web analytics

Auteur: luna

ACHTER HET GORDIJN

Wanneer P. en ik de afdeling Interne Geneeskunde op lopen zien we dat het bed van z’n vader is omringd met een gelig gordijn. “Misschien ligt-ie te slapen”, zeg ik, “of is-ie even aan het plassen.”

De waarheid blijkt veel harder. Wanneer we het gordijn iets opzij schuiven zien we dat de vader van P. zuurstof krijgt toegediend door een kapje en er staan 2 verpleegkundigen aan weerszijden naast hem wat aan knoppen te draaien. “Hij kreeg het ineens heel erg benauwd”, horen we. Ik zie P.’s pa naar adem happen. Paniek. Ik moet nu rustig blijven. Tranen kunnen, toe maar, maar kop omhoog, sterk blijven voor P. en voor z’n pa. Even later hoor ik: “We brengen uw vader nu naar de Intensive Care.”

Ik lees half de Magriet.
En een Libelle.
En een Vriendin.
P. zit al een uur naar de sportpagina van de Metro te staren.
Dan mogen we weer even bij de pa van P. kijken. “Omdat het anders toch wel erg lang zou duren.”

Mijn schoonvader ligt op de Intense Care met doodsangst in z’n ogen nog steeds te happen naar adem en ondertussen houden P. en ik z’n hand vast. We doen een poging om iets van rust, die we zelf totaal niet meer hebben, op hem in te stralen.
“Probeer maar rustig te ademen.”
Pa wil wat zeggen.
“Je hoeft niet te praten, blijf maar liggen.”
Hij probeert toch wat te zeggen.
Hij frummelt steeds aan de slangetjes aan z’n lijf.
“Pa, dat maskertje zorgt ervoor dat je zuurstof binnen krijgt. Probeer maar te ontspannen.”
“Pa, het enige dat jij nu moet doen is ademhalen.”
Adem in. Adem uit.
“Wij zijn hier.”
Ik zie meer snoertjes dan ik wil zien.
Ik hoor meer piepjes dan ik wil horen.
“Wij zijn hier.”

Ik maak een washandje koud onder een kraan en ik zie mijn man zijn vaders hoofd daarmee koel houden. Droog deppen. Zoenen. Aaien.
Ik zag mijn eigen vader ditzelfde doen bij zijn moeder, mijn oma, toen zij stervende was.
16 jaar geleden.
Raar hoe je ineens weer dingen weet. Herinnert.
Het raakte me toen.
Het raakt me nu dubbel.

Dan toch maar even met de lift naar de begane grond. Naar het ziekenhuisrestaurant. We nemen een bordje friet met een kroketje, dat we allebei nog niet eens voor de helft opeten.

Een uur later ligt de pa van P. te slapen. Alle medicatie heeft geholpen. Voor eventjes. Voor vandaag. Voor vannacht. “Zullen we ‘m maar laten liggen?”, zeggen we tegen elkaar. Niet wakker maken. Toch nog even een kusje op z’n hoofd. Nog even z’n hand vasthouden. Z’n pa wordt wakker.

“Niet huilen jongen.”
“Pappa.”
“Knullebul.”

20

LUNA EN HET HUILEND ZIGEUNERJONGETJE


P. en ik bevinden ons in de luxepositie dat we ons de komende tijd volledig kunnen richten op elkaar en onze familie. Geen werk en geen grote verplichtingen. En dat is heel erg fijn. Ondertussen maak ik nog wel dingen. Superkitsche dingen. Omdat ik het niet laten kan. Ik draai buttons van Bragolin’s beroemde huilende zigeunerjongetje. En ik draai er meteen wat meer van zijn andere huilende jongetjes én meisjes. En ik prik ze op een zelfgemaakt lijstje van stof en goud kant. Per 4 en per 10. Later ook te koop. Als ik mezelf ertoe weet te zetten om te leren hoe een échte online-shop te bouwen.

