web analytics

AIN’T GOT NO – I GOT LIFE

Ik ben sinds 2,5 maand vrijgezel en ik ben de afgelopen 20 jaar nog nooit zo lang vrijgezel geweest. Ik kreeg al vrij snel een nieuwe relatie na een vorige relatie en hoewel dat op dat moment de allerbeste, fijnste, lekkerste beslissing leek kan ik nu wel zeggen; dat was het niet. Op de ruïnes van de ene relatie kun je geen andere bouwen.

Ik doe momenteel pogingen om mijn eigen fundament weer een beetje stevig op te zetten, maar dat gaat niet zo snel en gemakkelijk als ik zou willen.

Het gemis is groot en de focus gaat al snel naar dat wat je niet hebt.

Ik heb geen relatie.
Ik ga nooit een gouden huwelijk vieren.
Ik ben helemaal alleen.
Ik heb niemand om tegenaan te liggen.
Ik heb niemand die van me houdt.
Ik heb niemand die het vuilnis aan de weg zet.
Ik heb niemand die thuis op me wacht.

Of de focus gaat naar dat wat anderen wél hebben.

Zij hebben wel samen een huis gekocht.
Zij zijn nu lekker met z’n tweetjes op vakantie.
Zij zijn opa en oma geworden.
Zij zitten samen romantisch aan een cocktail.
Zij zijn wél gelukkig.
Zij hebben het wél leuk.

Toen mijn moeder net was overleden zag ik overal het woordje ‘mama’ of ‘moeder’ staan. Ik hoefde maar een krant of tijdschrift open te slaan en het was het eerste woord dat ik zag. Hetzelfde geldt voor televisieprogramma’s of films. Iedereen had ineens een moeder en het moest er ook iedere keer over gaan als ik de televisie aanzette. En ook op Facebook of Instagram zag ik alleen maar foto’s van moeders met dochters, dochters met moeders, gezellig uit eten, gezellig een dagje winkelen, gezellig, proost, cheers.

Zij wel.
En ik nooit meer.
Verdriet. Jaloezie. Au.
Kutwijven.

Maar de focus is in 1,5 jaar gegaan van dat wat ik niet meer heb, naar dat wat ik wél heb gehad. En ik heb een geweldige moeder gehad.

Ik had er misschien een cursusje mindfulness of mediteren tegenaan kunnen gooien, of een paar yogaklasjes kunnen volgen, psycholoog, psychiater, pastoraal medewerker misschien, maar ik vertrouw er nu op dat mijn liefdesverdriet, net als het verdriet om m’n moeder, vanzelf minder wordt. Verdriet hoort bij het leven en krampachtig proberen om maar geen verdriet te hebben, om het weg te stoppen, geen pijn te hebben, dat doet uiteindelijk meer kwaad dan goed. Ik vertrouw op mijn verdriet, ik geef me eraan over, zet gewoon wél die zielige liedjes op, kijk gewoon wel naar die foto’s van vroeger, en ik huil en ik huil en ik huil en ik ga ervan uit dat al dat huilen uiteindelijk stopt.

Al is dat vertrouwen de afgelopen weken ook wel een paar keer dusdanig weggeweest dat ik echt dacht dat het nooit meer goed zou komen. Laat maar zitten. Ik doe niet meer mee. Ik ga in bed liggen en misschien verplaatst ik me van het bed naar de bank, maar dat is het voor vandaag en als het aan mij ligt voor de rest van m’n leven. Doei!

Maar de volgende dag sta je toch gewoon weer op, je kleedt je aan, je laat de hond uit en ach, dan gaat het ook wel weer. Je doet de boodschappen, je kookt, de ene dag wat gezonder dan de ander, je eet, je drinkt, je spreekt met vriendinnen af, je belt huilend naar je ex, je knuffelt je 4 katers, je probeert toch weer wat te werken, je gaat weer een keertje naar de kroeg, je gaat weer eens een keertje dansen. De focus van dat wat je niet hebt gaat heel langzaam naar dat wat je wel hebt.

En zo word je ineens op een dag wakker met het liedje van Nina Simone in je hoofd.

‘I got my tongue, I got my chin
I got my neck, I got my boobs
I got my heart, I got my soul
I got my back, I got my sex

I’ve got life, I’ve got my freedom
I’ve got life, I’m gonna keep it.’

10

LUNA EN EEN KAAL PLEKJE

“Hé, je hebt hier een kaal plekje”, zegt M.
“Huh?”, zucht ik.
We liggen op de bank een film te kijken en ik lig met mijn hoofd tegen hem aan. Ik voel M.’s vingers over m’n hoofdhuid gaan.
“Ja, een kaal plekje, wacht, ik maak even een foto.”
Even later houdt M. zijn mobiele telefoon voor m’n ogen.
“Wat?”

Ik schrik. Op het beeldscherm zie ik een kale plek ter grootte van een 2 euro muntstuk. Dit is niet goed. Dit is niet de bedoeling! Wanneer ik m’n vingers richting het kale plekje breng voel ik het nu ook zitten. Dat voelde ik nooit eerder en ook tijdens het verven van m’n haar is het me niet opgevallen. Het plekje moet dus ergens in de afgelopen 2 weken zijn ontstaan. Lichte paniek.

Niet gaan Google’en, niet gaan Google’en, niet gaan Google’en, niet gaan Google’en!!!!!
Toch gaan Google’en.

‘Alopecia areata is een haaraandoening, waarbij een persoon vrij plotseling gedeeltelijk kaal wordt. De plekken waar Alopecia areata zich voordoet, zijn vaak rond of ovaal van vorm. In deze plekken vallen alle haren uit. Het verloop van Alopecia areata is grillig. Het is niet of nauwelijks te voorspellen of het haar terugkomt en of dat eventuele herstel blijvend zal zijn. Er zijn geen behandelingen waarvan bewezen is dat ze helpen tegen Alopecia areata. Dit betekent dat men eigenlijk altijd het natuurlijke beloop zou moeten afwachten.’

