lijkt mij nu het ideale moment.”
“Ik neem ook een tatoeage”, zegt m’n vader resoluut.
“Nee! Echt?”
“Ja, ik mocht het van je moeder nooit, maar ik wil het.”
“Nee, dat meen je niet!”
“Jawel, ik meen het, iets met een hartje en dan de naam van je moeder.”
“Nee!?”

Maar m’n vader meent het.
Echt.
En we besluiten om binnenkort samen naar een tattooshop te gaan.
Echt.

En uren en uren en uren wachten later staan pappa en ik dicht tegen elkaar aan bij mamma op de Intensive Care. Haar handen in onze handen. Haar leven in de handen van de verpleegkundigen, de artsen en allerlei science-fiction-apparaten. Haar leven in de handen van God. Zoveel snoeren. Zoveel draadjes. Zoveel piepjes.

“Mam”, zeg ik, “je hoort me vast wel, maar je bent het als je wakker wordt toch allemaal weer vergeten, dus dan hebben pappa en ik mooi mazzel, maar we hebben net afgesproken dat we allebei een tatoeage laten zetten. Dus we hebben het nu gezegd, dus je mag later niet zeuren dat je van niks wist.”

M’n moeder zegt altijd: “Alleen kalmte kan u redden.”

Humor ook.

12