LUNA EN HÉT VERHAALTJE VOOR HET SLAPENGAAN
Toen Michael en ik elkaar net leerden kennen sliep ik slecht. Michael opperde om een luisterboek aan te zetten, want met een beetje gewauwel op de achtergrond is het een stuk makkelijker in slaap vallen, dacht hij. Het was het proberen waard.
We hadden een korte zoektocht naar het ideale luisterboek. Want, welke stem is fijn om naar te luisteren en welk verhaal is boeiend genoeg? We kwamen er al snel achter dat we een vrouwenstem allebei niks vonden. Ook vonden we een Nederlands gesproken boek niet prettig om naar te luisteren en een roman of thriller vonden we ook niks. Het werd uiteindelijk ‘A Short History Of Nearly Everything‘ van Bill Bryson, ingesproken door Richard Matthews.
Nu, zo’n 3 jaar verder is naast ‘welterusten’ en ‘ik hou van jou’ mijn meest uitgesproken zinnetje in bed; ‘Wil je het verhaaltje aanzetten?’ En ook Michael zegt regelmatig, als hij merkt dat ik naast hem lig te draaien en woelen; ‘Zal ik het verhaaltje voor je aanzetten?’
Het luisterboek van ‘A Short History Of Nearly Everything’ duurt 18 uur en 13 minuten. We begonnen 3 jaar geleden keurig bij hoofdstuk 1, Michael zette de timer steeds op 30 of 45 minuten en als we ’s nachts wakker werden zette hij ‘m soms nog een keer aan en luisterden we verder waar we gebleven waren. Toen we het boek uit hadden zijn we gewoon weer opnieuw begonnen. En weer. En weer. En weer. We hebben dit boek de afgelopen jaren waarschijnlijk zo’n 60 keer van begin tot einde gehoord.
Het is een geweldig boek vol met heerlijke feitjes over, nou ja, zo ongeveer alles wat met de aarde te maken heeft en het verveelt zelfs na 3 jaar nog niet, omdat je sommige stukken gewoonweg niet onthoudt of misschien niet hoort in je slaap. Al kan ik sommige stukken inmiddels wel dromen. Zo heb ik voor m’n gevoel al 100 keer het stukje gehoord over Yellowstone Park en dat het daar eigenlijk een soort tijdbom is. Dat Bob Evans supernova’s kan spotten met het blote oog heb ik ook al heel vaak horen vertellen. En ook het stukje over de papieren van Madame Curie en dat die nog steeds zo radioactief zijn niemand ze mag aanraken zonder een beschermd pak te dragen, komt regelmatig voorbij.
Maar sommige stukken lijk ik ineens voor de eerste keer te horen, ook al heb ik alles dus al minstens 60 keer, bewust of onbewust gehoord. Dan word ik de volgende ochtend wakker en dan is er ineens iets blijven hangen over Darwin, dinosaurussen, een meteoorinslag, de homo erectus, microben of DNA. Of dan vertelt Michael iets en dan herinner ik me ineens ‘dat dat vannacht bij het verhaaltje was’.
In de laatste weken voor m’n moeders dood sliep ik slecht. Ik sliep wel in, want stress, ellende, gedoe en slapeloze nachten zorgen ervoor dat je aan het einde van de dag kapot bent. Ik werd echter na een paar uurtjes weer wakker om daarna te liggen malen.
“Wil je het verhaaltje aanzetten?”
In 1 van die nachten hoorde ik onderstaand stukje voor de eerste keer.
‘Every atom you possess has almost certainly passed through several stars and been part of millions of organisms on its way to becoming you. We are each so atomically numerous and so vigorously recycled at death that a significant number of our atoms – up to a billion for each of us, it has been suggested – probably once belonged to Shakespeare. A billion more each came from Buddha and Genghis Khan and Beethoven, and any other historical figure you care to name. (…) When we die, our atoms will disassemble and move off to find new uses elsewhere – as part of a leaf or other human being or drop of dew. Atoms themselves, however, go on practically forever.’
Ik vind deze wetenschap een enorme geruststelling en een enorme troost om bij in slaap te vallen.
