web analytics

Categorie: Geen categorie

NOU, EN DIT IS ‘M NOU

Ik heb sinds een tijdje dus een nieuwe vriend, man in mijn leven, minnaar, Luna-fluisteraar of hoe ik ‘m ook zou moeten noemen. Ik noem ‘m thuis gewoon M., maar ik vind het nogal lastig om hem ook online een naam te geven. En niet alleen om hem een naam te geven, maar ook om hem een online plekje te geven. Want… ik ben nogal open online; over mijn leven hier op Maanisch.nl en over mijn seksleven op Climaximaal.nl. Nu wist M. precies waar hij aan begon (hij las al een aantal jaar mee) en hij wil mij nergens mee in de weg staan en ik mag (en moet) van hem gewoon schrijven wat ik wil en wanneer ik, toch wil ik hem nergens mee in verlegenheid brengen. Niet dat hij op een maandagochtend op z’n werk komt en dat z’n collega’s dan zeggen; ‘Nou, nou, nou M., we lezen hier net dat je een wel héél goed weekend hebt gehad met die Luna.’ Inclusief een staande ovatie. En het is niet dat ik me schaam voor m’n werk (nooit gedaan) of dat hij zich schaamt voor mijn werk (ook nog nooit gedaan volgens mij), toch vind ik het wel een dingetje.

Want ik ben thuis niet Luna. Thuis ben ik Chantall. En dat klinkt allemaal heel logisch, maar mensen die mij nog nooit in het echt hebben gezien en alleen online (denken te) ‘kennen’ zullen toch snel met een (voor)oordeel klaar staan. En dat kan zowel positief als negatief zijn. Nou, nou, nou, die M., die heeft het goed voor elkaar met dat vrouwtje. Die is vast altijd zo geil dat je elke dag moet dweilen (dat moet zeker in verband met de katten- en hondenharen) en ze ligt vast de hele dag met dildo’s en vibrators te spelen (nou, nee, ik moet dus ook nog dweilen) en als hij dan langskomt, dan mag hij er meteen bovenop (ehm, nou dat dan nu nog wel, maar ja, we kennen elkaar nog niet zo lang) of hij mag kijken terwijl ze met die speeltjes bezig is, dat is Goddomme geil zeg (ja, dat zou wel geil zijn, maar ook ik ben best wel een beetje preuts en onzeker) (terwijl ik Goddomme een hartstikke lekker wijf ben). Of er wordt gedacht dat M. het juist heel zwaar heeft en dat hij moet wedijveren met al die seksspeeltjes en dat dat bij voorbaat een onbegonnen zaak is voor iedere man (ik heb nog altijd liever een echte man dan een vibrator). Of mijn beroep wordt gelijkgesteld aan het zijn van een slet of een vrouw die vreemdgaat en waarom zou hij daar in Godsnaam voor kiezen (ik ben heel lief en ik kan dus heel goed dweilen).

Ik wil niet dat hij zich voor mij moet verdedigen. Maar ik wil mezelf ook niet in allerlei schrijftechnische bochten gaan wringen als het gaat over seksspeeltjes die ik samen met hem heb getest (of andere dingen die ik met hem heb gedaan) (en nee, daar bedoel ik niet alleen seksuele dingen mee). Dus… Hoi, ik ben online nog steeds Luna! En ik heb net m’n relatie-status aangepast!

p.s. Deze blogpost verscheen in een iets andere versie op Climaximaal.nl, maar hij leek me hier uiteindelijk ook wel handig. En oh, wat een goede blogtitel! Maar dan echt hoor!

12

HEAVY IN YOUR ARMS

“Wat is er?”, vroeg M.
“Niks”, zei ik.
“Maar waar ben je? Je bent ineens weg. Ik zie het aan je.”
“Het is goed. Echt.”

Maar het was niet goed en hij zag het.

My love has concrete feet
My love’s an iron ball

Het was niks bijzonders. We waren aan het geinen. Hij maakte een grapje. Ik maakte een grapje. En hij draaide, voor de grap, z’n rug naar me toe. En ik keek naar zijn rug en ik was ineens, in een flits, een paar maanden terug, een paar jaar terug, een leven terug, een verleden terug. En er kwam een zware, zwarte deken over me heen die ik niet meer van me afkreeg.

I’m so heavy, heavy
Heavy in your arms
I’m so heavy, heavy
Heavy in your arms

Het is niet dat M. niet weet wie ik ben. Of waar ik vandaan kom. Of wat ik heb meegemaakt. Maar ik wil de dingen van toen graag bij de dingen van toen laten. Ik wil niet dat gevoelens van vroeger zich gaan mengen met momenten van nu en ervoor zorgen dat ik dingen zeg die ik niet meen.

