LUNA 2.0
Naar aanleiding van een wat zielig sms-je richting vriendin I. (strekking; alles is kut, kut-Corona, kut-leven, kut-weer, kut-geld en de gootsteen is ook nog eens verstopt) stuurt I. een berichtje terug:
‘Ik wil 1 dezer dagen nog een keer naar Arnhem. Dat zou ook vandaag kunnen. Als jij nou zegt: daar knap ik lekker van op… dan gaan we zo met gierende banden die kant op. Even naar Flying Tiger, Bos en Heij, de loempiakraam en een optie op IKEA.’
Nou! En zeker dat ik daarvan opknap! Wij rijden om 14:30 met gierende banden naar Arnhem, bezoeken de loempiakraam voor 2 x 2 stuks Vietnamese loempia met zoete saus en kopen daarna allerlei totaal overbodige producten bij de Flying Tiger, maar hé, het zijn 10 producten voor 5 euro, dus ik kan best 20 overbodige producten kopen, want altijd leuk als cadeautjes voor anderen die er eigenlijk ook niet op zitten te wachten. Daarna nog naar cadeauwinkel Bos en Heij voor een beeldschoon met-de-hand-gesneden houten roodborstje, bij Fabrics & More nog even een perfect-zittende vintage jurk gescoord en nog even snel een rondje door de Dille & Kamille. Om 17:00 gaan helaas de meeste winkels dicht op zaterdag, maar gelukkig is de IKEA in Duiven open tot 21:00 en daar hebben ze roze schapenvachtjes, mini-vaasjes, schaaltjes en potjes die ik gewoon moet hebben. In 3 uur blijk ik mezelf prima, tijdelijk, gelukkig te kunnen kopen.
Om dat gelukzalige gevoel nog even door te trekken besluiten I. en ik om er een all you can eat sushi-sessie achteraan te plakken. Het is dan wel niet de allerbeste sushi, maar ook van een middelmatige maki kan ik nog altijd heel blij worden.
Tijdens onze derde sushi-ronde voel ik me niet zo lekker worden. Ik krijg het warm en m’n hart lijkt sneller te kloppen. Of is het echt zo? Ik moet toch zelf wel weten of m’n hart harder of zachter klopt? Vinger op m’n pols, niks te voelen. Ik weet het niet meer. Het is hier wel echt warm. Laag plafond ook. Ik zeg iets tegen vriendin I. en ik struikel over een woord. Zei ik eigenlijk wel wat ik wilde zeggen? Jesus, ik ga hier toch geen hartaanval krijgen? Oh, God, ik krijg een hartaanval. Ja, ik voel m’n vingers tintelen. Ja, ik weet het zeker! Dit gaat niet goed hier. Ik voel me raar.
Dan valt m’n oog op m’n flesje bier.
“Wat heb je net voor bier besteld?”, vraag ik aan I.
Er komt tegenwoordig geen bediening meer te pas aan bij het opgeven van je bestelling, want je kunt via het touchscreen van een iPad laten weten welke sushi’s je wil hebben, net als welke drankjes.
“Ja, gewoon die Radler met citroen, wat je zei”, zegt I.
Ik check het flesje bier. Dit is een Radler met 2% alcohol. De eerste sushi-ronde heb ik besteld en toen kreeg ik een Radler 0.0 met citroen, maar er blijkt dus ook een Radler met citroen én met 2% alcohol op de digitale menukaart van de iPad te staan. Gewoon naast elkaar. En aangezien I. de laatste twee rondes heeft besteld ben ik blijkbaar al aan m’n tweede glas bezig.
“Oh! Gelukkig! Ik dacht dat ik doodging!”, zeg ik.
“Oooooooh, sorry, heb je in de tussentijd ook geen kersenbonbonnetje ofzo gehad?”, vraagt I.?
“Nee, ik heb echt 1,5 jaar niks gedronken”, lach ik.
Die nacht lig ik wakker tussen 2:00 en 3:00, net zoals ik vroeger, toen ik nog regelmatig dronk, ook altijd wakker lag rond deze tijd. Ik denk aan hoeveel ik tot een paar jaar terug wel niet heb gerookt, gedronken, geslikt en gesnoven. Ik word misselijk als ik eraan denk. Ik ben veranderd van een vrouw die niet moeilijk deed over een flesje wijn of soms wel 2 per dag naar een vrouw die van 2 per-ongelukke flesjes Radler van 2% al hartkloppingen krijgt.
Er zijn perioden in m’n leven geweest dat ik trots was op de hoeveelheid alcohol die ik dronk. Ik denk dat ik er momenteel trots op moet zijn dat ik er nu niet meer tegen kan.
LUNA IS EEN LIDL-GEWOONTEDIER
Al jaren doe ik elke vrijdag om 8:00 boodschappen bij de Lidl in Tiel. Het is vaste prik. Het is traditie. Het is een gewoonte. En het is dan voornamelijk lekker rustig. Vroeger ging ik altijd samen met m’n ouders. Na het overlijden van m’n moeder in december ga ik samen met m’n vader. Vrijdag, van 8:00 tot 8:20 is ons tijdslot.