LUNA EN ‘DE OUDE WEBLOGKLIEK’
Gisteren stonden m’n vader, Michael en ik op het punt om de deur uit te gaan om even een hapje te gaan eten toen er werd aangebeld. Die ochtend hadden we mamma, zoals zij dat wilde, met z’n drietjes weggebracht. M’n moeder hield van sober en van haar had zelfs de hele condoleance de dag ervoor niet gehoeven, maar wat waren wij blij dat er zoveel meer mensen kwamen dan we hadden verwacht. Ik ben sowieso volledig overdonderd en verrast door alle lieve berichtjes, kaartjes, sms-jes, app-jes, reacties en DM’s die ik en mijn vader de afgelopen weken heb ontvangen. Je voelt je even enorm gedragen.
Terug naar gistermiddag. Voor de deur stond een mannetje met een bos bloemen. Precies eenzelfde soort bos die ik bijna 3 jaar lang elke zaterdag samen met Michael bij m’n moeder bracht. Elke zaterdag kochten wij bloemen bij Jungerius en Michael maakte elke zaterdag een foto van mij met de bloemen om op zijn Instagram-pagina te zetten. Op sommige foto’s zie je mij van de achterkant met de bloemen, op sommige foto’s moest ik even keurig poseren en op sommige foto’s zie je 1 van mijn ouders, of allebei, in de deuropening staan terwijl ik de bloemen overhandig. Dierbare foto’s dwars door de seizoenen heen.
Toen ik deze week de laptop van m’n moeder opende zag ik dat ze alle ‘#bloemenmeisje-foto’s’ had gedownload en in een mapje had gezet. Wist ik niet.
Bij de bloemen die ik gisteren kreeg zat een brief. Een brief van bijna 50 bloggers uit ‘de oude weblogkliek’. Mensen die, net als ik, bij de eerste bloggers van Nederland horen.
‘We waren bij jullie de afgelopen tijd. De ene blogger wellicht wat dichterbij dan de andere. We lazen de berichten, de teksten, we leefden mee. We wilden wat achterlaten in de comments, hoewel niet voor iedereen even makkelijk. Woorden voldoen niet altijd, vind maar eens de juiste toon, iets puurs, iets herkenbaars, iets waar je zeker van bent dat de ander daar iets aan heeft. Waar onze woorden tekortschoten hebben we besloten om jullie de komende tijd te laten weten dat we in gedachten bij jullie en jullie verlies zijn. In de vorm van bloemen, die zo veel beter kunnen spreken in moeilijke tijden waar een mens vaak sprakeloos staat.’
Van deze ‘oude weblogkliek’ krijg ik een jaar lang elke 2 weken een bos bloemen thuisbezorgd door Jungerius. Op zaterdag. Van zo’n bijzonder cadeau ben ik sprakeloos.
Ik vind termen als ‘het raakt me tot in het diepste van m’n ziel’ ontzettend overdreven, maar dit raakt me. Het raakt me ontzettend. Het raakt me in m’n herinneringen, aan waar ik vandaan kom en aan dat wat ik belangrijk vind.
Het raakt me op de plek die liefde heet.
DE SOUNDTRACK VAN MIJN MOEDERS DOOD
Eerste Kerstdag om 8:00 begon de Top2000 op Radio 2. In mijn ouderlijk huis stond vanaf dat moment de televisie zachtjes aan in de woonkamer, zodat we niet alleen konden luisteren naar de nummers van 2000 tot 1, maar ook mee konden kijken naar de stroom van mensen die het Top2000-huis bezocht. De dj’s draaiden de plaatjes, de wereld draaide gewoon door, terwijl mijn wereld een beetje stil stond.
Mijn moeder keek vanaf het ziekenhuisbed mee. Ze wees af en toe naar het scherm, glimlachte soms, gaf nog een keer een knipoog, maar had steeds vaker allebei haar ogen dicht.
Ze was er nog wel, maar ook weer niet.
Ze zweefde tussen hier en daar.
De nacht van 27 op 28 december besloot ik bij m’n moeder beneden op de bank te slapen. Ze had de hele dag haar ogen niet meer open gehad en je voelt, je hoort en je ziet gewoon dat het einde nadert. Vergeet alle Hollywood-films die je ooit zag met stervende mensen, want de naderende dood is not a pretty sight and sound.