Maar ik moet accepteren dat de dingen van toen mij voor altijd hebben veranderd. Nu. Het is alleen nogal kut dat bepaalde visuele stimuli, zoals de rug van een man, me ineens helemaal van mijn padje kunnen krijgen. Ik schrok ervan. En ik blokkeerde emotioneel volledig. Mond dicht. Hart dicht.

En nu kun je zeggen; ‘Ja, maar Luun, wat jij hebt meegemaakt, daar zijn andere vrouwen jaren voor in therapie geweest en jij bent nu weer gewoon bezig met het opbouwen van een relatie met een andere man en het is niet meer dan logisch dat dat niet zomaar vanzelf gaat. Wat denk je wel? Zou je niet alsnog in therapie gaan? Of met lotgenoten gaan praten?’ En, ja, dat zou misschien wel een goed idee zijn, maar ja, in welke therapie krijg je te maken met bepaalde visuele stimuli die je moet verwerken, zoals daar het specifieke plaatje is van een man die z’n rug naar je toe draait? Nergens! Moet je gewoon in real life gaan meemaken! Je moet erdoorheen! Linksom. Rechtsom. Godverdomme. Kut. Maar ja, zit ik hierop te wachten? Zit hij hierop te wachten?

“Ik zei gisteren niks meer omdat ik bang was dat ik je anders ‘J.’ zou noemen.”
“Maar dat had ik niet erg gevonden.”
“Maar ik wel.”
“Kan je nu vertellen wat er was?”

Adem in.

“J. en lagen de eerste jaren altijd dicht tegen elkaar aan en dat vond ik zo fijn, maar de laatste jaren draaide hij steeds z’n rug naar me toe als we gingen slapen en dat snapte ik niet en ook ’s nachts zocht hij nooit meer contact met me, terwijl we eerder altijd wel iets van fysiek contact hadden terwijl we sliepen, al was het maar het vasthouden van elkaars hand en als ik dit tegen hem zei, dan zei hij dat het niet waar was en dat hij mij elke nacht wilde vasthouden, maar dat ik dat juist niet wilde. Toen jij je gisteren omdraaide had ik zoiets van; jij ongelooflijke klootzak, zoek jij het even lekker uit, jij wil mij niet vasthouden en niet met me praten en me niet aankijken, nou, dan toch lekker niet, Godverdomme. Sterf.”

Adem uit.

“En toen bouwde je je muurtje?”
“Ja, wel een mooi, roze muurtje.”
“Was je boos?”
“Ja, maar niet op jou.”
“Was je verdrietig?”
“Ja.”

Adem in.

“En?”
“Ik voelde me zo vreselijk eenzaam.”

Adem uit.

I was a heavy heart to carry
But he never let me down
When he had me in his arms
My feet never touched the ground

SOUNDTRACK van de dag… <3

52

SLA ME DAN, GODVERDOMME

“Sla me dan!”
“Sla me dan, Godverdomme!”
“Sla me dan, dan zijn we overal van af.”

We stonden tegenover elkaar.
Tussen zijn neus en mijn neus zat maar een paar centimeter.
En ik wilde dat hij me sloeg.
“Sla me dan!”

Want als hij mij zou slaan, dan zou ik bij ‘m weggaan.
Dat wist ik zeker.
Dan zou ik het wél durven.
Want een man die z’n vrouw slaat?
En als vrouw blijven bij een man die je slaat?
Dat doe je toch niet?
Dat is mij geleerd.
Dat is wat je meisjes leert.
Als je man je slaat dan ga je meteen weg.

Maar hij sloeg me nooit.

Hij heeft me wel tegen de voordeur geduwd, waardoor er nu nog steeds een barst in de ruit van de voordeur zit. Hij heeft zelf altijd tegen anderen gezegd dat die barst kwam doordat hij de deur te hard had dichtgegooid en ik ben altijd in dat verhaal meegegaan. M’n schaamte en m’n angst gingen hand in hand, want hoe kon ik, IK, me nou in zo’n destructieve relatie bevinden? IK?

Hij heeft me voor weet ik veel wat uitgescholden. Hoer. Kutwijf. Slet. Hij heeft me van weet ik veel wat beticht. Want het was altijd mijn schuld. Ik moest veranderen. Hij heeft aan vrienden verteld dat ik een alcoholist ben. Hij heeft aan vrienden en familie verteld dat ik elke dag laveloos op de bank lag. Dat ik niks deed. Want, ach, wat stelde mijn werk nou voor? Dat ik een slechte huisvrouw was. Dat er met mij eigenlijk niet te leven viel. Dat ik regelmatig helemaal flipte. Dat ik gek was. Dat ik gekke dingen deed. Dat ik vreemdging. Dat ik psychische hulp nodig had. Dat al zijn problemen mijn schuld waren.