In de eerste week van de lockdown, in maart, waren er in onze Lidl, tijdens ons tijdslot, ineens veel meer mensen aanwezig. Er liepen gezinnen met kinderen, vrouwen in yoga-kleding, allemaal types die ik nooit eerder had gezien en ze liepen mij allemaal in de weg. Fysiek, maar vooral mentaal.
Er waren mensen met handschoentjes, mensen met mondkapjes, plastic schermen voor de kassa’s, vulploegmedewerkers met fluorgele hesjes, jengelende kinderen, het omroepsysteem had het over hoe je veilig boodschappen moest doen, er stonden trolley’s met artikelen die de weg versperden en nou ja, het was gewoon een grote onsamenhangende, ongecontroleerde, paniekerende, stressvolle toestand. Alles was anders.
Ik trok dit niet.
Ik hield m’n adem in als ik langs mensen liep.
Ik kreeg het eigenlijk al benauwd als ik überhaupt mensen zag.
Ik was bang om het verkeerd te doen.
Maar wat was verkeerd? Wat was goed?
Linksom? Rechtsom?
Ik moest ineens hoesten. Dacht ik.
Ik liep blijkbaar tegen de richting in, want er bleek ineens een onofficiële looproute te zijn.
Ik wachtte zelf keurig met passeren terwijl een oudere dame niet kon kiezen tussen verschillende pakjes diepvriesspinazie, maar een vrouw achter mij vond dat onzin en duwde mij en de oudere dame nog net niet aan de kant.
Ik bevroor.
Na het boodschappen doen zat ik thuis een uur te huilen. En daarna voelde ik me daar weer kut van. Want zo gevoelig was ik toch niet? Ik kon toch wel boodschappen doen?! Ik was toch niet ineens zo’n hoog-sensitief-type geworden dat de vibes van anderen absorbeert? Ik was toch niet ineens zo’n tingeletangel-type dat bij het minste of geringste beetje tegenslag begon te janken dat haar chakra’s helemaal uit balans waren getrokken?
Blijkbaar wel.
“Ik ben hier niet voor gemaakt”, zei ik tegen M. nadat ik voor de tweede keer de hele vrijdag fucked up was geweest na m’n ochtendbezoekje aan de Lidl en de Turkse supermarkt.
“Jij gaat geen boodschappen meer doen de komende tijd”, zei M., “dat doe ik wel. Maak maar een lijstje.”
Nu zullen er veel mensen blij zijn als er boodschappen voor ze gehaald worden, lekker makkelijk, bedankt, doei, maar ik hou van boodschappen doen! Ik hou van zelf m’n bosje koriander uitzoeken bij de Turkse supermarkt. Ik wil zelf kunnen bepalen of ik vanavond een zak Lays paprika-chips bij de tv eet of een zak Croky bolognese. Ik wil het zelf doen!!!!!
Maar M. hield zich aan z’n woord en haalde alle boodschappen die ik op een lijstje schreef. En als ik dingen vergat, zo ongeveer iedere keer, want ik ben niet van de lijstjes, dan ging hij gewoon nog een keer, zonder morren. We aten de helft van de diepvries leeg, maar ik vulde ‘m net zo hard weer aan. En hoewel het allemaal prima werkte op deze manier en we sowieso niet om zouden komen van de honger als we 2 maanden geen boodschappen zouden doen, begon ik m’n vrijdag-Lidl-moment toch te missen.
Afgelopen vrijdag stond ik voor het eerst sinds 2,5 maand weer om 8:00 in m’n eigen vertrouwde Lidl. Met m’n vader. Er strekte zich een volledig leeg gangpad voor me uit. Ik kon wel janken van blijdschap en volgens m’n vader was ik de hele tijd aan het neuriën.
Het was weer bijna net als vroeger.
Bijna.
p.s. Deze tekst schreef ik naar aanleiding van de mini-weblogmeeting die ik had met Suffie.nl, Zijperspace.nl en ipixtitude.com! Tijdens die meeting besloten we om, for old time sake, weer eens een stukje over de supermarkt te schrijven.
MEXICAANSE MAISSALADE (ESQUITES)
Deze maissalade is al een paar keer langsgekomen in m’n Instagram-stories en ik heb nog nooit zo vaak de vraag gekregen of ik het recept misschien wil delen. Wil ik wel! Dit onderstaande recept is qua hoeveelheid geschikt als bijgerecht voor 4 personen.
Het originele recept staat in het werkelijk prachtige boek ‘Fiesta, de authentieke Mexicaanse keuken’! Ik heb heel veel Mexicaanse kookboeken en dit is de laatste die ik kocht. De recepten worden afgewisseld met lekker-makende foto’s (heerlijk om doorheen te bladeren) en ik heb er al een paar recepten uit gemaakt. Allemaal zalig!