Als mamma het van tevoren had geweten, dan had ze het misschien niet zo gewild, maar dingen lopen soms anders. ‘Life is what happens when you’re busy making other plans’, een zinnetje uit het liedje ‘Beautiful Boy’ van John Lennon. Een liedje dat overigens niet in de Top2000 staat. Als ik het allemaal van tevoren had geweten, dan had ik gedacht dat ik het niet zou kunnen. Niet aan zou kunnen. Tot het zover is en je de dingen gewoon doet. Omdat het moet. En omdat je uiteindelijk niet anders wíl dan je moeder tot het einde begeleiden.
Ik luisterde die nacht samen met haar naar de Top2000. Soms dommelde ik een liedje in, om bij een volgend liedje weer wakker te schrikken van een harde ademhaling van m’n moeder. Al vanaf dat de Top2000 startte had ik me afgevraagd met welk nummer ze zou gaan.
Mij leek nummer 1154, ‘All You Need Is Love’ van de Beatles wel geschikt. Werd het niet. Dolly Parton met ‘I Will Always Love You’ op 1147 was ook bijzonder geweest. Werd het niet. Ook ‘If You Don’t Know Me By Now’ van Simply Red op 1135 werd het niet. Ik had zelf ‘Heaven For Everyone’ van Queen op 1120 wel mooi gevonden. Mijn ouders en ik zijn alle drie een groot Queen-fan en deze leek me wel toepasselijk. Die werd het ook niet.
Ik stond af en toe bij haar bed, hield haar hand vast en depte haar lippen met wat water. Je wil zo graag iets doen, maar je kan zo weinig doen. Ik zei dat ze mocht gaan, dat ze alles los mocht laten wat er maar los te laten viel en dat het allemaal goed was, maar het was haar tijd die nacht nog niet.
Uiteindelijk koos m’n moeder een paar uur later voor Christina Aquilera met ‘Hurt’ op nummer 1016, ook al valt er waarschijnlijk niks echt te kiezen, want je gaat wanneer je gaat. Maar precies op deze 4 regels ademde mijn moeder voor het laatst in en uit.
I would hold you in my arms
I would take the pain away
Thank you for all you’ve done
Forgive all your mistakes
“Ze is weg”, zei m’n vader.
“Ja”, zei ik.
En hoewel de naderende dood dus not a pretty sight and sound is, maakte deze 4 regels op de achtergrond het voor mij tot een groot spiritueel cadeau.
Mijn geweldige moeder is zaterdag 28 december rond 11:30 overleden terwijl mijn vader en ik haar hand vasthielden. Vol liefde hebben wij haar, samen met Michael, tot het allerlaatste moment thuis verzorgd en liefgehad. Ik ben dankbaar dat ik de laatste jaren, weken, dagen en vooral de allerlaatste nacht zo intens met mijn moeder door kon brengen. Dat is iets waar ik de rest van mijn leven trots op zal zijn.
DAGEN ZONDER DATUM
“Het lijkt wel winter”, zegt m’n moeder ineens als ze naar buiten kijkt.
“Het is ook winter”, zeg ik.
Ze ligt in het ziekenhuisbed in de woonkamer, naast het raam. Ze kan naar buiten kijken of naar de televisie, maar meestal heeft ze haar ogen dicht.
“Het is geen winter”, zegt ze.
Ik kijk op m’n telefoon om de datum te checken. Ik weet al een tijdje niet meer wat voor dag het is. Maandag, zondag, dinsdag, november, december, Eerste Kerstdag. Alles loopt door elkaar. Het zijn dagen zonder datum.
“Je hebt gelijk”, zeg ik, “het is 20 december, de winter begint morgen.”
Ze kijkt me aan met een ik-ben-nog-lang-niet-gek-blik.
Praten kost haar steeds meer moeite. Ze is stil.
Het heeft tijd, veel teveel tijd, gekost om de juiste hoeveelheid pijnmedicatie geregeld te krijgen. Van die pillen naar andere pillen en van weer andere pillen naar pleisters. Het heeft tijd, veel teveel tijd, gekost om de huisartsen de urgentie van de situatie te doen inzien. En het heeft ook tijd, teveel tijd, gekost om de thuiszorg op de rit te krijgen. Het regelen van euthanasie kost trouwens ook tijd. Daarnaast; mijn moeder is nog nooit terminaal geweest, mijn vader heeft nog nooit met een terminale vrouw te maken gehad en ik niet met een terminale moeder. Wij weten ook niet wat we moeten doen of wat de bedoeling is. We doen maar wat. We doen wat wij denken dat het beste is voor m’n moeder. Dat het eind december is, werkt ook niet echt mee.
