MAANISCH ADOPTEERT ARIE EN JANUS
Dit zijn Arie en Janus. En Arie en Janus hebben aids. Katten-aids. Dat is natuurlijk op zichzelf al heel erg kut, maar nog veel kutter is dat de meeste katten met katten-aids worden afgemaakt als ze terechtkomen in een ‘gewoon’ asiel. Want deze katten zijn besmettelijk voor andere katten én hebben vaak extra zorg, aandacht en medicijnen nodig. Stichting FIV-FeLV vindt dat ook deze katten recht hebben op een mooie, gezellige en liefdevolle toekomst. En dat vind ik dus ook. Bij Stichting FIV-FeLV kunnen katten met zowel katten-aids als leucose (ook geen pretje) hun laatste jaren gewoon net als andere katten rennen, springen, jagen, knuffelen en een beetje hangen en relaxen. En omdat het goed gaat met mij, met mijn eigen 4 katten én met mijn bedrijfje Maanisch, vind ik het niet meer dan logisch dat ik een goed initiatief als dit ondersteun. En dat kon door het adopteren van een poes of kater die bij stichting FIV-FeLV in Wilbertoord verblijft. Dus! Maanisch heeft Arie en Janus geadopteerd, maar er zitten nog veel meer lekkere, mooie en lieve katers en poesjes die een adoptant kunnen gebruiken! Arie, Janus en ik bedanken nu alvast iedereen die een PloesiePoesie heeft gekocht!
www.fiv-felv.nl
AL MEER DAN 5,5 JAAR LUNA
“Je website is wel heel persoonlijk hè?”, vroeg een mannetje van de Wereldomroep me vandaag. Zo’n interview blijkt best handig om even weer te beseffen waar je al 5,5 jaar mee bezig bent. “Ja, het is wel persoonlijk, ja”, antwoordde ik, “misschien wel, want alles wat ik schrijf is waar, maar ik schrijf niet over alles.” “En je schaamt je niet snel?”, vroeg het Wereldomroep-mannetje. “Nee, ik schaam me niet voor mezelf en de dingen die ik doe, maar ik wil daarmee geen anderen kwetsen.” Waar ik dan niet over schreef? Ja, over wat niet dan? Er zijn de afgelopen 5,5 jaar genoeg dingen geweest waar ik niet over heb geschreven. Dingen waar ik wel mee zat en waar ik toch zeker elke week een behoorlijk geinig stukje over had kunnen schrijven, maar waarmee ik anderen onnodig pijn had kunnen doen. Dingen waar ik flink pissig om was, maar te schijterig om dat in iemands gezicht te zeggen en ik mijn site niet als een substituut voor het maken van een telefoontje wil zien. Dingen die mezelf teveel pijn deden en die te groot waren om op deze site te zetten. Dingen die te ingewikkeld lagen om in 350 woorden te vertellen. Dingen waarvan P. niet wilde dat ze online staan. Dingen die ik in een dronken bui online wilde zetten, maar waarbij ik toch altijd nog de tegenwoordigheid van geest had om dat niet te doen. Mijn site is dus al 5,5 precies dat wat ik wil laten zien. Precies wanneer ik wil. En precies wat ik wil. En tussen alle regels door ook precies wie ik ben. Iets anders wat ik vermijd om te vermelden, omdat het vaak zo weinig interessant is voor anderen en zeker voor vreemden: ik heb het licht in mijn hoofd de laatste maanden. Ik voel dat er licht om mij heen is. Ik heb alles. Ik wens mijzelf alles wat ik nu al heb. En ik geloof dat ik het weer voor het eerst in jaren kan zeggen, en de laatste tijd daarom ook veelvuldig doe tegen P. en tegen m’n vrienden, en waarom dan ook eigenlijk niet op deze site; ik ben eigenlijk heel erg gelukkig.