7

LUNA IS EEN SCHOONKIND

M’n schoonmoeder belt.
“Ik wil je nog even bedanken voor de boodschappen”, zegt ze, “meid, wat een lekkere dingen zaten erin.”

Ik was vanmorgen even snel naar de Albert Heijn gegaan om wat magnetronmaaltijden voor haar te halen. Rode kool met hachee, wijnzuurkool, casselerrib met worteltjes, simpele Hollandse pot met overal een bakje jus bij.

Niks zo erg als voor jezelf koken als je eigenlijk al niet zo’n trek hebt.
Niks zo erg als voor jezelf koken als je 49 jaar voor 2 hebt gekookt.

En boodschappen doen is het enige tastbare dat ik op dit moment voor haar kan doen. Ik deed er meteen wat miniflesjes versgeperst sap bij. Voor de belangrijke vitamientjes in de ochtend! En meteen ook wat 1-persoonskuipjes met salades voor op brood. Krabsalade, eiersalade, tonijnsalade en kip-kerrie-salade. Lekker! Ook wat van die vleeswaren die per plak verpakt zijn, zodat ze een onsje ham niet in 1 keer op hoeft te maken. Flesje port erbij. Ik heb vaak lopen schelden op kant-en-klare maaltijden en de gemakscultuur van de Albert Heijn, maar vandaag was ik blij met hun assortiment.

“Ja, ik dacht; dan hoef je de komende dagen even geen boodschappen te doen”, zeg ik. “Maar als je iets niet lekker vindt, dan hoef je het niet op te eten hoor. En ik heb op de datum gelet, het is allemaal nog 2 weken goed, maar het kan ook allemaal in de diepvries. En het brood en de krentenbollen en de gevulde koek zijn van de echte bakker, dus die zijn extra lekker.”

“Die gevulde koek neem ik vanavond bij de koffie”, zegt ze.
“Goed zo”, zeg ik.
Ze is even stil.
“En ik wil nog even zeggen; ik heb schatten van kinderen, maar ik heb ook schatten van schoonkinderen.”
Haar stem breekt.
“En ik hou van je hoor”, zegt ze.
Dat zei ze nooit eerder tegen me.
“Maar ik hou ook van jou hoor”, zeg ik.
Ik zei het ook nooit eerder tegen haar.

31

LUNA’S MASCARA LOOPT UIT

En dan vertelt P. me datgene wat ik eigenlijk al een beetje aan had zien komen.
Hij zag het ook.
Datgene waarvoor iedereen bang was.
Maar wat niemand uit durfde te spreken.

Dat.

“Oh, liefje toch. Lieve, lieve, lieve, lieve, lieve liefje toch”, zeg ik tegen P.

En als ik het zelf ook allemaal even niet meer weet.
Als alles teveel is.
Dan bel ik natuurlijk m’n moeder.

“P. belde net met de uitslag."
“En?”, vraagt m’n moeder.
“Het is darmkanker”, zeg ik, “en het is al helemaal uitgezaaid. Van z’n darmen tot z’n maag en z’n longen. En agressief en kwaadaardig.”
Ik hoor m’n moeder adem halen.
“Nee, dit komt niet meer goed hoor”, zeg ik.
Ik begin te snikken.
“Ik vind het zo erg voor P.”
“En voor z’n moeder.”
“Ik ben zo bang voor straks.”
“En toen had de dokter het verteld aan z’n vader en toen zaten P. en z’n moeder natuurlijk te huilen daar in het ziekenhuis. En toen had P.’s vader gezegd: ‘Jullie moeten niet huilen.’”

En toen begon mijn moeder te huilen.
En toen begon ik nog veel harder.