Ik belde huilend met een huisarts: “Ik voel me gewoon ontzettend in de steek gelaten door de gezondheidszorg.”
Hoeveel mooie zinnen ik er ook over zou willen schrijven; dit laatste stukje leven, dit stukje zo ontzettend dicht bij de dood, dit stukje is lelijk. Er is geen ander woord voor. Het is lelijk en het voelt oneerlijk en vooral als niet de bedoeling.
“Het komt zoals het komt”, fluisterde m’n moeder gisteren.
Het zijn dagen zonder datum. Het zijn dagen dat m’n moeder er nog is. Tot er weer een dag met datum komt. De dag waarop m’n moeder sterft.
HET GAAT ALLEMAAL HEEL HARD NU
Het zijn van die verhalen die je hoort op straat. Of in de supermarkt. Of leest in een tijdschrift. ‘Toen hij eenmaal in het ziekenhuis lag, toen ging het hard.’ ‘Ze ging voor iets kleins naar de dokter en daarna is het eigenlijk heel hard gegaan.’
Het zijn vooral alle laatste keren die hard voorbij gaan.
Laatste keer met z’n drieën naar de LIDL.
Laatste keer wandelen.
Laatste keer bij mij eten.
Laatste keer naar buiten.
Laatste keer in haar stoel.
Laatste keer in haar eigen bed slapen.
En juist omdat al die laatste keren elkaar zo snel opvolgen heb je op het moment zelf niet in de gaten dat het allemaal laatste keren waren. En dat is maar goed ook, want anders blijf ik aan het huilen. Al is er eigenlijk weinig tijd om te huilen of om te lang stil te staan bij de situatie, want alle laatste keren worden opgevolgd door allerlei eerste keren die geregeld moeten worden. En in het regelen van al die eerste keren gaat veel tijd en vooral heel veel geduld met de huisartsen, huisartsassistenten, thuiszorgcentrales en verzekeringsmaatschappijen zitten.
Eerste keer kennis maken met huisarts 1.
Eerste keer kennismaken met huisarts 2.
Eerste keer kennismaken met huisarts 3.
Eerste keer slapen in een ziekenhuisbed in de woonkamer.
Eerste keer je moeder naar het toilet brengen.
Eerste keer een morfinepleister plakken.
Eerste keer bezoek van de thuiszorg.
M’n moeder wilde eigenlijk nooit in een ziekenhuisbed in de woonkamer komen te liggen, maar omdat het allemaal zo hard gaat is dit de enige oplossing.
Het is wat het is.
Het gaat zoals het gaat.
En het gaat hard.
DON’T FEED THE TROLL
Na bijna 20 jaar delen van lief en leed op internet zou je denken dat negatieve of lullige reacties me niet zoveel meer doen. Integendeel. Ik kan nog net zo pissig worden als 20 jaar geleden wanneer iemand een reactie plaatst, puur bedoeld om te kwetsen. En ik kan me, net als 20 jaar geleden, de hele dag lopen druk maken over wat ik allemaal terug wil zeggen. Nu weet ik ook al 20 jaar dat je maar beter niks terug kunt zeggen, don’t feed the trolls, want dat is precies wat ze willen.
Maar ik kan de laatste reacties van Menno, een man die hier al bijna 20 jaar meeleest, niet naast me neerleggen. Omdat ik gewoon echt niet begrijp waarom iemand moedwillig een nare reactie plaatst onder een column die gaat over de naderende dood van m’n moeder.
Hij schreef onder mijn tekst THE TIME IS NOW: “En kunt u dan uw stervende moeder bezoeken?”, vroeg de dokter. “Zeker”, zei je, ”ik moet dan wel mijn neukertje of mijn oude vader om een lift vragen, want ik heb nog geen rijbewijs en geen auto.” “Goed geregeld dus”, zei de dokter.