Maar hij sloeg me nooit.

Nu, een paar maanden later, vraag ik me af of ik echt bij ‘m weg was gegaan als hij me wel had geslagen. Waarschijnlijk niet. Als ik nu zeg dat ik dán wel bij hem weg was gegaan, doe ik alle vrouwen die in een fysiek gewelddadige relatie zitten en blijven, tekort.

En ik doe mezelf tekort. Want.

Verbaal geweld is ook geweld.
Onderdrukking is ook geweld.
Je niet veilig voelen op financieel gebied is ook geweld.
Je niet veilig voelen op emotioneel gebied is ook geweld.

Ik ben jaren gebleven bij een man bij wie ik me niet veilig voelde.

Maar hij sloeg me nooit.

56

JA, DUS OOK HONDEN KRIJGEN KANKER

De dierenarts belde. Of hij stoorde. Nee, zeker niet, ik was net Nina aan het uitlaten, want hoe ik ook probeerde, ze wilde maar niet in de tuin plassen of poepen, terwijl ze eigenlijk na de operatie niet te ver mocht lopen en vooral niet teveel mocht bewegen. Maar het is een Amerikaanse bulldog en probeer maar eens tegen een Amerikaanse bulldog te zeggen dat ze rustig moet doen. Lukt niet. Met als gevolg dat haar wond was gaan lekken, iets was gaan ontsteken. Gedoe. Lichte paniek. Lichte stress. Maar alles leek weer rustig. Al had ik wel de angst dat Nina ineens als een gek tussen de struiken zou gaan rennen en dat dan al haar hechtingen eruit zouden schieten.

“Ik heb de uitslag al”, zei de dierenarts.
“Oh”, zei ik en ik wist meteen al dat het geen goede uitslag zou zijn. “Dat is snel, ze is pas 2 dagen geleden geopereerd.”
“Ja, het is niet goed.”
“Oh.”

Ik hoorde alle zinnen wel die de dierenarts daarna uitsprak, maar alleen wat losse woorden bleven hangen: ‘Kanker. Kwaadaardig. Enkelvoudig. Dubbelvoudig. Meervoudig. Melkklierkanker. Weggehaald. Kan uitgezaaid zijn. Of niet. Een week. Een maand. Kan over 3 maanden terugkomen. Over een jaar. Misschien nooit.’

“En als het dan terugkomt, wat dan?”, vroeg ik.
“Dat moeten we dan bekijken”, zei hij.
“Ja, maar ik kan niet elke maand op controle. Of dat ze onder een scan moet? Of dat het elk half jaar weer terug is. Dat kan ik niet betalen en dat wil ik ook niet betalen. Ik kan toch niet elk half jaar een hond laten opereren? Dat is financieel niet te doen voor mij, maar ik trek het ook niet voor de rest, ik ben de hele dag bezig om die hond in de gaten te houden de komende 2 weken, pillen erin, weet ik veel wat. En ik kan niet elk half jaar € 1000,- betalen om wat tumoren te laten verwijderen hoor, dat is niet goed voor mij. En het is voor Nina ook niet goed om zo vaak geopereerd te worden, dat is hartstikke zielig. En chemo gaan we ook niet doen hoor, het is een hond.”
“Ik ben er natuurlijk vooral in het belang van Nina.”
“Ja, ik ook.”

Verdrietig.

Ik vind het niet eerlijk. Ik vind het kut. En ik haat het dat ik straks een beslissing moet gaan nemen die ik helemaal niet wil nemen, maar die wel in het belang van Nina moet zijn. En of die beslissing nu volgende week is, of volgende maand. Of later. Dat maakt niet uit. Het is gewoon kut. En verdrietig.

Boos.

Zo ontzettend boos. Nina heeft me de afgelopen maand al € 1000,- gekost. Daar had ik ook van op vakantie gekund. Dat had ik best gewild! Dan had ik even alles weer op een rijtje kunnen zetten. En ik wilde nooit een hond. Nooit. Ik ben een kattenvrouwtje. Altijd geweest. Maar J. wilde zo graag een hond. Hij heeft er 2,5 jaar om lopen zeuren. Oh! Hij! Wilde! Een! Hond! Want ik had toch de katten? Hij wilde ook iets voor zichzelf. Hij had er recht op! En hij zou zich ook een stuk prettiger voelen op z’n werk als er een hond in huis was, want die zou mij dan kunnen beschermen, want ja, ik was toch alleen thuis de hele dag voor m’n werk en dat vond hij toch een eng idee met al die inbraken en al die Marokkanen en Polen in de buurt.