56

STEEDS MEER STAPELS

Vanachter mijn computer staar ik uit op een prikbord. Het prikbord is 8 meter lang, verdeeld in 8 vakken en elk vak is geschilderd in een kleur van de regenboog; groen, blauw, paars, roze, rood, oranje, geel. En dan nog een wit vak. Het prikbord is vooral beprikt met poezenfoto’s, poezenansichtkaarten, Hello Kitty-merchandising, m’n eigen schilderijtjes, poezenschilderijtjes of tekeningen van anderen en nog veel meer memorabilia of parafanalia. Allemaal gezellige items ter inspiratie en ter motivatie, maar vooral om mezelf te omringen met positieve, blije beelden. Zeer belangrijk in tijden van wanhoop en depressiviteit! Maar helaas wordt mijn positieve, blije uitzicht al maanden verstoort door een ander beprikt item; de liaspen. Vanaf mei 2008 hebben zich daar bonnetjes opgestapeld. En die stapel werd natuurlijk steeds hoger en hoger. En al had ik me begin 2008 toch echt voorgenomen om nu echt, nee, nu echt écht, m’n administratie keurig elke maand bij te houden, omdat het anders zo’n kutwerk is; dat goede voornemen was ik dus ergens in juni 2008 alweer vergeten. Want, ja, ach, 1 maandje overslaan, kon best, vond ik. En die ene maand werden er 2 en die werden er 3 en uiteindelijk zit ik hier dus tegen een achterstand van 7 maanden administratie aan te staren. En nu weet ik dat ik gewoon nu moet gaan beginnen. Nu. Nu! En dat ik dan strakjes, aan het einde van de dag, of misschien morgenmiddag, dat ik dan heel erg opgelucht en trots ben. Dat ik misschien zelfs zal denken; goh, was dat nou alles? Heb je daar nou al die maanden tegenop gezien? Maar op dit moment kan ik me er gewoon niet toe zetten. En ook de 5 bakken koffie die ik net, als steuntje in m’n rug, naar binnen heb gewerkt hebben me nog niet doen besluiten om de eerste stap te zetten. En nu doe ik al weken niks. Geen reet. Niks tastbaars dan, voor m’n gevoel. Ik had even een soort van vakantie. Soort van even tot mezelf komen. Soort van toegeven dat ik toch misschien wel ergens een beetje lichtelijk overspannen was. Maar starend naar de liaspen begin ik sterk te verlangen naar een jaartje helemaal sabbatical.

29

P. EN LUNA EN DE MATSWEKEN

 
“Het is rood”, zeg ik.

Het is het eerste dat ik zeg tijdens de weg naar huis vanaf het ziekenhuis. De rest van de rit hebben we, enigszins opgelucht omdat de pa van P. er iets beter uitzag en ook weer wat babbeltjes had, zitten luisteren naar de laatste cd van Madrugada.

Nu rijd P. altijd keurig. Altijd. En als hij rijdt, want wij hebben zelf geen auto, dan rijden we met een huurautootje van ConnectCar. En gisteren reden we dus per ongeluk met zo’n huurautootje door rood. Kan gebeuren. Het mag niet, maar kan een enkele keer gebeuren.

‘Tuuttuut’, komt er naast onze ConnectCar vandaan.
Een politieauto.
Zul je altijd zien.

P. draait z’n raampje open.
“Waarom reed u door rood?”, vraagt een agent.
Het is een vraag met meerdere antwoorden.
“Had ik gewoon zin in.”
“Dat gaat jou geen reet aan, motherfucker.”
“Ik lette niet op.”
“Doe ik altijd.”
“Het is nogal een verkeerschaos hier op het Mr. Visserplein hè?”
“Oeps.”
“M’n vader ligt in het ziekenhuis en ik had m’n gedachten er niet helemaal bij.”
Geen enkel antwoord zal de agent doen besluiten om ons geen bon te geven.
“Ik moet u een proces-verbaal geven”, zegt de agent.
“Dat begrijp ik”, zegt P. gelaten. Gelatenheid is vaak de beste optie wanneer er een agent tegen je praat.
“Heeft u een rijbewijs?”, vraagt de agent.
“Ja, dat heb ik, maar ik heb ‘m niet bij me”, zegt P.
“U moet uw rijbewijs altijd bij u hebben.”
“Dat weet ik.”
“Heeft u echt een rijbewijs?”
“Ja, ik heb echt een rijbewijs.”
“Weet u dat zeker?”
“Ja, dat weet ik zeker.”
“U moet uw rijbewijs altijd bij u hebben.”
“Dat weet ik, maar ik rijd in een huurauto, ik kom net terug van m’n vader uit het ziekenhuis, m’n gedachten zijn ergens anders vandaag.”
“Maar dan moet u toch altijd uw rijbewijs bij u hebben.”
“Dat weet ik.”