Ingrediënten:
285 gram mais uit blik
3 stengels lente-ui
1 flinke eetlepel mayonaise
100 gram feta (‘witte kaas’ kan ook) (feta is lekkerder)
1 teentje knoflook
flink handje koriander
1 rode chilipeper
½ theelepel chilipoeder
1 limoen
peper en zout
Het recept voor deze Mexicaanse maissalade heb ik wel wat versimpeld, want verse maiskolven gebruiken klinkt heel leuk en lekker, maar is mij te veel werk. Ook moet de mais eigenlijk gebakken worden, want oorspronkelijk is dit een ‘lauwwarme’ salade, maar ook dat hoeft helemaal niet, want ook koud is deze maissalade geniaal! Wij eten ‘m hier altijd als bijgerecht in een Mexicaanse bowl, maar je kan ‘m bijvoorbeeld ook bij de BBQ eten, of bij gebakken kip, of gewoon los, wanneer jij er zin in hebt! In de koelkast ook zeker 2 dagen houdbaar trouwens en hij is snel klaar!
Laat de mais uitlekken en doe ze in een schaal.
Voeg hier de lente-ui in ringetjes aan toe.
Snij de chilipeper heel fijn en voeg die ook toe.
Net als de fijngesneden koriander en het uitgeperste teentje knoflook.
Voeg nu de mayonaise, de verkruimelde feta, het chilipoeder en het sap van de limoen toe.
Roer dit allemaal door elkaar.
Op smaak brengen met peper en zout.
Ik maak regelmatig een ‘Mexican Bowl’ en 1 van de standaard-onderdelen is dus deze Mexicaanse maissalade! Ik zet binnenkort ook wat andere recepten online van de andere dingen die ik in zo’n bowl stop!
Mocht je nou geen koriander lusten, of niet van pittig houden, dan kun je de chilipeper of de koriander er prima uitlaten. Ook de mayonaise is niet heel erg belangrijk. Alle ingrediënten samen zijn wel écht Goddelijk, maar het is vooral de combinatie mais (zoet) met feta (zout) die ’t ‘m doet!
BLINDED BY THE LIGHT
Ik had nogal wat te klagen over de gezondheidszorg in de laatste weken van m’n moeders leven. Het was allemaal niet gegaan zoals het zou moeten gaan. Er waren nogal wat dingen die wrongen. Maar je weet pas wat je nodig hebt op het moment dat je het nodig hebt en mijn moeder was nog niet eerder doodgegaan, dus ik wist pas achteraf wat ik eigenlijk nodig had gehad. Of; wat m’n moeder nodig had gehad. Het kwam neer op; betere begeleiding.
“Ik vind wel dat je met de huisarts moet gaan praten”, had M. gezegd, “want anders blijft het bij klagen. Misschien zijn zij zich nergens van bewust en kun je er een ander mee helpen.” Had-ie een punt. Normaal gesproken ben ik vooral van het van een afstandje klagen en zeuren en schoppen. Lekker conflict-mijdend.
Maar ik was nog niet klaar voor een gesprek met de huisarts.
Ik besloot eerst alles even rustig een plekje te geven. Het was allemaal nog zo vers. Nog zoveel verdriet. Het was niet de bedoeling dat ik meteen in huilen uit zou barsten bij de eerste zin die ik tegen de huisarts uitsprak en dat ik met een paar valiumpje naar huis zou worden gestuurd. Het was de bedoeling dat ik de huisarts rustig uit zou leggen dat ik me in steek gelaten voelde door de gezondheidszorg. Door haar. Door hen. Dat er fouten waren gemaakt. Dat in die laatste weken geen enkele huisarts m’n moeder ooit had onderzocht of aangeraakt. Dat ze vanuit het ziekenhuis naar huis was gestuurd met de mededeling dat ze uitbehandeld was en dat we vanaf dat moment eigenlijk alles zelf maar moesten uitzoeken. Dat ik het onvoorstelbaar vond dat je in Nederland blijkbaar gewoon in je eentje thuis op je sterfbed kon liggen zonder dat er dagelijks even een arts langs kwam. Ik voelde me in die tijd aan m’n lot overgelaten.
Toen kwam de Corona-crisis.
En hoewel ik liever had gehad dat m’n moeder nu nog leefde en kerngezond was kan ik alleen maar dankbaar zijn dat ze dit niet hoeft mee te maken. Dat ik haar de laatste weken van haar leven nog elke dag heb kunnen zien. Gewoon bij haar thuis in de woonkamer en niet vanachter glas een beetje zwaaien. Dat ik gewoon nog tegen haar kon praten zonder een beeldscherm ertussen. En dat ik haar elke dag nog even vast heb kunnen houden. Ook die laatste minuten. Zonder plastic handschoenen. Zonder mondkapje.
Mijn verdriet is er niet minder om. Maar m’n boosheid, m’n frustratie, m’n verbazing en m’n teleurstelling richting de gezondheidszorg zijn allemaal weg.
Alles is anders als je het in een ander licht bekijkt.
VERKOOP VIBRATORS STIJGT?!
