web analytics

Categorie: Standaard

N’OUBLIEZ JAMAIS

Mijn partner P. kan fantastisch zingen. Ik nog steeds niet, dus een duetje zit er voorlopig niet in. Maar hij zingt zelfs zo goed, dat hij van mij z’n reclamebaantje mag opgeven om in verlepte kroegen alle depressies van zich af te blèren. Puur hypothetisch gezegd natuurlijk, want het huis moet ook afbetaald. Helaas voor mij zijn de keren dat ik hem voluit hoorde zingen beperkt tot een paar bruiloften en partijen en een paar refreintjes onder de douche. En ook een keertje tijdens een jamsessie in een bluescafé. Vandaag heb ik zeker 3 uur naar hem kunnen luisteren. Heerlijk natuurlijk, ware het niet dat hij 3 uur lang hetzelfde liedje zong; een soort Nederlandse versie van ‘N’Oubliez Jamais’ van Joe Cocker. De stem van P. lijkt op die van Huub van der Lubbe van De Dijk. Sexy. Ik was nog nooit in een echte opnamestudio geweest en ik heb met grote ogen en oren mee zitten kijken en luisteren naar het mannetje dat alle knopjes bediende. Was een couplet goed ingezongen, maar klonk net 1 woordje niet zo lekker, dan knipte en plakte hij wat zodat het uiteindelijk precies goed erop stond. De techniek staat voor niets. Het mannetjes dat de knopjes bediende zei dat hij dit zelfs met letters kon die niet helemaal goed werden uitgesproken. Onvoorstelbaar. Maar het was top. Partner P. vond het heerlijk om weer eens te zingen en ik vond het heerlijk om naar hem te kijken en te luisteren. N’oubliez jamais ce sentiment. Als mijn stem het zou toelaten had ik ter plekke ‘Een beetje verliefd’ van André Hazes voor hem gezongen. In plaats daarvan kreeg hij een dikke kus. Trots. Laat ‘Idols 2’ maar zitten. Ik heb mijn eigen Jim in huis.

20

WOMEN ARE STRANGE

Vrijdag zaten trapbouwer B., trapbouwer P., partner P. en ik aan tafel met een paar blikken bier en een paar bakken Chinees. “Women are strange”, zei de Engelse trapbouwer P. “Mijn vrouw is altijd 1 week per maand niet te genieten. Constant riep ze dat ik haar op die momenten gewoon zou moeten vasthouden en zeggen dat ik van haar houd. Dus ik dacht vorige maand, toen het weer zover was; laat ik haar eens blij maken en haar een knuffel geven en zeggen dat ik van haar houd. Begint ze ineens te schreeuwen: ‘Get off of me!!!!’ Ik snap er niks van.” Ik verslikte me bijna in m’n rijst. Mijn partner P. had namelijk precies hetzelfde verhaal kunnen vertellen. Als ik chagrijnig ben, dan is het laatste wat P. bij mij moet flikken me knuffelen en zeggen dat-ie van me houdt. “Laat me met rust”, roep ik dan. “Ja, maar liefje, je bent toch niet boos op mij?”, vraagt hij dan verschrikt. “Nee, ik ben gewoon compleet over de pis, op alles, op het hele leven, ik ben chagrijnig en niets kan daar wat aan veranderen”, is meestal mijn antwoord. “Jesus, ik mag je toch wel een kus geven?” Nee. Dat mag dus niet. Eigenlijk moet hij me dan met rust laten. Maar dat is ook weer niet goed, want als hij zo stil mogelijk op de bank gaat liggen televisie kijken, dan vind ik dat hij me moet komen helpen met koken. En als hij me dan komt helpen, dan schilt hij de aardappels weer op zo’n manier dat-ie de vitaminen weggooit. Compleet waardeloos, die kerel van mij! Hij doet het nooit goed! Hij doet alles fout! Maar op die momenten kan hij eigenlijk onmogelijk iets wél goed doen. En dat weet ik. En dat weet hij. Maar het ergste is, dat hij me dan begint uit te lachen en zegt dat ik niet reëel ben. En dan schudt hij me net zolang door elkaar tot ik hem herhaal: “Ik ben niet reëel.” Dat is nog het ergste. Toegeven dat hij gelijk heeft. En dan word ik daar weer chagrijnig van.

