web analytics

Auteur: Luna

I’M ON A ROAD TO NOW-HERE

Er kwam een auto aanrijden met geblindeerde ramen. Of ik in wilde stappen?

En je stapt in en je laat je wegrijden. Je slaat een weg in. En dan ga je 2 keer links, 1 keer rechts, weer links, weer rechts en dan is het alleen nog maar vooruit op de snelweg. Met 140. En het is lastig omkeren als je eenmaal op de snelweg zit en de volgende afslag is pas over 16 kilometer. Die afslag mis je, want hij vertelde net over zijn ongelukkig jeugd. En dan is de volgende afslag pas weer over 19 kilometer. En die mis je ook, want je moeder ligt ineens op de Intensive Care. En je mist de volgende afslag ook. En die daarna ook. En die daarna. Tot je niet eens meer op de afslagen let, maar alleen nog maar voor je uit staart. En hoopt dat je geen ongeluk krijgt. Dat hij rustig blijft. Het stuur vasthoudt.

“Wie zijn dat allemaal op de achterbank?”, vroeg ik.

“Ah, joh, niemand. Echt niet. Niet belangrijk. Nee joh, dat is een collega. En, ah, nee joh, dat is een andere collega, met haar organiseer ik de BBQ op m’n werk, met haar ook trouwens en, oh, wacht, met haar ook, en nee, joh, nee, natuurlijk mogen partners daar niet komen en, nee, dat is iemand die ken ik al jaren, en dat is m’n puf-apparaatje voor de COPD, want ik heb nog maar 10 jaar te leven en joh, dat is gewoon een meisje dat ik van de rugby ken en dat is een pakje sigaretten en dat is een ander meisje van de rugby.”

“Wat doe je nou?”, vroeg ik.
“Niks. Ik doe niks. Ik kan echt wel rijden hoor. Jij bent gek”, zei hij.

Pas toen er niemand en niks meer bij kon in de auto, begon ik te gillen. Heel hard te gillen.
“Je rijdt ons hartstikke dood!”, schreeuwde ik.
“Ik had jou al veel eerder de auto uit moeten zetten”, zei hij, “want door jou heb ik nooit op de weg kunnen letten.”

Hij zette mij de auto uit.
Of ik stapte zelf uit.
Er is geen verschil.
En er mocht 1 van de vrouwen van de achterbank plaatsnemen op de bijrijdersstoel.
“Vergeet je gordel niet”, zei ik tegen haar.

Ik balanceer nu met blote voeten op de vangrail. Ik kan gewoon blijven staan en ’s nachts naar de maan kijken. Ik kan met iemand meeliften. Ik kan naar links lopen. Of naar rechts. Ik kan de snelweg oversteken als het rustig is. Ik kan op m’n tenen gaan staan met m’n ogen dicht, maar ik val niet om. Ik kan mijn vrienden bellen of ze me komen halen. Ik kan alle kanten op. Ik kan naar huis.

Maar ik kan vooral heel diep inademen en hem van me weg zien rijden.

34

DE EENZAAMHEID IS SOMS ERGER MET Z’N TWEE

“Ik voel me zo alleen”, zei ik.
“Dat komt omdat je de hele dag alleen werkt”, zei hij.
“Nee, dat is het niet, ik werk m’n hele leven al alleen, daar heb ik geen moeite mee. Ik voel me alleen. Ik voel me kut. Er zit iets niet goed.”
“Ga dan met een psycholoog praten.”
“Waarom, ik ben niet gek.”
“Nou?”

“Wanneer zet je mij nou eens op nummer 1? Of je dochter? Wanneer ga je met mij, met ons, iets leuks doen? Wanneer gaan we samen uit eten? Samen een weekendje weg? We kunnen het zo goed hebben samen. We kunnen de ene maand samen naar Parijs en dan kun jij de andere maand met S. naar Berlijn en dan kan ik de maand daarna met haar naar Londen! Je gaat alleen maar naar de rugby, je brengt al je energie daar en ik krijg niks. Wij krijgen niks. Je ligt alleen maar moe op de bank. Ik ben blij dat je weer aan het werk bent en dat je het zo naar je zin hebt op de rugby, maar het is nu wel eens een keertje tijd voor ons, lijkt me. Je hebt vorig jaar al het hele jaar op de bank gelegen met je burn-out. Ik vind het niet meer leuk. We moeten nu aan ons werken.”
“Wil je dat ik stop met de rugby dan?”

Ik smeerde ’s ochtends z’n brood, legde z’n medicijnen klaar en zette er een kop zwarte koffie naast.
Hij ging niet naar z’n werk.
Hij ging naar haar.
Dus daarom waren al z’n vakantiedagen bijna op. Ik begreep het al niet. Nu wel.

Ik vraag me al weken af waarom ik het niet eerder zag. Of merkte. Ik voelde wel iets, maar ik wist niet wat. Ik voelde me alleen. Al maanden. Misschien al jaren. Maar leugens ontstaan geleidelijk en ze zijn oh, zo subtiel. En het lag natuurlijk nooit aan hem. Altijd aan mij.

Hoewel het nogal een impact heeft als je man je vertelt dat hij al maanden een ander heeft en bij haar gaat wonen overheerst bij mij vooral de opluchting.

En ik heb me in tijden niet zo niet-alleen gevoeld.

13