Dat was nog eens positief wakker worden vanmorgen. In plaats van het zoveelste onheilspellende nieuws dat me de laatste dagen bereikt over het Corona-virus dat steeds dichterbij kwam en steeds meer om zich heen begint te slaan hoorde ik M. van z’n iPhone het volgende berichtje oplezen: “Verkoop seksspeeltjes schiet omhoog en ook condoom populair. De maatregelen van talloze landen wereldwijd om het coronavirus in te dammen bieden ook nieuwe kansen. Dat blijkt uit bijvoorbeeld de verkoopcijfers van seksspeeltjes.”
“Waar staat dat?”, vroeg ik.
“Op de Telegraaf.”
“Oh.”
De Telegraaf is nou niet echt een nieuwsmedium waar ik veel waarde aan hecht, maar toen ik het item las dacht ik wel; zou best kunnen kloppen. Als je de hele dag binnen moet blijven, in je eentje of met je partner, ja, dan kun je het beter maar zo leuk en gezellig mogelijk maken. Je houdt flink wat geld over als je minstens 2 weken niet meer kunt uitgaan, dus waarom niet een paar goede sextoys aanschaffen die je niet alleen aan je huis, maar ook aan je bed gekluisterd houden?
De afgelopen dagen wordt ook mijn hoofd gevuld met allerlei doemscenario’s. Wat als de economie echt helemaal naar de klote gaat? Dan vallen kleine zelfstandigen zoals ik misschien wel als eerste om. Wat als M. geen opdrachten meer gaat krijgen de komende maanden? Dan kunnen we als 2 ZZP-ers misschien helemaal niet meer rondkomen? En de vaste banen liggen dan ook niet meer voor het oprapen! Waarom heb ik vroeger niet wat meer m’n hart gevolgd? Dan had ik nu een diploma in de zorg en was er genoeg werk geweest. Wat als? Wat als? Wat als!! Als de online verkoop van sextoys volgens het artikel in Italië, Hongkong, VS, Canada en Japan is gestegen, dan zou het zomaar kunnen dat die verkoop ook in Nederland gaat stijgen! Ik zag een klein lichtpuntje.
In het artikel van de Telegraaf (‘Verkoop seksspeeltje schiet omhoog’ en ook condoom populair) (dat een vertaling is van een CNN-nieuwsitem: With Italians in lockdown, sex toy company sees sales surge and Pornhub spots an opportunity) wordt vermeld dat de verkopen van Womanizer (topmerk) nu al 50% voor liggen op de prognoses. Op zich wel weer grappig aangezien het een paar weken terug (in diezelfde Telegraaf) nog maar de vraag was of er wel genoeg seksspeeltjes op voorraad zouden zijn; Ook seksspeeltjes raken op door het coronavirus.
Hoe dan ook! Binnenblijven en masturberen lijkt mij een prima idee voor de komende weken! Voor jou! Voor mij! Voor iedereen!!!!!!
Mocht je een seksspeeltje willen aanschaffen, kies er dan bijvoorbeeld eens eentje uit mijn TOP 10 SEXTOYS ALLERTIJDEN! Gegarandeerd goede én veilige seksspeeltjes!
Want seksspeeltjes van onveilig materiaal, zoals PVC, TPE of TPR, daar zit je in deze verwarrende tijden ook niet op te wachten! Ik heb hier een handig artikel over geschreven (en je hebt nu alle tijd om van alles te lezen de komende weken, want je offline sociale contacten beperk je natuurlijk tot het minimum): WAAR MOET JE OP LETTEN ALS JE SEXTOYS VEILIG WIL GEBRUIKEN?
Houd je aan de regels van het RIVM, stay safe, stay lubricated, stay satisfied!
NOU, NOG EENTJE DAN…
Iedereen die mij persoonlijk kent, maar ook iedereen die al jaren met me meeleest en meeleeft op Maanisch.com weet; Luna houdt wel van een wijntje. Of 2. Of 3. Of de hele fles. Hoewel ik tot m’n 21ste nooit iets van alcohol heb gedronken heb ik dat alle jaren daarna ruimschoots ingehaald.
Met een vriendin lunchen zonder een wijntje erbij? Uit eten zonder een paar flessen wijn? Hoe dan?! Het kwam niet in me op dat er ook mensen waren die zonder bier of wijn een leuke avond konden hebben. Uitgaan zonder drank? Belachelijk! Dan kan je net zo goed thuis blijven! Al kun je thuis ook prima een lekker drankje doen natuurlijk. Koffie? Thee? Dat drink je ’s ochtends bij het ontbijt, niet ’s middags of ’s avonds. Doei. Als je ’s middags of ’s avonds visite krijgt of op visite gaat, dan is het tijd voor wijn! Wijnen! Wijnen! Wijnen!
Er was de afgelopen 20 jaar altijd wel wat te vieren.
En er waren problemen te vergeten.
Zoveel leugens te verbloemen.
Ruzies te verzachten.
Fouten te vergeven.
Demonen te verjagen.
Verdriet te verdrukken.
Grenzen te verleggen.
Verbitteren.
Verdoven.
Veranderen.
En dat deed ik allemaal met een wijntje.
Wijntje voor het koken, wijntje tijdens het koken, wijntje tijdens het eten, dan ’s avonds nog een wijntje en ach, dan is die fles meteen maar leeg. Toch?