LUNA HOUDT VAN HAAR
Op een man hoort haar. Veel haar. Vind ik. Een man met haar is een man. Is geil. Is lekker om tegenaan te liggen. Ik hou van een man met haar. Onder z’n oksels, op z’n ballen, op z’n lul, op z’n borst, op z’n benen, op z’n kaak, op z’n rug, op z’n hoofd. Overal! Behalve als de boel een beetje gaat inhammen en uitdunnen op de schedel, ja, dan heb ik ook liever kaal. Van de rest moet-ie afblijven. Een man die z’n ballen scheert met een mesje; een onaantrekkelijker plaatje kun je mij niet laten zien. Een man moet lekker met z’n flesje Axe onder de douche en dan lekker schuimen en in z’n schaamhaar moet dan zo’n lekkere dot schuim blijven hangen, zodat je denkt; goh, wat zou daaronder hangen, goh, laat mij dat eens even van dichtbij komen checken. Bij een man zonder schaamhaar loopt alles zo naar beneden. Flats. Niks meer aan. Vind ik. Maar. Het huidige schoonheidsideaal, volgens de vrouwenbladen en de hele volledige publieke opinie van vrouwen die er toe doen, schrijft voor dat een man zich ook moet scheren. Overal. “Ja, want dat is veel hygiënischer!” Of: “Als ik me scheer, dan moet hij zich ook scheren.” Of: “Nee, als hij z’n ballen niet geschoren heeft, dan neem ik ze dus echt niet in m’n mond.” Mijn vraag: Dames, hou op. Onze mannen hebben het al zo moeilijk! Moeten emoties tonen. Lief doen, maar dan ook af en toe weer stoer, net op het moment dat het ons vrouwen uitkomt. Bloemen voor ons kopen, ons meenemen naar Parijs en Milaan, leuke dingen doen, mee naar je ouders en als het nodig is de elektra aan kunnen leggen, maar ook net zo makkelijk een 6-gangen diner kunnen voorschotelen. Als wij tegen ze aan lopen te bitchen, dan moeten zij dat allemaal voor zoete koek slikken, want ongesteld, PMS of net ongesteld geweest. En net op het moment dat de meeste mannen toch zeker wel aan 20% van onze verwachtingen voldoen, dan gaan we hem zijn laatste beetje mannelijkheid ook nog ontnemen! Dan moet-ie z’n ballen gaan scheren. En z’n borsthaar. En eigenlijk het liefst alles. Dus dames; onze mannen moeten al zoveel. Hebben het al zo druk om aan al onze eisen te voldoen. En volgens mij kunnen we die tijd die hij bezig is om z’n hele lichaam te ontharen beter gebruiken om meteen te gaan neuken.
HOE SCHOON IS LUNAS HUIS?
“Je moet het gewoon bijhouden”, zegt m’n moeder altijd. “De ene dag wassen, dan strijken, die dag stofzuigen en uiteindelijk kom je vanzelf in het ritme.” Niet dus. Ik haat het huishouden, al hoef ik me sinds de Boliviaanse J. een keer per 2 weken over de vloer komt over de meeste dingen geen zorgen meer te maken. “En als je het bijhoudt, dan heb je ook tijd om af en toe eens wat anders aan te pakken”, zei m’n moeder afgelopen maandag. “Zoals?”, vroeg ik. “Het schoonmaken van de koelkast bijvoorbeeld.” “Het schoonmaken van de koelkast?”, vroeg ik. “Ja, hoe lang is dat geleden?”, vroeg ze. “Eh, die heb ik nog nooit schoongemaakt”, zei ik. “Schande”, vond ze, “hoe lang woon je daar nu al? Een koelkast moet je elk half jaar schoonmaken.” “Ik haal heus wel eens een doekje over de plankjes hoor”, zei ik. Maar m’n moeder vond het schandalig. Kon echt niet. En zo had ze mij niet opgevoed. En ja, als moeders dat soort dingen gaan roepen, dan sta je natuurlijk 5 minuten later je koelkast volledig te demonteren en elk onderdeeltje uitgebreid te soppen. Viel best mee eigenlijk, met de smerigheid. Beetje schuurmiddel, beetje Andi, beetje afwasmiddel, beetje schudden en klaar. Tot ik tijdens het weer terugplaatsen van alle onderdelen ineens op een soort lade stuitte. Een onderkant-van-de-koelkast-lade. Mijn koelkast bleek ineens een onderkant te hebben die ik nog nooit had gezien! En die onderkant had mij overduidelijk ook nog nooit gezien, want er zat een laag schimmel vastgekoekt aan het plastic van minstens 1 centimeter. Oeps. Oh, smerig. Oh, goor, Oh, getver. Ik overwoog de lade gewoon weer dicht te schuiven en te doen alsof ik niks had gezien. Negeren tot je het vergeet is de beste oplossing voor elk probleem. Maar ik voelde de ogen van m’n moeder priemen in m’n rug en ik besloot door te zetten. “Mam, ik ben net meer dan 5 uur bezig geweest met die 2 kut-koelkasten”, klaagde ik 5 uur later, “zo’n kut-klusje zuigt gewoon alle energie uit een mens. Het was smerig en goor en ik doe het nooit meer.” “Ja”, zei ze, “als het gewoon netjes had bijgehouden, dan was je er in een uurtje mee klaar geweest.”