“U krijgt een boete van 150 euro voor het rijden door rood”, zegt de agent. “En dan mats ik u nog, want ik geef u geen boete omdat u uw rijbewijs niet bij zich heeft.”

Bedankt.

11

LUNA EN DE ONBEKENDE WEG

“En je moeder?”, had ik woensdag gevraagd. “Nee, die wil vanavond alleen zijn”, zei P. vanuit het ziekenhuis. Snapte ik. Je man ineens in het ziekenhuis, dat is iets wat je eerst even in je eentje wil verwerken. Zou ik ook doen. Maar donderdagavond wilde z’n moeder ook alleen zijn en vanavond eigenlijk ook. En in de tussentijd werden er allemaal testen op P.’s doodsbange pa gedaan. Bloedtesten, harttesten en met z’n magere lijf in een scanner op en neer. Infuus erin. Infuus eruit. En van alle tussentijdse uitslagen werd niemand blij; cyste op de nieren, vocht achter de longen, bloedarmoede, lekkende hartklep en ‘maandag vertellen we u de rest’.

“P.”, zei ik gisteravond, “als je morgen met je moeder naar het ziekenhuis bent geweest, neem ‘r dan maar mee hiernaartoe, dan kook ik lekker en dan haal ik een bos bloemen en een paar harinkjes om mee te nemen en dan breng je haar daarna weer naar huis. Volgens mij wil ze dat stiekem toch wel, maar durft ze het niet te vragen. Dan is ze er even uit.” Was een goed idee.

“Ik heb een lekker portje voor je gekocht”, zeg ik.
Ik schenk in.
“Een halfje hoor”, zegt ze.
Zes halfjes worden uiteindelijk 3 helen.

“Ik ben niet zo’n grote eter hoor”, zegt ze.
Maar ze schept 2 keer op van m’n zelfgemaakte aardappelpuree en neemt wel 2 stronkjes witlof met ham en kaas uit de oven.
En terwijl ze met haar vingers nog steeds af en toe wat stukjes kip van het karkas plukt zegt ze: “Maar je kan echt lekker koken hoor.”
Ze zegt het wel 10 keer.
Ze likt letterlijk haar vingers af.
Ik geef haar een servet.
Ik heb het goed gedaan.

Ik zie een klein, fragiel, bejaard vrouwtje aan m’n tafel zitten. Dit is de moeder van mijn man. Een omaatje met keurig gekapt grijs haar die het op dit moment erg belangrijk vindt dat haar man straks, áls hij weer thuiskomt uit het ziekenhuis, in een keurige gestofzuigde kamer en in een fris opgemaakt bed kan liggen. Ging ze morgen meteen regelen. Hier zit mijn schoonmoeder. Ze vertelt P. en mij over vroeger. Over hoe zij en P.’s pa elkaar hebben leren kennen. Bijna 50 jaar geleden. En dat ze heus wel andere vriendjes had voordat ze hem ontmoette. Hier zit een vrouw die dan wel altijd heel hard en veel op de pa van P. heeft lopen zeuren en vitten, maar uiteindelijk nog geen dag zonder ‘m kan. En ‘m zeker nog niet voor altijd wil missen. Ik zie haar angst. Ik zie P.’s angst. Ik voel de mijne.

Wanneer P. haar die avond weer met de auto naar huis brengt ga ik op de bank zitten en schenk mezelf een portje in. Ik heb nooit eerder voor mijn ouders of schoonouders hoeven zorgen. Vanavond voelde ik me in 1 klap volwassen.

19

NEE, NEE, NIET WEER!