Oh.
De.
Ironie.

De man bij wie ik me eigenlijk nooit echt veilig heb gevoeld kreeg uiteindelijk een hond. Van mij. Voor zijn verjaardag. Hij kreeg de hond die ik nooit heb gewild, maar waar ik wél meteen van hield. Ik wel. Want toen J. mij verliet, verliet hij, zonder omkijken, ook meteen de hond die hij altijd al wilde hebben, maar waar hij nooit van heeft gehouden. Zonder blikken. Zonder blozen.

Het koste me gisteren een paar uurtjes huilen om tot een heel helder inzicht te komen: als J. na onze scheiding Nina wél had meegenomen naar z’n nieuwe vriendin, dan had ik hem waarschijnlijk nog veel meer gehaat dan nu.

Dit is mijn leven.
Dit is mijn pad.
En dat pad hoop ik nog een tijdje met Nina te bewandelen.
Nina heeft er de afgelopen weken voor gezorgd dat ik elke dag naar buiten moest.
Nina heeft me in de eerste weken na m’n scheiding warm gehouden in bed.
Nina is mijn BFF.
En ik zorg voor haar tot het tijd is om haar te laten gaan.

En om tot deze conclusie te komen had ik geen vakantie van € 1000,- nodig.

21

JEUK IS ERGER DAN PIJN… MAAR DAN ECHT!

“Ik word gek van de jeuk, het zit overal, ik word er gek van, gek, gek, gek, het is allesoverheersend, ik kan me nergens meer op concentreren”, zei ik vorige week tegen de doktersassistente toen ze me vroeg waarom ik een afspraak met de huisarts wilde.
“En je bent niet onlangs van wasmiddel of wasverzachter gewisseld?’, vroeg ze.
“Nee”, zei ik.

“Ben je niet van wasmiddel of wasverzachter veranderd?”, vroeg de huisarts me een paar uur later.
“Nee”, zei ik.
“En verder ook geen veranderingen?”
“Ja, nou, heb je even? Ik ben gescheiden, ik ben gestopt met roken, ik heb een hoop stress gehad, weinig geslapen, m’n leven is zo ongeveer 180 graden gedraaid, ik ben verliefd en ik ben met de pil begonnen. En als je even wacht heb ik vast nog wel wat dingetjes.”
“Het ziet eruit als een allergische reactie, maar het kan ook best van de stress komen. Dat die er nu uitkomt.”
“Oh.”
“Slik je al anti-histamine?”
“Ja, al een paar dagen, maar dat helpt niet.”
“Oh, dan hoef ik je die niet voor te schrijven dus?”
“Nee, ik wil iets sterkers.”
“Ik schrijf ook koelzalf voor.”
“Heb je niks sterkers? Ik wil dat m’n opperhuid eraf gebrand wordt. Heb je geen hydrocortison-zalf? Of iets nog effectievers? Betere pillen? Iets wat een paard verdoofd, dat soort shit.”
“Je mag wel 2 anti-histamine-pilletjes per dag gaan slikken.”
“Ik slikte er al 4.”
“Oh, maar dat is niet goed hoor, je wordt er ook suf van.”
“Kan mij het schelen. Beter suf, dan last van jeuk.”

Maar ondanks de 6 anti-histamine-pilletjes en de koelzalf bleef ik de afgelopen week last houden van de jeuk. En last is nog zachtjes uitgedrukt. Ik krab m’n hele huid open. De jeuk beheerst m’n lijf en m’n hoofd. Het is de hel.

En dat je je opengekrabde rug vol bultjes en dingetjes laat insmeren door een man die je net 6 weken kent én op wie je verliefd bent, vertelt wel een beetje hoe erg de jeuk is. En hoe graag je er vanaf wil. Het vertelt overigens ook meteen hoe leuk ik deze man vind en als hij mij ook nog leuk vindt nadat hij me onder de huiduitslag heeft gezien en gevoeld, dan kunnen we er later vast om lachen.