LOOK-A-LIKE PLOESIEPOESIE #051
Dit is Fleur. Links de echte Fleur. En rechts de Look-a-Like PloesiePoesie Fleur. Allebei schatjes!!! Binnenkort meer Look-a-Lika PloesiePoesies, DeLuxe PloesiePoesies én Retro-Funky PloesiePoesies op www.ploesiepoesie.nl.
LUNA PAST OP B.TJE
Ik lig in het logeerbed van vriend F. en vriendin T. en ik pas op hun zoontje B.’tje. Het is 1.00 en ik kan niet slapen. Ik moet er over 6 uur weer uit en het is belangrijk dat ik er op tijd uit ben, want B.’tje moet naar school. En al val ik toch in slaap, ik word steeds wakker met de gedachte: B.’tje moet naar school, paniek! Paniek! In die nacht realiseerde ik me; moeder zijn is een hoop gedoe. Ik heb nog nooit in m’n leven een kinderwens gehad. Nog nooit gezegd: ‘Ik wil later moeder worden.’ Of misschien het wel voor de gein gezegd, maar het nog nooit gevoeld. En als ik de radiowekker om 6.07 zie knipperen weet ik helemaal niet wat ik moet doen. Ik moet er om 7.00 uit en B.’tje moet om 8.30 op school zijn. Tanden poetsen, tas inpakken, drinken mee, banaan mee. Als ik nu weer ga slapen, dan slaap ik misschien wel door de wekker heen. Ik voel dat ik door die wekker ga slapen, dus ik ga wel even wat lezen. En terwijl ik wat lees, besef ik dat ik met kinderen waarschijnlijk nooit meer écht rust zal hebben. Dat het altijd alert zijn betekent. Altijd anders dan nu. Maar toch, zo af en toe, heel af en toe, dan begin ik te twijfelen of ik niet toch. Niet, toch, misschien, eventueel. Als. Want. “Zeg Luna”, begint zoontje B. terwijl hij keurig om 7.08 de eerste hap van z’n boterham met kaas neemt, “ik vind jou een hele mooie vrouw, weet je dat.” Ja, en als dat het eerste is wat je ’s ochtends hoort, dan wordt de twijfel toch wel heel serieus. Dan is die slapeloze nacht meteen vergeten. Maar toen ik daarna B.’tje in de stromende regen naar school moest brengen terwijl hij ook nog eens 1 minuut voordat we zouden vertrekken over z’n net schone spijkerbroek had geplast en ik z’n schooltas niet kon vinden en ook geen plastic tasjes en ik daarna op het schoolplein door 20 moeders argwanend werd aangekeken omdat die nog nooit iemand in een bloemetjesjurk hadden gezien, toen wist ik weer; laat mij nog maar even wachten. Luna speelt momenteel nog steeds liever moedertje dan dat ze er 1 wordt.