En als je een fles wijn per dag drinkt, dan heb je gewoon een probleem. Al vond ik het nooit echt een probleem, want ik viel er niemand mee lastig. Ik verdiende keurig m’n eigen geld, ik betaalde die wijn allemaal zelf, betaalde ook alle vaste lasten zonder problemen, kookte dagelijks het ene na het andere Indiase of Mexicaanse gerecht, ik slikte geen medicatie en ik had over het algemeen toch echt wel een heel gezellige dronk! Wat was het lachen met mij! Ik was een genot om mee om te gaan en oh, wat was ik toch een sterke vrouw die alles aankon! Kom maar op!
But who was I kidding? De helft van m’n leven heb ik voor iedereen heel goed gezorgd, behalve voor mezelf.
Waarom het me deze keer wel gelukt is om te stoppen met alcohol en al die ontelbare stoppogingen de jaren daarvoor niet, dat weet ik nog steeds niet. Ik was er vorig jaar 1 maart 2019 ineens klaar mee en klaar voor. Klaar met de alcohol en klaar voor een alcoholvrij bestaan.
Ik stopte zonder begeleiding, zonder hulp, zonder AA, zonder compenserende medicatie om m’n ADHD een beetje te temperen en ondanks alle ellende, alle wanhoop en alle verdriet van het afgelopen jaar én ondanks het feit dat er gewoon nog steeds bier en wijn in de koelkast staan en m’n drug-of-choice dus gewoon altijd voorhanden was. Niks geen #dryjanuary, maar een #dryyear en uiteindelijk een #dryforever voor mij.
Ik hoef maar 1 glas te laten staan.
De eerste.
En dit klinkt allemaal heel makkelijk, maar zo makkelijk was het niet. En is het niet. Het leven komt momenteel nogal rauw en ongefilterd binnen. Ik mis het euforische, relaxte, ooooh-alles-is-goed-en-alles-komt-goed-gevoel dat de eerste 2 wijntjes me kunnen geven. Ik mis de deken van ach-wat-maakt-het-ook-uit-allemaal waar ik onder kon liggen. Ik mis het wijntje bij het uit eten gaan. Ik mis het eerste wit-biertje in de zon op het terras. Ik mis m’n wijntje als de rest van een gezelschap wél aangeschoten is. Ik mis de gin-tonics, ik mis de Chardonnay’s, ik mis de Gewurztraminers, ik mis de cocktails met allerlei leuke parapluutjes, ik mis de Mojito’s, ik mis de 3-liter-pakken rosé die helemaal voor mij alleen waren en die ik met niemand hoefde te delen. Ik mis de Luna die af en toe helemaal naar de klote kon gaan, gewoon effe lekker de boel resetten. Ik mis het niet hoeven denken aan later, maar alleen maar aan vandaag. Ik mis m’n moeder.
Maar ondanks al het missen blijkt het leven zonder alcohol eigenlijk precies hetzelfde als met alcohol; meestal leuk, soms geweldig en af en toe behoorlijk kut.
HET MOEST TOCH EEN KEER GEBEUREN
We zagen er allebei een beetje tegenop. “Maar het moet toch een keer gebeuren”, had m’n vader steeds met betraande ogen gezegd.
De laatste kleding die m’n moeder droeg had ze nog keurig weggelegd. Haar broek, haar trui en een klein roze bh’tje hingen over de rand van een rieten stoel. Het was een stilleven waar ik even van moest slikken. Misschien ook wel omdat het me ontroerde dat m’n vader alles zo had gelaten. Alsof ze de volgende dag alles gewoon weer aan zou trekken.
Ik werp m’n kleding vaak ’s avonds van me af en laat het de volgende ochtend meestal op de grond liggen. Ik zou, nu ik 44 ben, toch eigenlijk wel een soort van goedlopend systeem moeten hebben ontwikkeld qua het ophangen, wassen, vouwen en opbergen van m’n jurkjes en shirtjes, maar helaas. Ik ben niet echt zuinig op m’n kleding en hoewel ik dat ergens wel zou willen, krijg ik het gewoon niet voor elkaar. Naast katten- en hondenharen zit m’n kleding ook regelmatig onder de modder van het uitlaten van Nina, onder de verfvlekken, want vergeten een schort aan te doen tijdens het schilderen en onder de vetvlekken, want vergeten een schort aan te doen tijdens het koken.
Mijn moeder was uit een heel ander hout gesneden. Alle kleding hing keurig schoon en gestreken in de kast. Bloesjes bij bloesjes, alle T-shirts op hangertjes, sokken keurig in bolletjes, broeken aan speciale kledinghangers en haar jassen en blazertjes hingen op zolder achter een gordijn. Het was niet alleen allemaal keurig netjes opgeborgen, het was ook nogal veel.
En het moest allemaal weg.