“Ik vind het écht heel erg dit en ik vind het helemaal niet leuk dat je dit doet, maar het jeukt zo erg dat je het wel moet doen, want ik word helemaal gek nu”, jammer ik terwijl M. met z’n grote handen m’n rug insmeert met de koelzalf.
“Schatje, ik vind het echt niet erg, ik vind het vooral voor jou vervelend dat je zo’n jeuk hebt”, zegt hij.
“Ja, maar dit is zo ontzettend niet-sexy allemaal.”
“Je weet toch dat ik niet bij je ben om je looks, maar om je pijpkwaliteiten hè?”
“Het jeukt zo erg dat ik niet eens meer om je grapjes kan lachen.”
“Oh, schatje toch.”
“Als al die bultjes weg zijn ben ik veel knapper hoor. En in de zomer ben ik nog knapper. Echt waar.”
“Ik vind je hartstikke knap, echt.”
“Ik ben op m’n allerzieligst nu hoor.”
“Maar is er echt niks veranderd de afgelopen weken?”
“Misschien ben ik wel allergisch voor jou.”
“Nee, maar ben je niet iets anders gaan eten of drinken? Of ben je andere producten van Lush gaan gebruiken, dat kan ook nog hè, ik weet dat je dit niet wil horen, maar misschien moet je je even niet meer douchen of insmeren met Lush-spullen?”
“Nee, Lush is heilig.”
“Heb je een ander wasmiddel of wasverzachter gebruikt?”
“Nee, nee, nee, echt niet.”
“Zeker weten?”
“Nee. Nee. Nee. Echt niet. Echt niet… Oh… Wacht.”

Sinds een week of 3 gebruik ik de Winter Edition waszachter van de LIDL.

20

GOOI HET ER MAAR UIT, DAAR HEB JE DOKTERS VOOR

“Je wilt je laten steriliseren?”, vraagt m’n huisarts.
“Ja, dat was de bedoeling, maar ik heb me gisteren bedacht”, zeg ik.
“Oh, wilde je die sterilisatie in een opwelling dan?”
“Neeeeeeee, of ja, nou ja, misschien. Mijn ex was gesteriliseerd, dus ik heb me 7.5 jaar niet druk hoeven maken over mijn anticonceptie en toen we gingen scheiden een maand geleden, nou ja, toen dacht ik eigenlijk meteen; dan laat ik me steriliseren, want dan ben ik er maar gewoon vanaf ook. Gewoon gaan! En door! Want ik wil geen kinderen. Nooit gewild ook. Maar ja, ik heb wel 7.5 jaar voor zijn dochter gezorgd en die is nu ineens ook uit mijn dagelijkse leven en dat blijkt toch een groter dingetje dan ik eigenlijk van tevoren dacht. Kwam ik gisteren achter. Ja, nee, wist ik wel eerder natuurlijk, maar ja, rollercoaster hè! En het is niet dat ik toch ineens kinderen wil hoor, dat niet, nee, zeker niet, maar een sterilisatie is nogal iets, eh, groots. Ingrijpend. Soortement van life event. En ik heb nogal wat life events achter de rug de afgelopen weken en ik weet niet of dit dan wel handig is, want het is toch een operatie en daar moet je van bijkomen, lichamelijk gezien dan, en ik ben geestelijk nog niet helemaal in balans met m’n lijf en dat gaat wel komen hoor, want ik voel me goed! Ik ben al 3 weken gestopt met roken en ik ben 10 kilo afgevallen en ik ben heel gezond bezig! Maar ik heb wel een hond en die moet 3 keer per dag uitgelaten worden en als je dan na zo’n operatie op de bank ligt, ja, vind ik toch een ding. Dat je anderen moet gaan vragen om voor je te zorgen. Eten voor je koken. Boodschappen doen. En de hond uitlaten. En ik vind ook dat ik op een wat mooiere manier afscheid moet nemen van mijn moederschap. Dus niet zo klinisch met een sterilisatie en operatie, maar meer met een ritueeltje met kaarsjes en wierook en vanuit liefde en nou ja, dat dan zo ongeveer. Want het is ineens toch wel definitief en dat wil ik ook hoor, maar ik wil het vanuit m’n hart en niet vanuit m’n verstand. Maar ik heb in de tussentijd toch m’n behoeftes hè, aandacht, liefde, seks, leuke man, en ja, condooms, I know, hartstikke leuk hoor, maar dan zul je net zien dat dat ding scheurt en dat ik dan alsnog weet ik veel wat, of dat ik in een vlaag van geiligheid een condoom vergeet en dat ik er zo hop, overheen glijd, ja, want dat kan ook nog hè, nee, zo ben ik nooit geweest, echt niet, altijd veilig, maar ja, het zou zo maar kunnen nu, je weet het niet! En ik wil niet nog een keer een abortus. En ik wil geen spiraaltje, want dat vind ik eng, een ding in m’n lijf, dus ik dacht; doe mij maar weer een paar maanden aan de pil en dan zie ik volgend jaar wel weer verder. Dan kan ik alsnog die sterilisatie. Eerst m’n rijbewijs. En ik heb eigenlijk helemaal geen zin in die hormonen, maar ik heb er heus goed over nagedacht. De afgelopen 24 uur. Echt.”
“Je komt wel heel erg druk over hoor”, zegt m’n huisarts.
“Zo ben ik altijd”, zeg ik.
“Ik weet niet of het wel zin heeft om nu je bloeddruk te meten.”
“Oh, jawel hoor, want van binnen ben ik echt chill.”