LUNA ZIET DE GOUDEN KOOI
In mijn behoefte aan ontiegelijk slechte pulp-programma’s wordt het komende jaar en misschien wel de komende jaren weer ruimschoots voorzien door mijn favoriete zender Talpa. Met ‘De Gouden Kooi’ hebben zij een programma-concept neergezet waar ik al 2 dagen van heb zitten smikkelen en smullen. Het concept is simpel: 10 wannabe miljonairs worden in een super-de-luxe villa gestopt en degene die het langst blijft zitten, die wint de villa én een miljoen én het aantal dagen dat hij of zij in de villa zat maal 1000 euro. Tijdens hun verblijf in de villa zal het de kandidaten aan niets, maar dan ook niets ontbreken, behalve dan aan hun familie en vrienden. Zo liet Natasia haar 2 kinderen, waarvan er eentje ernstig ziek is, voor onbepaalde tijd achter en zei bij het afscheid tegen haar dochtertje: “Ik doe dit voor jullie!” In het huis zelf meldde ze: “Ik heb m’n leven lang gezorgd voor m’n kinderen, nu is het eens tijd voor mezelf.” Waarop de ultrageile blondine Nena reageerde met een: “Volgens mij hebben kinderen meer aan moederliefde dan aan geld.” Daarna is er overigens niets intelligents meer uit deze Nena gekomen. Verder krijgen de kandidaten tijdens hun verblijf de gelegenheid om mee te doen aan workshops, cursussen te volgen, of hun eigen bedrijfje op te zetten. De 25-jarige Brian hoopt in die tijd zijn eigen dichtbundel uit te brengen en ik hoop ondertussen nog regelmatig op zijn tenenkrommend slechte gedichten getrakteerd te worden tijdens de uitzendingen van ‘De Gouden Kooi’. Geen betere schaamte dan plaatsvervangende schaamte en de programmamakers van Talpa lijken met hun selectie van de 10 wannabe miljonairs vooral met dat gegeven rekening te hebben gehouden. Het is niet alleen een gouden kooi, maar ook een gouden concept! En ik las gisteren in Het Parool dat de kandidaten pas na 2 jaar (!) kans maken op het huis, dus ik ben in ieder geval de komende 2 jaar iedere werkdag om 19.30 verzekerd van een prettig portie pulp. Of de kijkcijfers moeten tegenvallen, want dan verkoopt John de Mol de hele villa gewoon weer.
www.degoudenkooi.nl
LUNA EN DE SAPCENTRIFUGE
“P., ik wil een sapcentrifuge”, meldde ik maandagochtend. “Een wat?”, vroeg hij. “Een sapcentrifuge, daar kun je allemaal sapjes mee maken”, zei ik. “Je hebt toch al een blender en zo’n sinaasappelpers, is dan niet genoeg?”, vroeg hij. “Ja, maar een sapcentrifuge is anders”, ging ik verder, “daar kun je ook bijvoorbeeld appelsap mee maken. En wortelsap. En bietensap. Hartstikke gezond. Volgens Dr. Gillian McKeith is een sapcentrifuge onmisbaar in elk huishouden.” “En wie is Dr. Gillian McKeith?”, vroeg P. argwanend. “Die heeft ‘Wat je eet ben je zelf’ geschreven”, vertelde ik. “Jesus, wat ben jij toch ongelooflijk voorspelbaar”, zei P., “als wij ook maar een beetje een zwaar weekend achter de rug hebben, dan ga jij op maandag ineens gezond doen.” “Om alles een beetje in balans te brengen”, piepte ik. “En die sapcentrifuge belandt zeker net als de broodbakmachine, de blender, de sinasappelpers, de popcorn-maker en al die andere huishoudelijke apparaten met een stekker eraan in de kast?”, dacht hij. “Nee, echt niet”, zei ik, “echt niet. Hier heb ik echt goed over nagedacht. En het is al heel lang geleden dat ik een nieuwe keukengadget heb gekocht. Zeker een half jaar. En een sapcentrifuge maakt niet alleen een heel geinig geluid, het is ook nog eens écht goed voor lichaam en geest. En ik wil ‘m al heel lang, echt waar, al heel lang. Al een paar weken. Maar ik heb het gevoel dat ik nu op een punt ben gekomen dat ik niet meer zonder kan.” P. keek me rustig aan en wist instinctief dat hij, als ik op dat moment geen sapcentrifuge aan mijn collectie keukengadgets zou mogen toevoegen, de komende weken naar mijn gezeik zou moeten luisteren. “Okay”, zuchtte hij, “ga ‘m maar halen.” “En mag ik dan…”, begon ik. “Ook nog m’n pinpasje?”, vroeg hij. Ik gaf hem m’n breedste glimlach. Die was onweerstaanbaar, zelfs voor een P. die al bijna 8 jaar bij me is. Dus nu hebben we een sapcentrifuge! En het lijkt erop dat dit het eerste keukengadget is dat niet in de kast zal belanden, want zelfs partner P. heeft een slokje genomen van de zelfgemaakte appelsap.