Ik heb Menno gemaild met de vraag of deze reactie nu echt nodig was, maar daarop kreeg ik geen antwoord. Ik kreeg 2 weken later wel een reactie onder mijn plog met de Disney-foto’s (LUNA NAAR EURODISNEY (PLOG)): “And you didn’t bring your Mum, who is about to die, right? Maar je kunt altijd schrijven over de kanker van andere mensen, natuurlijk. En poesjes. Moet je niet aan denken, dat de telefoon gaat, dat je vader meteen naar het ziekenhuis moet, omdat zijn lief stervende is, en dat je dan niet even kunt rijden, omdat je pas twaalf jaar weet dat je moeder stervende is, en dus je rijbewijsje niet op tijd hebt kunnen halen. Never mind, er zijn altijd poesjes.”
Niet dat het jou ook maar iets aangaat, Menno, maar mijn moeder woont op 300 meter van mij vandaan en heeft ervoor gekozen om thuis te sterven als zij het daar de tijd voor vindt. Die tijd vindt ze het nu nog niet, omdat ze, met de maximale pijnstilling, nog samen met m’n vader geniet van een voetbalwedstrijd op tv. Of van de zoveelste herhaling van Midsomer Murders. Of van een spannend luisterboek.
Weet je waar m’n moeder ook van genoot? Van mijn foto’s van Eurodisney. Weet je hoe fijn het is voor een moeder om te zien dat je een sterke dochter op de wereld hebt gezet? Een dochter die, ondanks haar verdriet, toch gewoon wél leuke dingen blijft doen? Wél gewoon kitsche kerstballen gaat shoppen in Amsterdam. Wél gewoon op de foto gaat met Baloo in Eurodisney. Weet je hoe hard we met z’n drieën hebben gelachen toen ik vertelde dat ik een uur in de rij tussen de kinderen moest wachten voor die foto, maar dat ik ook echt als een kind zo blij was? Na m’n Eurodisney-foto’s en -verhalen hadden we een gesprek over doodskisten, euthanasie, welke bloemen op de kist en zaten we met z’n drieën te huilen, omdat we het einde alle drie zo graag anders hadden gezien.
Ik ben een dochter die met alle liefde al jaren naast mijn ouders staat, óók tijdens dit laatste, moeilijke stukje. Voorál tijdens dit laatste moeilijke stukje.
En Menno, omdat jij je zorgen maakt of ik er wel op tijd bij zal zijn als m’n moeder sterft; mocht mijn moeder er toch voor kiezen om liever naar een hospice te gaan, dan zit die op een kilometer van mijn huis, een afstand die ik, mocht het nodig zijn, kruipend nog wel aan kan, maar gelukkig heb ik een fiets. En mocht er geen plek zijn in deze hospice, of in het ziekenhuis in Tiel, dan heb ik genoeg geld gespaard om een paar maanden lang elke dag en nacht op en neer te kunnen gaan met de taxi naar welke plek dan ook in Nederland. Wat zeg ik? Ik kan me Godverdomme elke dag met een limousine laten brengen als het moet! Maar gelukkig hoef ik dit allemaal niet in m’n eentje te doen of te dragen, want ik heb genoeg mensen in mijn omgeving die mij met alle liefde, op elk moment van de dag, naar waar dan ook willen brengen.
Dus beste Menno, ik word misschien oud zonder rijbewijs, maar laat mij in Godsnaam nooit zo’n liefdeloze, compassieloze, zure, zielige, zelfingenomen klootzak worden zoals jij.
LUNA NAAR EURODISNEY (PLOG)
THE TIME IS NOW
“Nou, dan is het dus einde oefening”, zegt m’n moeder.
“Ja”, zegt de longarts, “zo zou je het kunnen stellen.”
Ik werd 2 weken geleden gebeld met de mededeling dat de bestralingen van de longtumor bij m’n moeder niet door konden gaan. Op de PET-scan die in het UMC in Utrecht gemaakt was om het bestralingsgebied vast te stellen waren uiteindelijk wat meer verdachte plekjes te zien geweest. Dus er moest nóg een scan gemaakt worden. Een uitgebreidere, een PET/CT-scan, zodat duidelijk zou zijn waar en hoeveel en of bestralen überhaupt nog wel mogelijk was. Dus weer naar Utrecht, weer onder een apparaat en een paar dagen later weer naar een afspraak met een arts voor de uitslag.