48

LUNA INHALEERT EN EXHALEERT

En ineens wist ik het. Ik moet weer gaan roken. Ik heb 10 maanden niet gerookt en ik heb me constant opgefokt gevoeld. Niet thuis. Niet op m’n plaats. Niet mijn draai gevonden. Vooral geen rust gevonden. Mezelf geen rust gegund. Hoe nep die 5 minuten rookpauze ook zijn, hoeveel opgefokter je uiteindelijk wordt van wél een sigaretje roken, het kan me niet meer boeien. Ik weet dat een sigaret een nep-rustig-gevoel geeft. Dat het niet goed is voor mijn lichaam. Dat ik eerder doodga. Dat het vies is. Dat het slecht is. Fuck dat. Fuck dat allemaal. Ik ga een pakje sigaretten halen. Dat dacht ik een kwartier geleden. Ik woon naast een sigarettenboer. “Een pakje gauiloses rood alsjeblieft”, zei ik. En ik genoot ervan. Ik genoot van het uitspreken van het woord ‘gauloises’. Alsof ik op vakantie was in Frankrijk. Een melancholisch gevoel kwam over me toen ik het pakje in m’n handen had. Het plastic was geil. Een jaaaaa-ik-ga-lekker-iets-heel-stouts-doen-gevoel. Ik ga lekker weer een sigaretje roken en ik heb er zin in. Ik scheurde het plastic van het pakje, rook het tabak en kwijlde van de gedachte dat binnen enkele seconden een sigaret op zou steken. Het moest een mooi moment zijn. Eentje die ik zou herinneren. Ik ging op het kookeiland zitten. Asbak ernaast. Ik keek door het raam en 20 meter voor mij lag 1 van de drukste straten van Amsterdam. Fuck, wat een huis hebben P. en ik, dacht ik en nam mijn eerste trekje. En hij was smerig, en het trekje daarna ook. En eigenlijk de hele sigaret. Maar, fuck, eigenlijk was-ie fantastisch. Hij was lekker. Ik had ‘m nodig. Ik heb het goed. P. en ik hebben het samen goed. Het leven is mooi. Maar of ik hierna nog een sigaret neem valt te bezien.

88

1 MINUUT UIT LUNA’S BREIN

Koffie, koffie, ik moet koffie. Ik moet de katten voeren. Tellen. 1, 2, 3, 4. Check. Vanavond komt nummer 5. Koffie. Boodschappen doen. Goedkoop, niet naar de Albert Heijn. Slechte huisvrouw. Kattenbakken nog verschonen. Schrijven voor FOXY. Straks. Snel. Fiets. Fietspomp kopen. Trap wordt mooi, heel mooi. Bruce Lee is leuk. Hij is toch niet ziek? Dikke buik, te veel gegeten. Aaien. Vrijdag naar dierenarts. Inenten. Brief schrijven. Sturen. Postzegels kopen. Vanavond berging inruimen. Rotzooi. Ik word gek. Ik heb het te druk. Mamma bellen. Ongesteld. Tampons kopen. Pilstrip is op. Apotheek. Dokter bellen. Kan ook volgende week. Ik wil rust. Laat me met rust. Kut telefoon. Niet opnemen. Negeren, dan gaat het vanzelf over. Ga weg! Ga weg! Jeuk. Muggenbulten. Negeren. Jeuk moet je ook negeren, dan gaat het vanzelf over. Krabben. Lekker! Lekker! Krabben. Vanavond een stacker erin en dan doorwerken. Drugs. Stofzuigen. Met 4 katten moet je veel stofzuigen. Ik wil een boerderij met geiten en nog meer katten. Eieren rapen ’s ochtends. Laat me met rust! Postbode. Geen post. Kut. Mamma foto van Bruce Lee sturen. In dagboek schrijven. Foto’s uitprinten. Log schrijven. Niet te veel nadenken. Komt P. vanavond thuis eten? Bellen. Knippen en plakken. Telefoons uit. Muziekje aan. Schrijven voor FOXY, moet schrijven. Moet af. Drukdrukdruk. Moet koffie. Wil niks. Wil helemaal niks. Wil liggen. Liggen op bed. De hele dag. Jeuk. Krabben. Katten aaien. Dit huis komt nooit meer af. Verkopen. Later verkopen. Eerst die trap af. Honger. Soep maken. Koffie, koffie. Neem maar een wijntje. Daar word je rustig van.