LUNA EN EEN VAGE ENVELOP
Een grote witte envelop met mijn naam erop ligt op de deurmat. Van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat. Oh God, denk ik meteen. Oh God. Niet nog meer gezeik. Gezien het aantal blauwe enveloppen dat de laatste weken voor zowel P. en mij persoonlijk, als voor P.’s B.V. als mijn eenmanszaak op de deurmat te vinden waren, heb ik een groot wantrouwen jegens enveloppen van moeilijke instanties. Maar het Ministerie van Verkeer en Waterstaat die kende ik nog niet. Wat moeten die van me? Ik open de envelop en haal er een grote sticker van zo’n 20 centimeter doorsnede uit. Een wit hart met een rode rand. Met daarin, in grote zwarte cijfers; 30. Lekker dan. Haha, geintje zeker. Luna is 30 en daar zullen we haar even subtiel aan herinneren, met een fijne sticker die ze op haar deur kan plakken, zodat iedereen in de rest van de wereld ook weet dat zij 30 is. Het leven begint bij 30. Bedankt. Ik kijk verder in de envelop. Nog een stickervel, maar dan met 9 rode hartjes met daarin in witte letters de woorden; ‘Rij met je hart’. Er begint mij iets te dagen van een infantiele campagne van de overheid dat iedereen met z’n hart moet rijden en niet met z’n voet op het gaspedaal. Dat het allemaal gezellig wordt in Nederland. En dat iedereen naar elkaar lacht. Ja, want we kunnen het allemaal best leuk hebben met elkaar. Ik kijk verder in de envelop, maar vind geen begeleidend briefje. Ik snap er niks van. Rij met je hart? Rij met je hart? En wat heeft die 30 er dan weer mee te maken? Ik heb nog nooit een rijbewijs gehad. En als ik op m’n fiets 30 ga rijden, dan is dat dus helemaal niet goed voor mijn hart. Dan val ik binnen 10 minuten dood neer. Wat zeg ik? Ik krijg het met mijn conditie niet eens voor elkaar om mezelf met 30 kilometer voort te bewegen. Ik kras die 3 door en ik ga lekker op de bank liggen met een wijntje. Me voortbewegen met 0 kilometer per uur, dat past een stuk beter bij me. En het is een stuk veiliger ook.
LUNA OP DE FIETS IN ANTWERPEN
Als ik iets slecht trek, dan zijn het de toeristen in Amsterdam. Soms lijkt het alsof ik bij alles wat ik doe, al is het een pak melk bij de Albert Heijn halen, omringd ben door toeristen. Als ik ’s ochtends vanuit de keuken met een kopje koffie uit het raam staar zie ik de bussen op het parkeerterrein aan de Prins Hendrikkade staan. Lege bussen, klaar om busladingen vol toeristen weer naar huis te brengen. Of misschien eerst nog een tussenstop in Volendam. Of misschien eerder nog een nachtelijke sightseeing Amsterdam. Het zijn er altijd teveel. Te veel bussen. Te veel toeristen. Maar als de toeristen gewoon in die bussen zouden blijven zitten, of zich alleen maar zouden neervlijen op terrassen of in cafés of coffeeshops, dan denk ik dat ik er nog mee zou kunnen leven. Dan zou ik ze niet zo haten. Mijn haat begint als een toerist zich op een fiets begeeft. Want toeristen op een fiets zijn een gevaar op de weg. Nu was ik het afgelopen weekend bij vriendin M%n in Antwerpen. En het leek haar een goed plan om op de fiets naar de stoffenwinkel te gaan. En toen zij dat opperde, toen leek het mij ook best een goed idee. Ik ben immers een door de wol geverfde Amsterdamse fietser, dus dat Antwerpen, dat ging mij ook best wel lukken. Maar niet dus. Fietsen, op een onbekende fiets, door een onbekende stad, is eng. Dat is verschrikkelijk eng. Dat is met samengeknepen vuisten aan het stuur hopen dat er niets gebeurt. En met je blik op oneindig, of eerder met mijn blik op de rug van de fietsende M%n voor mij, gewoon maar gaan en hopen dat je niet omver gereden wordt of met je band in een tramrails rijdt en dan alle tandjes eruit. Ik was zeer opgelucht toen ik 2 uur later, inclusief kekke Antwerpse stofjes weer bij M%n thuis op de bank zat na te trillen. Ik besloot meteen: ik ga nooit meer op een fiets door een grote stad die ik niet ken. “Dus nu heb je zeker wel iets meer respect voor de toeristen als ze door Amsterdam fietsen?”, vroeg partner P. gisteren. “Echt niet!”, zei ik, “echt niet. “Nu weet ik helemaal zeker dat het verboden zou moeten worden, die hele fietsen-verhuur-business hier.”