Je zou toch denken dat een ezel zich, nadat hij na de eerste keer volkomen verrot gescholden werd, zich niet een tweede keer aan dezelfde steen zal stoten. Toch wel. Weer de volledige inhoud van m’n zorgvuldig opgebouwde diepvries weg moeten gooien. Het is dat ik van hem houd, maar anders…

4

WAT IK NODIG HAD…



De pa van P. is gisteren opgenomen in het ziekenhuis. Het ging al een tijdje niet zo goed, het gaat nu niet zo goed en de vooruitzichten zijn eigenlijk ook niet zo goed. Via Marloes klikte ik net op de live-uitvoering van ‘Mooi’ van onze held Maarten van Roozendaal. Eindelijk hard huilen, sinds lange tijd. Om alles. Maar ook juist een ‘dat-alles-komt-uiteindelijk-wel-goed-gevoel’. Een grote opgeluchte zucht. Over hoe je een liedje soms net op het juiste moment kunt horen. Over hoe ik eigenlijk uren naar Maarten van Roozendaal kan luisteren. “Maar ik ben goddank dus nog een keer een jonge lente waard!” Dit is zo mooi!

6

LUNA & VIKTOR & ROLF

Toen P. en ik dit huis kochten woonden wij 4 huizen naast het atelier van modeontwerpers Viktor & Rolf. Na een paar jaar verhuisden zij met hun atelier naar een groter pand ergens in Zuid, maar volgens mij wonen ze nog wel steeds ergens bij mij in de buurt, want ik zie 1 van de 2, ik bedoel diegene met de bril, al zolang ik hier woon regelmatig een tekkeltje uitlaten. En nu heb ik ooit een interview gelezen, met Viktor of met Rolf, daar wil ik vanaf zijn, en daarin zei hij iets over de kledingkeuze van de Nederlandse vrouw. Dat die ruk is. Zo gewoontjes. Slordig. Dat Nederlandse vrouwen over het algemeen zo weinig aandacht aan hun kleding besteden. Dat dat bij Franse vrouwen wel anders is. Nu las ik dat interview en wist meteen; gaat over mij. For sure. Want ik kom altijd Viktor of Rolf met die tekkel tegen als ik in m’n pyjama boodschappen ga doen. Altijd dus hè? No shit! In m’n pyjama of uitgelubberde joggingbroek. Niet dat ik geen mooie pyjama’s heb of dat ze me niet staan, maar ik heb dus nooit een encounter als ik in een überkek vintage jurkje met dito schoenen over de grachten flaneer. Nooit! Ik staar altijd zenuwachtig naar Viktor of Rolf met z’n hippe bril en z’n zwarte pak met perfecte snit en die tekkel glimt altijd alsof-ie dagelijks wordt opgepoetst en dan durf ik geen geinig gesprekje meer te beginnen als: “He, hoi, wat een leuke tekkel, ik woonde naast jullie atelier toen, ja, mooi wonen hè, ja, maar hoe heet je tekkel eigenlijk?” Nee, dat durf je dus niet als Nederlandse vrouw die rechtstreeks uit haar bed komt. Logisch! En ook tijdens m’n bezoek vandaag aan de overzichtstentoonstelling ‘The House of Viktor & Rolf’ in het Centraal Museum voelde ik me ietwat ongemakkelijk. Ik had dan wel dat leuke vintagejurkje aan, maar met daaronder een setje rode nep-Uggs van de Albert Cuijp. Niks high fashion. Wel praktisch. Want, ja, doei, ik zou die dag een paar kilometer gaan lopen en dat doe ik dus echt niet op van die sexy hoge hakken. Zelfs niet voor Viktor & Rolf. Maar morgen ben ik van plan om in een mooi jurkje en mooie schoenen naar de supermarkt te gaan. Heus. Echt. En dan zul je net zien dat die hele Viktor of Rolf in geen velden of wegen te bekennen is.

p.s.: De tentoonstelling is prachtig! En een hele grote aanrader voor iedereen die van mode, Viktor, Rolf, tekkels en mooie dingen houdt.

6