De huisarts kijkt me ietwat argwanend aan en pakt de bloeddrukmeter erbij.

“En je bent gestopt met roken?”
“Ja, echt.”
“Geen moeite mee?”
“Nee, niet noemenswaardig. Ik merkte dat ik van 6 sigaretten per dag ineens naar een pakje per dag ging en dat ik meer geld kwijt was aan sigaretten dan aan boodschappen en dat leek me een perfect moment om te stoppen.”
“Tijdens de stress van je scheiding?”
“Ja, echt.”
“Sport je?”
“Nee, waarom zou ik?”
“Misschien word je daar rustig van?”
“Ik ben niet onrustig, echt niet.”

De huisarts pompt de bloeddrukmeter op, laat ‘m leeglopen en komt dan, net als ik, tot de conclusie dat ik niet onrustig ben. Of dat dat in ieder geval niet aan m’n bloeddruk is af te lezen.

“En verder gaat het allemaal goed?”
“Je bedoelt of ik psychische hulp nodig heb?”
“Ja?”
“Nee hoor, het gaat nog prima, ik wil alleen een recept voor de pil.”

23

SILENCE IS THE MOST POWERFUL SCREAM

“Wat dan?”, vroeg ik.
“Wat nou, wat dan, je hoort me toch?”, zei hij.
“Waarom doe je zo boos?”
“Ik ben niet boos.”
“Nou, je klinkt wel boos hoor.”
“Ik ben geen mongool.”
“Mongool? Ik noem je toch geen mongool?”
“Dat zeg je net!”
“Nee, dat zeg ik helemaal niet.”

Rustig blijven. Rustig blijven. Zolang ik maar rustig blijf, dan stopt hij vanzelf een keer met schreeuwen. Zolang ik maar laat zien dat ik gewoon mezelf ben, dat er met mij niks aan de hand is, dan houdt hij wel op. Rustig blijven. Rustig blijven. Adem in. Adem uit. Hij meent niet wat hij zegt. Dit is niet wie hij echt is. Hij is zichzelf niet. Hij zit niet lekker in z’n vel. Ik moet rustig blijven. Ik moet niet boos worden. Ik moet rustig blijven. Rustig. Rustig.

Maar hij was degene die niet rustig bleef.

En ik kon niet vluchten.
Ik kon niet vechten.
Het enige dat ik uiteindelijk nog kon was gillen.

Ik gilde omdat hij moest ophouden.
Ik gilde omdat ik bang was.
Ik gilde omdat ik niet wist hoe ik zijn schreeuwen anders moest stoppen.
Ik gilde om te overleven.

Ineens stonden er 2 politieagenten in uniform in huis.
“Gaat het ook allemaal goed met mevrouw?”

En ik knikte van ‘ja’, maar ik schudde van binnen van ‘nee’ en toen de politieagenten weg waren kreeg ik alsnog de volle laag, maar dan op een wat zachter volume.

Want het was mijn schuld.
Zijn boosheid was mijn schuld.
Dat hij schreeuwde kwam doordat ik dat in hem uitlokte.
En dat de politie was gekomen, kwam door mijn gegil, niet door zijn geschreeuw.
Het was allemaal mijn schuld.
Mijn schuld.

Ik heb me jarenlang kapot geschaamd. Want ik dacht ook echt dat het mijn schuld was. Als ik maar wat meer dit. En wat minder dat. Dan was hij niet zo boos geworden. Dan had hij niet tegen mij hoeven schreeuwen. Dan was ik niet gaan gillen. En dan hadden de buren nooit de politie gebeld.

Maar het is Godverdomme nooit mijn schuld geweest.

22

DE LADENKAST IN JE HOOFD

Er is een laatje in mijn hoofd met daarin de herinnering aan mijn moeder die mijn vader troost toen we net te horen kregen dat de artsen dachten dat het kanker in een vergevorderd stadium was: “We hebben het toch goed gehad?” Dat is mijn laatje met hoe liefde hoort te zijn.

Er is een laatje met de herinnering aan mijn vader die zijn stervende moeder met een washandje dept over haar voorhoofd: “Dat deed ze vroeger ook altijd bij mij.” Ook dit is een laatje met hoe ik vind dat liefde moet zijn.