Hoe vaak liepen we al eerder met z’n drietjes door dit ziekenhuis? Of een ander ziekenhuis? Hoeveel artsen hebben we gezien? Hoeveel scans zijn er gemaakt? Hoeveel bloed is er afgenomen?
Te vaak.
Te veel.
Hoe vaak zaten we al met die onzekerheid tussen de onderzoeken en de gesprekken met de artsen in? Het leven is zo broos. Het lichaam is zo broos.
Het is al 7,5 jaar geen stap meer vooruit.
Maar een stap op de plaats.
En daarna weer een stapje terug.
Hoe vaak dachten we; nu is het afgelopen, nu is er echt geen behandeling meer? We dachten het eigenlijk iedere keer dat we een arts bezochten. We dachten het iedere keer dat de kanker toch weer terug was. En we dachten het voor iedere chemokuur, tijdens iedere chemokuur en na iedere chemokuur. We dachten het bij een griepje. We dachten het iedere keer dat de kanker toch weer onder controle bleek. We dachten het soms bij een hoestje. We dachten het toen er uiteindelijk van chemokuren op chemopillen over werd gegaan. We dachten het bij een ooginfectie. We dachten het als het al een paar maanden goed ging.
Kanker betekent moeten leven met de gedachte; straks komt het terug, straks is er geen behandeling meer mogelijk, straks is het lichaam op.
Het bleef altijd bij gedachten. Tot gisteren.
Het is wat het is.
En het is tijd.
DE MELANCHOLIE VAN GEVULDE EITJES
“Zou jij misschien gevulde eitjes kunnen maken?”, had ex-partner P. een week geleden gevraagd. Hij werd onlangs 50 en z’n dochter onlangs 8, dus de hoogste tijd voor een gezamenlijk feestje. “Ja, nou, dat wil ik wel, maar ik denk niet dat ik die heelhuids van Tiel naar Amsterdam ga krijgen”, zei ik, “haal gewoon een paar zakken chips, lekker makkelijk.”
Voor onze feestjes vroeger aan de Prins Hendrikkade in Amsterdam maakte ik altijd gevulde eitjes. Verjaardag? Gevulde eieren! Pasen? Gevulde eieren! Weekend? Gevulde eieren! Kerstmis met de familie? Gevulde eieren! Oud en Nieuw met vrienden en oud-Hollandsch naar de klote? Eerst even een bodempje leggen met gevulde eieren!! Gevulde eitjes zijn de stabiele factor op ieder feestje en worden gemaakt naar een befaamd familierecept, doorgegeven van m’n moeder op mij, lekker simpel met mayonaise en Aromat, altijd een groot succes bij jong en oud, alleen geen gemakkelijk gerecht om even te vervoeren in een Tupperware-bakje. Maar P. had blijkbaar toch echt z’n zinnen gezet op een verjaardagsfeestje mét gevulde eieren.
‘Ik heb 40 eieren gekocht’, appt P. de avond voor het verjaardagsfeestje.
‘Dat meen je niet!’, app ik terug, ‘kijk eens wat voor cadeau ik voor je gekocht heb!!!!!’
‘Haha.’
‘Maar eh, ga jij nou echt zélf gevulde eitjes maken?’
‘M’n zus komt morgen iets eerder.’
‘Oh, okay, maar dan zou ik wel alvast even die eieren koken hoor, zodat ze morgen op tijd afgekoeld zijn.’
‘Hoeveel minuten?’
Voor de zekerheid app ik P. het hele recept. Ik heb nooit veel vertrouwen in de kookkunsten van P. gehad en als hij moest vragen hoe lang het duurt om een ei hard te koken, lijkt het me dat hij weinig had bijgeleerd de afgelopen 11 jaar.
De zus van P. blijkt de volgende dag inderdaad eerder op het feestje gearriveerd en heeft de 40 eieren nog moeten koken, want dat was P. vergeten. De nichtjes van P., inmiddels volwassen vrouwen met verkering, zitten de eieren te pellen. En het is maar goed dat ik, eigenlijk als grapje, een busje Aromat heb gekocht, want de zus van P. kan in het huis van P. weinig andere smaakmakers dan mayonaise vinden.