Ik had er vooraf al meerdere keren om zitten huilen, want de kleding van je moeder opruimen, ja, dat klinkt alsof haar herinnering een beetje wordt uitgewist, weg is weg en opgeruimd staat netjes en m’n moeder is dood en ik heb hier helemaal geen zin in en wat is het leven toch een grote emotionele kutzooi. M’n moeder is al die jaren zo zuinig op al haar kleding geweest en om het dan allemaal weg te doen; ik vond het nogal een ding. Maar of je het nu doet, of morgen, over een maand, of over een jaar; het blijft hoe dan ook verdrietig en dan kun je het maar beter nu doen, anders wordt het ding uiteindelijk alleen maar groter.
Dus zorgvuldig gestreken onderbroekjes en behaatjes verdwenen uiteindelijk zonder al te veel nadenken in de kliko. Een lievelingsvest, die zelfgemaakte blouse, dat T-shirt met poesjes dat ik voor haar kocht, de jas die ze maar 1 keer heeft gedragen, die kekke gympies met luipaardprint; alles hebben we zo snel mogelijk in vuilniszakken en dozen gedaan. Want hoewel ik erg in touch ben met m’n emoties de laatste tijd, ben ik gelukkig ook nog steeds heel goed in blik op oneindig en verstand op nul. Ik heb alleen het door haar gehaakte sjaaltje dat ze de laatste jaren altijd droeg als ze naar buiten ging bewaard.
Daarna tilden m’n vader en ik alles in de auto en brachten het naar de kledingbank. Het moest toch een keer gebeuren.
JE KAN BETER IN 1 KEER DOOD ZIJN
Ik heb m’n moeder maar een paar keer zien huilen. De laatste keer dat ik haar zag huilen was ook meteen de laatste keer dat ze bij mij thuis was. Ze was moe. Ze was op. Het werd tijd voor het bespreken van wat belangrijke zaken, maar ja, hoe begin je over de naderende dood van je moeder met je moeder? Uiteindelijk door er gewoon maar over te beginnen. Ondanks je verdriet. Ondanks het feit dat je helemaal niet wil dat je moeder doodgaat.
“Wil je zo lang mogelijk thuisblijven? Wil je naar een hospice? Wil je euthanasie? En als je dan euthanasie wil, wil je dat dan thuis? Of toch in een hospice? Maar ja, een hospice is ook weer zo wat, want dan moet je toch afscheid nemen van je huis en dat wordt ook weer zo’n emotioneel moment. En thuis, wil je dat dan in bed? Dat is misschien niet zo heel prettig voor pappa, want die moet daarna nog in dat bed slapen, is ook weer zo’n dingetje. En wanneer is het voor jou genoeg? Wat is jouw grens?”
“Je kan beter in 1 keer dood zijn”, huilde m’n moeder met de handen voor haar ogen geslagen.
En m’n vader en ik huilden met haar mee, want we snapten heel goed dat zij het liefst gewoon in 1 keer dood zou willen zijn. Klaar met al het gezeik. Met al het gedoe. Met alle pillen, zalfjes, gesprekken met artsen, scans, kuren, afspraken in het ziekenhuis, gesprekken over doodskisten, gesprekken over het hospice, gesprekken over euthanasie. Gewoon klaar. Rust. Doei.
Mijn moeder was er niet de vrouw naar om in een bed in de woonkamer te liggen wegkwijnen: “En dan kom ik zo voor het raam te liggen? Nee, hoor, doe me dan maar een spuitje.” Dus we spraken uiteindelijk met de huisarts af dat als m’n moeder niet meer zelfstandig de trap op en af zou kunnen dat er dan een SCEN-arts langs zou komen en dan zou binnen maximaal 2 tot 3 dagen het leven van m’n moeder beëindigd kunnen worden. Als ze dat dan nog zou willen. Ik downloadde een euthanasieverklaring, m’n moeder tekenende die en mijn vader en ik zetten er ook onze handtekeningen onder. Mijn moeder sprak bij een volgend huisarts-bezoek nog een keer haar wens tot euthanasie uit.
Een paar weken later was het moment daar dat m’n moeder met veel moeite nog wel naar de slaapkamer op de eerste verdieping was gekomen, maar de kracht niet meer had om de volgende ochtend naar beneden te gaan.
Het was tijd.
Of misschien wat het al te laat, want m’n moeder wilde uiteindelijk toch naar een hospice, want dat bed in de woonkamer, dat zag ze echt niet zitten. Maar ja, het hospice bleek vol. Vol én met een wachtlijst van 3 personen. En dan? Dan bel je de huisarts, maar omdat het een huisartsenpraktijk betreft met 4 parttime werkende huisartsen was het niet mogelijk dat de eigen huisarts kwam, want die was vrij. Er kwam een andere huisarts die we nog nooit hadden gezien.
“Het hospice zit vol en mijn moeder wil euthanasie”, zei ik.
“Maar dat het hospice vol zit wil niet zeggen dat je dan maar tot euthanasie over moet gaan”, zei deze huisarts, “en je moeder zit nog helemaal niet aan de maximale pijnmedicatie.”
“Eh.”
Niet meer zelfstandig de trap op en af kunnen doet pijn.
Niet meer naar het toilet kunnen doet pijn.
Een glas niet meer op kunnen tillen doet pijn.