17

“WAT?”

“Do you have 20 cents for me?”, vraagt een smoezelige dame naast me. Voor me is de caissière net bezig mijn pak melk langs de scanner te halen. “Wat?”, vraag ik een beetje pissig. Of ik geld voor haar had, want ze wilde graag een ‘candybar’ kopen. Ondertussen zette de smoezelige dame een beugelfles Grolsch op de lopende band. Het was 9.30. Zucht. Meteen beslis ik om met m’n pinpas te betalen. Zeggen dat ik geen 20 cent heb, terwijl ik een briefje van 50 euro aan de caissière overhandig staat ook zo lullig. Ik pak m’n portemonnee en hoor het kleingeld rinkelen. Ik voel me ongemakkelijk en de vrouw vraagt nog een keer om 20 cent. “Je ziet toch dat ik bezig ben?”, zeg ik nog steeds pissig. “En als je zo graag chocolade wilt, dan zet je dat bier toch gewoon terug?” Ze verstaat me niet, maar ze begrijpt me wel, want ze vraagt nergens meer om. Het liefst had ik nog veel meer willen zeggen, want ik wind me er vreselijk over op. Prima dat ze verslaafd is aan alcohol, maar val mij er niet mee lastig. Zucht. Al die daklozen, verslaafden, sloebers en junks zijn natuurlijk hartstikke zielig en hebben vast ook allemaal een hele goede reden waarom ze zijn zoals ze zijn, maar niets praat goed dat ze mij sinds de euroflatie op de meest genante momenten om geld komen vragen. Ik noem de rij bij de kassa, de rij bij de pinautomaat, als ik daadwerkelijk stá te pinnen, in de tram, in de trein of als ik gewoon op een terrasje een witbiertje drink. Bij de uitgang van de supermarkt koop ik de daklozenkrant van een jongen die me daarna vriendelijk een prettige dag wenst.

83

ENTER THE DRAGON

“Ze hebben weer kleine poesjes bij de dierenwinkel”, zei vriendin D. vanmorgen toen ze een kier tussen de deur en de muur aan het kitten was. “Dat moet je niet vertellen”, zei ik. “Ze hebben een zwarte”, zei ze. Ik heb altijd al een zwarte gewild. Een pikzwarte. Dagelijks een zwarte kat tegenkomen moet zoveel ongeluk brengen dat het uiteindelijk weer geluk brengt. Als je bijgelovig bent dan. “Echt?”, vroeg ik. Hij zat er echt. Bellen met de dierenwinkel. “Zit die zwarte er nog?” Die zat er nog. “Is het wel een mannetje?” Het was een mannetje. “Dan kom ik er nu aan.” Een ongeïnteresseerde dierenwinkelman pakte het katje uit de etalage. Ik vond de dierenwinkelman niet leuk en ik vond het katje niet leuk. Het katje deed niks en hij zag eruit als een Chinees. “Hij beweegt niet”, zei ik tegen de dierenwinkelman. “En hij lijkt op E.T.” “Dat kan gebeuren”, zei de dierenwinkelman. “Ik hoef ‘m niet”, zei ik en verliet de winkel om vervolgens een half uur buiten naar het katje in de etalage te staren. Om te kijken hoe hij speelde met de andere katjes. Ik werd verliefd in 30 minuten. “Ik wil ‘m toch”, zei ik even later tegen de ongeïnteresseerde dierenwinkelman en zette mijn meegenomen kattenmand op de toonbank. Even later zat het beestje thuis een uur in m’n T-shirt met z’n kopje naar buiten. Te spinnen. “Ooooooh, wat is-ie lief”, zeiden partner P. en vriendin D. eenstemmig. En hij is écht lief. Al de hele avond. Stoer rondlopen, op de bank, achter John Digweed aanrennen, John Digweed achter hem aanrennen, aan Skinner snuffelen en nog maar weer een rondje door het huis.”Oooh, wat is-ie lief”, roep ik de hele tijd. En we noemen ‘m Bruce Lee.