Er is een laatje met de eerste kus tussen J. en mij. Een laatje met onze eerste keer seks. Ook een laatje met de tweede keer. En een laatje met de keer dat hij aan de keukentafel zat en met 1 zin mijn vertrouwen in hem voor de komende jaren kapot maakte. En er is sinds kort ook een laatje met het moment dat hij eindelijk toegaf dat hij vreemdging. Zo hoort liefde niet te zijn.

Er is een verschil tussen leven en overleven.

Overleven bestaat uit het dicht laten van de laatjes.

Ik heb de laatste jaren vooral heel veel laatjes dicht gedaan. En bewust dicht gehouden. Sommige dichtgeplakt met duct tape. En op sommige laatjes deed ik een slot en de sleutels heb ik jaren en jaren veilig in m’n zak gehouden. Ik wilde van sommige herinneringen niet dat ze waar waren. Al wist ik heus wel beter, want ik had de sleutels in m’n zak en als ik met m’n vingers over m’n bovenbeen wreef, dan kon ik de sleutels voelen zitten. Ruzies. Zoveel ruzies. Zo hard. “Dat heb ik niet gezegd.” “Dat heb je wel gezegd!!” “Echt niet.” “Echt wel!!!” Tot je aan jezelf gaat twijfelen. En echt denkt dat je gek bent. “Ik ga weg.” En dat hij dan een tas gaat pakken en wegrijdt en dan belt en dan weer terugkomt en dan weer weggaat en dan weer belt en terugkomt en weggaat en terugkomt en weggaat en belt en terugkomt. Schreeuwen. Gillen.

“Wie denk je wel dat je bent?”
“Je vindt nooit meer zo’n goede man als ik.”
“Er is geen man die al die gekkigheid van jou zal accepteren.”

M’n hele ladenkast met herinneringen staat momenteel naar voren geleund. Sommige laatjes zijn er vanzelf uit gevallen. Sommigen hebben even een zetje nodig gehad. Een woord, een geur, een aanraking; alles kan momenteel de aanleiding zijn om de inhoud van 1 van de laatjes ineens weer te zien. Te voelen. En dat is confronterend.

Waarom ben je niet eerder?
Waarom niet toen al?
Hoe kun je zo lang?
Waarom?
Waarom?

Leven is het open hebben staan van alle laatjes. Minstens op een kiertje. Herinneringen moeten ademen. Ze zijn een deel van mij. Ze horen bij mij. Ik adem ze in. Ik adem ze uit.

Ik had misschien eerder. Ik had misschien toen al. Ik had misschien minder lang. Maar ik deed het niet. Blijven was mijn eigen keuze. Het is nu aan mij om ervoor te zorgen dat ik niet meer in een situatie kom waarin ik herinneringen moet afplakken met duct tape. Uit schaamte. Uit overlevingsdrang. Ik moet nu herinneringen gaan maken die niet in een laatje hoeven, maar die je gewoon op tafel kunt laten liggen.

28

EN IK SCHREEUWDE TEGEN EEN MUUR

Ik ben niet het type dat schreeuwt. Ik word niet gauw echt boos. De enige keer dat ik helemaal uit m’n panty knapte was meteen ook de laatste keer. Ik heb een toetsenbord tegen de tafel geslagen en alle lettertjes vlogen door de woonkamer. Dat klinkt als een hele leuke metafoor, maar ik heb écht een toetsenbord tegen de tafel geslagen en alle lettertjes vlogen écht door de woonkamer.

“En ik wil nu weten wie die Gabrielle is. Nodig haar maar uit! Nodig haar Godverdomme maar eens uit hier. Ik wil best voor haar koken hoor, want ik kook GODVERDOMME toch al voor iedereen, dus zij kan er ook nog wel bij. En nodig meteen Sylvia uit. En Jeanette. En Natalie en Fiene! Elsje, Treesje, Truus, Babette, Betsie en Sabine! Dan kunnen we met z’n allen gaan gourmetten! Of misschien zet ik de Pizzarette wel aan! Gezellig! En dat gezeik over een werkster ben ik ook helemaal zat. Doe zelf eens wat! Als je 3 keer per week kan gaan rugby’en, dan kun je ook best een keer een stofzuiger vasthouden in plaats van een rugbybal. Of een keertje koken in plaats van frituren. Of gewoon een keertje überhaupt iets doen in het huishouden zonder dat ik het 100 keer moet vragen. Voel je je eigenlijk nog wel betrokken? Bij mij? Bij ons? Ik heb er geen zin meer in op deze manier. What the fuck is wrong with you?”