Kanker hebben doet pijn.
De naderende dood in de ogen kijken doet pijn.
Niet meer kunnen slikken doet pijn.
De kracht niet meer hebben om te praten doet pijn.
Dingen niet meer kunnen die je gisteren nog wel kon doet pijn.
Pijnlijk.
Het werd uiteindelijk toch dat bed in de woonkamer, een ophoging van de medicatie en deze huisarts zou gaan overleggen met de andere huisartsen en ervoor zorgen dat de SCEN-arts alvast langs zou komen. Dat zou een geruststelling moeten zijn.
Die SCEN-arts is er nooit gekomen. Want, de feestdagen, want, steeds een andere huisarts, want, het weekend, want er was echt nog heel veel mogelijk qua pijnmedicatie.
Deze sticker zat ooit bij Flow Magazine en zit al jaren op een tegeltje in mijn toilet en op een tegeltje in het toilet van m’n ouders. De tekst heb ik op de rouwkaart van m’n moeder gezet.
Hoewel m’n moeder zelf nooit in een ziekenhuisbed in de woonkamer wilde liggen heeft ze me in die laatste 2 weken geleerd wat overgave, loslaten en vertrouwen is. Misschien is het wat ik als dochter nodig had.
Ik heb m’n moeder zien veranderen.
Van hard naar zacht.
In gewoon maar een vrouw.
In gewoon maar een mens.
In uiteindelijk gewoon maar een lichaam.
Ik ben, achteraf, blij dat ze niet in 1 keer dood was.
LUNA IS EEN DATA-HOARDER
M’n pc deed het al maanden niet echt lekker. Updates konden niet meer worden uitgevoerd, ik kreeg regelmatig een blauw scherm te zien, grote bestanden kon ik niet meer bewerken in Photoshop zonder dat er iets heel onheilspellend in m’n pc-kast begon te rammelen en ik kon al helemaal geen video’s bewerken, wat zeg ik; er was geeneens ruimte op m’n pc meer om een video-bewerkings-programma te installeren. Het was dus de hoogste tijd voor een nieuwe pc waar ik dan ook eindelijk Windows 10 op kon laten draaien, want m’n oude pc draaide, zij het ietwat instabiel, nog op Windows 7.
Maar ja, ik was zelf ook een beetje instabiel in 2019 en alleen al van de gedachte aan een nieuwe pc of een nieuw besturingssysteem werd ik nog instabieler. Ik houd niet van veranderingen en al helemaal niet van veranderingen aan m’n pc. Ik word al zenuwachtig van een nieuwe wallpaper op de achtergrond of als ik ineens moet werken met een nieuw toetsenbord of een nieuwe muis en dan ineens álles nieuw? De. Hel.
Maar de gedachte dat m’n oude pc er ineens voorgoed mee zou kunnen stoppen en ik al m’n data kwijt zou zijn deed me uiteindelijk toch besluiten om een nieuwe pc te bestellen. Of bestellen? Bestellen? Ik vroeg of ex S., de man die me al zo’n 25 jaar helpt met m’n pc’s, er eentje voor me kon samenstellen en in elkaar kon zetten. Kon-ie. Deed-ie.
Nu had ik dit ook allemaal met mijn eigen M. kunnen regelen, want computers zijn dus zeg maar echt zijn ding, maar sommige dingen moet je als partner van mij, niet willen. Dit is zo’n ding.
Dus zo kwam het dat ex S. gisteren samen met mijn nieuwe computer, een AMD Ryzen 3700x processor met een 280mm AIO koeler in een BeQuiet Darkbase 500 behuizing, Asus Prime X570-PRO moederbord met 32GB 3600Mhz geheugen, een 1TB Adata SX8200PRO SSD en een Gigabyte Geforce 1660 Super videokaart inclusief een Corsair RM550x-voeding in Tiel arriveerde.
“Oh, wat leuk, hij heeft regenboog-lichtjes”, zei ik.
Daarna gingen ex S. en M. samen aan de slag om alle data van mijn oude pc over te zetten naar de nieuwe pc. Ik had beloofd om rustig te blijven, niet te gaan huilen en te vertrouwen op twee nerds van bijna 50 die heus wel vaker wat computer-data hadden overgezet.
“Dit heb ik nog nooit gezien”, zei ex S., doelend op de hoeveelheid stof die er in m’n oude pc zat, “het is een wonder dat dit ding het nog deed.”
“Het is niet heel slim om een Word-document op je bureaublad te hebben staan met de titel ‘wachtwoorden’, als je wordt gehackt, dan ben je alles kwijt”, zei ex S., maar M. zegt dit zo ongeveer elke week, dus nieuwe informatie was dit niet.
“Je moet echt beter gaan back-uppen hoor”, zeiden ze. Meerdere keren. Hoorde ik de afgelopen jaren ook wel vaker.
“Dit kan wel even duren”, zei ex S.
“Alles komt goed”, zei M.
En uiteindelijk kwam alles ook goed. Althans, m’n nieuwe pc is aangesloten, al m’n programma’s zijn geïnstalleerd en ik heb al m’n data (en dat was nogal wat) ook weer ergens op de nieuwe pc staan, al is het nog een grote chaos en werkt alles voor m’n gevoel helemaal anders.