29

HOMMAGE AAN DE HANDIGE VROUW

P. en ik mogen natuurlijk helemaal niet zeiken. We hebben een kast van een huis, midden in het centrum van Amsterdam. Onze verwarming doet het, we kunnen koken en sinds een paar weken kunnen we ook douchen. Wij zitten er dus eigenlijk heel warmpjes bij. Daarnaast gaan er in deze wereld nog steeds zielige kindjes dood van de honger en heeft een groot gedeelte van de wereld geen dak boven het hoofd. Als we dat laatste in ogenschouw nemen, mogen we dus zeker niet zeiken. We doen het toch. Bijna elke dag. Het huis is nog lang niet af, maar P. en ik hebben de energie niet meer om ook maar iets aan het huis te doen. We zijn helemaal murw. Na een 60-urige werkweek heeft P. geen puf meer om een verfkwast te pakken en daarnaast doet hij waarschijnlijk meer kwaad dan goed. En als ik in m’n eentje met een verfkwast in m’n hand sta, dan laat ik hem na 2 minuten al weer vallen en ga ik stilletjes op de bank liggen huilen. De moed zakt me in m’n schoenen als ik eraan denk wat er nog allemaal moet gebeuren. Ik kan gewoon écht niet meer en ik baal ervan dat ik qua energie en ondernemendheid niet meer kan tippen aan hoe ik zelf 1 jaar geleden was. Gewoon stukgeslagen door malafide bouwmannetjes. Ik zuchtte elke dag. Maar eergisteren en gisteren kwam vriendin D. haar energie, haar handigheid, maar vooral een hele frisse wind door het huis waaien. Tegeltjes voegen; geen probleem voor haar. Een stuk plakplastic op de ramen zodat we eindelijk van die lelijke gordijnen af zijn; geen probleem. Kozijnen afbikken, schuren, verven; allemaal geen probleem. Ze kan alles, ze doet alles en ze vindt het nog leuk ook. En het fijne is; als zij er is, dan doe ik zelf gezellig mee. Misschien moet ik partner P. maar eens inruilen voor zo’n handige vrouw.

18

HOMMAGE AAN DE HANDIGE MAN

Mijn partner P. kan van alles, maar handig is hij niet. En m’n wasmachine was al bijna 4 weken kapot. Hij maakte een geluid alsof hij elk moment kon ontploffen. Ik hoopte tevergeefs dat de wasmachine het vanzelf weer zou gaan doen. Iets met magie. Op de momenten dat ik naar magie verlangde, verlangde ik eigenlijk naar een handige man. Een man die zijn lichaam met liefde tegen de vlakte gooit om de gootsteen te ontstoppen, die vol passie een dressoirtje van de IKEA in elkaar timmert of die vol enthousiasme een in de weg staande muur kapot rost. Of een handige man die met al zijn intelligentie en machismo een wasmachine uit elkaar schroeft. Vooral dat laatste. Maar als je zo’n handige man niet hebt, dan moet je hem dus lenen. Vandaag leende ik mijn handige man van Suffinetje. Haar handige man had onlangs haar wasmachine al gerepareerd en voorzien van een nieuwe motor. En haar handige man was van mening dat hij mijn droogstaande wasmachine weer nieuw leven kon inblazen. Hij had immers al vaker met dat bijltje gehakt. Hij vroeg wat, hij luisterde wat, hij draaide de hele handel open, hij belde wat naar de Bosch en kwam, samen met de echte Bosch-monteurs tot de conclusie dat er een bh-beugel in mijn wastrommel klem moest zitten. “Ik mis geen bh-beugel”, zei ik. “Die mis je wel”, zei hij en hij ontschroefde mijn wasmachine tot op het bot. “Dit zou een armbandje kunnen zijn, maar ik denk toch eerder dat het een bh-beugel is”, zei de handige man en hield triomfantelijk een stukje verfomfaaid ijzer omhoog. Vervolgens schroefde hij de wasmachine weer in elkaar, wenste mij veel plezier met wassen en reed met zijn motor weer richting Suffinetje. Hij kwam, hij zag en hij overwon. Wat een held! Zucht. Ik denk dat ik maar eens op zoek ga naar die bh zonder beugel.
www.suffie.com (voor vrouwen die net als ik een handige man zoeken)

42