Hij zat op de bank en vertelde dat hij een meisje had ontmoet. En het was echt maar 1 keertje gebeurd, maar na een paar keer schreeuwen van mijn kant werd dat al gauw 3 keer en na nog meer schreeuwen werden het 4 maanden en daarna stopte ik maar met schreeuwen. Het was niet belangrijk meer. Alles viel op z’n plek. Al mijn twijfels van de afgelopen jaren, al mijn misschiens, al mijn nee-dat-kan-ik-me-niet-voorstellens en al mijn zo-erg-zal-het-toch-niet-zijns werden waarheid.

“Jij bent een slechte man”, zei ik.
“Ja, wrijf het er maar in”, zei hij.
“Jij bent een hele slechte man. En dat je mij dit aandoet?! Mij! Mij! Mij? Weet je wel hoe leuk ik ben? Hoe ontzettend goed ik voor jou en je dochter ben geweest? Jij hebt echt hulp nodig. Maar dat is jouw probleem. Ik ga nu naar pappa en mamma en als ik over een uurtje terugkom, dan ben jij hier weg.”

En hij ging naar haar. Hij nam z’n rugbyspullen mee, maar vergat z’n paspoort en z’n medicijnen. Alsof hij gewoon even een weekendje weg zou gaan. Alsof hij net z’n verkering met een meisje uit groep-8 had uitgemaakt. Via een sms-je. En terwijl ik dat weekend en alle dagen daarna in totale verbijstering doorbracht ging hij gewoon een rugby-wedstrijd spelen. Want dat zijn de dingen die je doet als je je vrouw net hebt verlaten. Of net door je vrouw de deur uit bent gezet. Logisch.

“Ik hoop dat we elkaar nog wel gewoon een keertje kunnen zien?”, vroeg hij toen hij z’n laatste spullen kwam halen. “Een keertje koffie drinken?”
“Nee”, zei ik.

18

I’M ON A ROAD TO NOW-HERE

Er kwam een auto aanrijden met geblindeerde ramen. Of ik in wilde stappen?

En je stapt in en je laat je wegrijden. Je slaat een weg in. En dan ga je 2 keer links, 1 keer rechts, weer links, weer rechts en dan is het alleen nog maar vooruit op de snelweg. Met 140. En het is lastig omkeren als je eenmaal op de snelweg zit en de volgende afslag is pas over 16 kilometer. Die afslag mis je, want hij vertelde net over zijn ongelukkig jeugd. En dan is de volgende afslag pas weer over 19 kilometer. En die mis je ook, want je moeder ligt ineens op de Intensive Care. En je mist de volgende afslag ook. En die daarna ook. En die daarna. Tot je niet eens meer op de afslagen let, maar alleen nog maar voor je uit staart. En hoopt dat je geen ongeluk krijgt. Dat hij rustig blijft. Het stuur vasthoudt.

“Wie zijn dat allemaal op de achterbank?”, vroeg ik.

“Ah, joh, niemand. Echt niet. Niet belangrijk. Nee joh, dat is een collega. En, ah, nee joh, dat is een andere collega, met haar organiseer ik de BBQ op m’n werk, met haar ook trouwens en, oh, wacht, met haar ook, en nee, joh, nee, natuurlijk mogen partners daar niet komen en, nee, dat is iemand die ken ik al jaren, en dat is m’n puf-apparaatje voor de COPD, want ik heb nog maar 10 jaar te leven en joh, dat is gewoon een meisje dat ik van de rugby ken en dat is een pakje sigaretten en dat is een ander meisje van de rugby.”

“Wat doe je nou?”, vroeg ik.
“Niks. Ik doe niks. Ik kan echt wel rijden hoor. Jij bent gek”, zei hij.

Pas toen er niemand en niks meer bij kon in de auto, begon ik te gillen. Heel hard te gillen.
“Je rijdt ons hartstikke dood!”, schreeuwde ik.
“Ik had jou al veel eerder de auto uit moeten zetten”, zei hij, “want door jou heb ik nooit op de weg kunnen letten.”

Hij zette mij de auto uit.
Of ik stapte zelf uit.
Er is geen verschil.
En er mocht 1 van de vrouwen van de achterbank plaatsnemen op de bijrijdersstoel.
“Vergeet je gordel niet”, zei ik tegen haar.

Ik balanceer nu met blote voeten op de vangrail. Ik kan gewoon blijven staan en ’s nachts naar de maan kijken. Ik kan met iemand meeliften. Ik kan naar links lopen. Of naar rechts. Ik kan de snelweg oversteken als het rustig is. Ik kan op m’n tenen gaan staan met m’n ogen dicht, maar ik val niet om. Ik kan mijn vrienden bellen of ze me komen halen. Ik kan alle kanten op. Ik kan naar huis.

Maar ik kan vooral heel diep inademen en hem van me weg zien rijden.

34