“Ik vind dat je het heel knap gedaan hebt vandaag”, zei M.
“Ik moest maar 1 keer bijna huilen”, zei ik.
Mijn computer is klaar voor de toekomst.
Nu ik nog.
Ex S. en ik go waaaaaayyy back! Ik vond in m’n archief wat eerdere columns over nieuwe pc’s, gecrashte pc’s en de hulp van ex S. die ik daarbij kreeg: #15 – TRUST ME, LUNA HOUDT NIET VAN AFHANKELIJKHEID, LUNA EN EEN GECRASHTE PC, LUNA KRIJGT WAT ZE VERDIENT.
LUNA VERGEET 4 FEBRUARI NOOIT MEER
“En ik wil dan een mooie urn.” M’n vader zei dit al toen m’n moeder nog leefde en m’n moeders reactie was altijd; “Dat moet jij weten.” Mijn reactie was altijd: “Neeeeeeeeee, dat is echt freaky, dat is raar en dan staat ze daar en als jij er dan ooit ook niet meer bent dan zit ik met die urn opgescheept en die kan ik dan natuurlijk nooit weggooien of uitstrooien en dan zit ik de rest van m’n leven met zo’n urn waar ik tegenaan moet kijken!”
Maar toen het moment eenmaal daar was en m’n vader online naar wat urnen keek , wilde ik ineens ook een urn. Ik bedoel; hij een urn, ik een urn. Het voelde gewoon helemaal de bedoeling! Ik heb ook de as van al m’n katten in blikjes en de as van m’n moeder zou daar prima en gezellig bij kunnen staan.
We maakten een afspraak om bij de urnenwinkel van DELA te gaan kijken en m’n vader koos voor een stenen urn in 2 kleuren grijs en met een zilveren hartje in het midden. Ik kon in de urnenwinkel niks vinden, ik vond ze te vaasachtig, te pathetisch, te vlinderig, te kitsch, te stenig, te blauwig, te zwartig, te bruinig, te traditioneel, te saai, te decoratief, te keramisch, te druppelig, kortom, teveel op een urn lijken. Maar uiteindelijk werd ik online verliefd op een beeldschoon wit messing vogeltje met gesloten oogjes.
Het is voor een crematorium wettelijk verplicht om de as van een overleden persoon 1 maand en 1 dag te bewaren. Het mag ook langer, tot een half jaar, maar mijn vader wilde m’n moeder zo snel mogelijk weer in huis hebben. Mijn moeder’s crematie was op 3 januari, dus 4 februari mochten we haar halen.
Dingen waar m’n moeder een hekel aan had; mensen die op Facebook alles maar klakkeloos kopiëren en dan vooral berichtjes als ‘dit kaarsje brandt voor iedereen die iemand is verloren aan die vreselijke ziekte’, ‘kopieer dit bericht als je ook iemand kent die strijdt tegen kanker’ en ‘ik ben tegen kanker, wedden dat niet iedereen dit op z’n eigen timeline durft te zetten’. Maar het bericht dat haar het meeste irriteerde en dat op zo ongeveer alle dagen van het jaar wel eens voorbij kwam; ‘Vandaag is het Wereldkankerdag, ik brand dit kaarsje voor iedereen die tegen kanker strijdt en voor iedereen die het gevecht tegen deze ziekte heeft verloren.’ ‘Het is vandaag geen Wereldkankerdag’, reageerde m’n moeder dan.’ En er soms achteraan; ‘En kanker is geen strijd.’
Toen ik vanmorgen Facebook opende zag ik een foto van een 3 brandende kaarsen voorbij komen met de tekst: ‘VANDAAG IS HET WERELDKANKERDAG, EEN KAARSJE VOOR IEDEREEN DIE DE STRIJD TEGEN DEZE ZIEKTE HEEFT VERLOREN, EEN KAARSJE VOOR HEN DIE NU LEVEN TUSSEN HOOP EN VREES, EEN KAARSJE VOOR FAMILIE’S EN VRIENDEN DIE HET OOK ZO MOEILIJK HEBBEN, EEN KAARSJE IN DE HOOP DAT HET TOT STEUN MAG ZIJN’. Oh, lekker dan die kapitalen en lekker dan die kaarsen en lekker dan weer zo’n berichtje over strijden en verliezen, het is geen wedstrijd, Godverdomme, en het is vandaag ook geen Wereldkankerdag, hou toch op, dacht ik. Tot ik nog zo’n berichtje voorbij zag komen, en nog eentje. Ik Google’de en kwam erachter dat 4 februari, vandaag dus, écht Wereldkankerdag is. Zelfs ik, die bijna 8 jaar een moeder had met kanker, heb het nooit onthouden.
Maar vanaf vandaag zal ik het nooit meer vergeten, want vandaag is ook de dag dat we de as van m’n moeder hebben opgehaald. Ze is weer een soort van thuis.
Ze had het zelf niet beter kunnen plannen.