En dan sta ik ineens in mijn leven van vroeger.
Er komen vrienden binnen die ik jaren geleden bijna elke week zag, maar waarmee het contact logischerwijs verwaterde toen ik bij P. wegging en verhuisde van Amsterdam naar Tiel. Vrienden waarmee ik voor mijn gevoel nog gisteren in het Vondelpark zat met een proseccootje en een jointje. En ik had natuurlijk wel gehoord dat die en die een dochtertje hadden gekregen. En daarna nog eentje. En dat zij een zoontje kregen. En dat die verhuisd waren. En dat die nu daar en daar werkte. Maar als je dan ineens iedereen zo ziet, na 11 jaar, met wat rimpels meer, wat grijze haren erbij, maar vooral als vaders en moeders, ja, dan is dat het perfecte moment voor een kleine mentale breakdown.
Je stapt uit een relatie. Je kiest voor een ander leven. Je verhuist naar een andere stad. Je krijgt een andere vriendenkring. En ondertussen tikt de tijd alle uren van de dag. Alles is anders en toch voelt het op een rare manier allemaal even heel vertrouwd.
Als P. uiteindelijk langskomt met de gevulde eitjes vraagt iedereen of ik ze heb gemaakt.
HOE GAAT HET MET JE MOEDER?
“Hoe gaat het met je moeder?”
Het is een heel lieve en goedbedoelde vraag, maar ‘Hoe gaat het met je moeder?’, is na 7,5 jaar leven met een moeder met kanker verworden tot een net zo oppervlakkige vraag als ‘Hoe gaat het?’. Een vraag die ik beide eigenlijk het liefst zo snel mogelijk afwimpel met een net zo oppervlakkige ‘goed hoor’.
Want vaak wil degene die het vraagt het antwoord liever niet echt weten, omdat er geen tijd of geen zin is om het gesprek daarna verder af te maken.
“Hoe gaat het met je moeder?”
“Ja, kut.”
“Oh.”
En weer door.
Meegemaakt op een feestje; iemand vraagt me hoe het met m’n moeder gaat en voordat ik ook maar iets kan antwoorden wordt diegene afgeleid door iemand anders en loopt weg. Mij vertwijfeld achterlatend.
Mensen voelen zich een soort van verplicht om te vragen naar m’n moeder, want nou ja, het is gewoon heel netjes en beleefd om daar naar te vragen, dat snap ik ook wel. En vaak is het ook het eerste wat in iemand opkomt als ze me zien.
Tijdens het uitlaten van de hond roept een andere hondenuitlater regelmatig vanaf de overkant van de straat de vraag hoe het met m’n moeder is. En welk antwoord ik ook terugroep; het brengt me even uit balans. Liegen en roepen dat het goed gaat voelt kut. Eerlijk roepen dat het klote gaat voelt kut. Roepen dat ze er gelukkig nog is, is de waarheid, maar ja, daarna loop je met de hond en je eigen gedachten en die gedachten reiken dan niet meer verder dan; ja, ze is er nog, maar het wordt er allemaal niet leuker op.
Wallen worden donkerder.
Veerkracht wordt kleiner.
Opties worden minder.
Pijntjes worden groter.
Lontjes worden korter.
Als er iemand in je directe omgeving ziek is, dan doe je allemaal een beetje mee. En de gezondheid van mijn moeder heeft ook een effect op mij. Op m’n vader. En op M.
“Maar hoe gaat het eigenlijk met je moeder?”
Onlangs is er ook nog eens longkanker bij m’n moeder ontdekt. Al was het natuurlijk eerst een ‘vreemd plekje op een longfoto’. En van een vreemd plekje op een longfoto gaat het naar een scan en dan nog maar een scan om te checken of het groeit en dan naar een longpunctie om te kijken wat het precies is. En het is dus longkanker. Deze kanker staat geheel los van de lymfeklierkanker waarvoor m’n moeder al 7,5 jaar behandeld wordt. Twee soorten kanker tegelijkertijd. Ach ja, waarom ook niet? Deze week een intakegesprek en dan 15 keer bestralen in het UMC.
“Goed hoor.”