Lekker dan.

De plaatjes onder ‘Google Image Search’ zien er weinig hoopvol uit. Mijn plekje is momenteel nog ter grootte van een 2 euro muntstuk en zit midden op m’n hoofd, dus m’n haar kan ik er nog overheen laten vallen, maar ik zie foto’s met kale plekken ter grootte van diverse golfballetjes, een kale plek ter grootte van een hand, een heel kaal achterhoofd, goed zichtbare plekken aan het begin van de haargrens en plekken waarbij het lijkt alsof iemand een paar keer flink is uitgeschoten met een tondeuse.

Nog lekkerder dan.

De paniek wordt groter. De onzekerheid al helemaal. Blijft het bij dit plekje? Zitten er al meer? Word ik straks helemaal kaal? Moet ik een pruik? What the fuck heb ik nou weer!? En waarom? Godverdomme. Kut. Kut. Kut. Ik ben zo blij met m’n haar. Zo trots dat het zo lang is. Zo dik. En zoveel. Ik zie mezelf in gedachten al met een kaal hoofd. Dat wil ik niet. Ik heb geen mooie schedel. Ik heb geen hoedenhoofd. Nee! Nee! Nee!

‘Krijgt u ineens één of meer kale plekken? Ga dan naar uw huisarts om te kijken waardoor dat komt.’

Laten we dat eerst maar doen.

Update: Ik ben inmiddels naar de huisarts geweest. Het is Alopecia areata. Valt niks aan te doen. Kan hierbij blijven (ik had nog ergens anders een plekje), kan erger worden. De toekomst zal het leren. Kan aan stress liggen (“Wil je met iemand praten?’), kan ook gewoon pech zijn (‘Is mindfulness niks voor jou?’). Het is dus vooral afwachten en hopen dat het hierbij blijft. Het is gewoon kut.

11

LUNA EN EEN KAFKAËSKE DAG

Als je een geliberaliseerde woning huurt ben je verplicht om mee te werken aan de verkoop van het huis. Je moet dus ook kijkers toelaten in je thuis, zodat, in ons geval, nieuwe investeerders kunnen checken of het een investering waard is. Het was iets waar M. en ik tegenop zagen, maar zoals dat gaat met dingen waar je tegenop ziet; uiteindelijk moeten ze toch gebeuren en uiteindelijk werd het vanzelf maandagochtend 9:00, de dag en het uur van de eerste bezichtiging. Wij hadden besloten om zelf ook thuis te zijn, zodat we nog een beetje het idee hadden dat we controle hadden over de situatie.

Want er komen ineens allerlei types bij je over de vloer. Door je huis. In je keuken. In je woonkamer. In je seksspeeltjes-kantoor. In je slaapkamer. Tussen je dromenvangers. In je badkamer met kattenbakken. En wat voor types er komen, daar heb je dus helemaal geen invloed op. Je weet maar 1 ding; het zijn types met ergens minimaal € 250.000,- op de bank.

In 3 uur tijd zien we diverse mannen met grote auto’s, mannen met geld, jongens met geld, snelle jongens en nog snellere jongens die binnen 5 minuten weer vertrekken. Een paar keer kijk ik in heel vriendelijke ogen boven een mondkapje.

Je went er blijkbaar snel aan dat er een vreemd makelaars-mannetje met een vreemd investeerders-mannetje op je zolder staat te praten over huurcontracten, funderingen, over een gedateerde badkamer zonder schimmel, kozijnen, een zonnige woning, een CV-ketel van 10 jaar oud en huurders die hier heel graag wonen, maar door omstandigheden het huis niet zelf kunnen kopen.

Er staat een gezin met 2 kinderen voor de deur. Die komen het huis ook bezichtigen.

“Maar we wonen in principe prima in Druten hoor”, hoor ik de vrouw even later zeggen terwijl ik onderaan de trap het gesprek tussen de makelaar en het gezin sta af te luisteren. Het vriendelijke makelaars-mannetje heeft haar er net op gewezen dat het hier toch echt om een investeringspand gaat mét huurders. Ik heb niet het idee dat de vrouw de situatie goed begrijpt.

“En hier is een muziekkamer”, zegt het makelaars-mannetje als hij het kantoortje van M. laat zien. Daar moeten we iedere keer om lachen, want M. heeft dan wel een gitaar, een keyboard en een koffer vol ambitie op z’n kantoor staan, maar ondanks herhaalde pogingen te beginnen met een cursusje gitaar of piano, kan hij geen noot spelen.

“Meneer en mevrouw hebben zelf een nieuwe koelkast gekocht, omdat de koelkast die bij het huis hoort het niet meer doet”, zegt het makelaars-mannetje en wijst op onze grote Amerikaanse koelkast.
“Dus deze doet het niet meer?”, vraagt de vrouw en ondertussen trekt ze onze oude koelkast open.
“Die staat uit en dat is nu onze snack-kast”, roep ik richting de keuken, wetend dat de vrouw een blik heeft kunnen werpen in onze oude koelkast die nu volgestouwd is met chips, koek en chocolade. Je voelt je ergens betrapt, maar het lijkt me niet de bedoeling dat kijkers zomaar uit zichzelf kastjes en deurtjes gaan opendoen. “En die oven en de vaatwasser hebben we trouwens ook zelf betaald.”

Nadat het gezin onze achtertuin en garage heeft geïnspecteerd keren ze terug naar binnen. Het zoontje is op z’n hoofd gevallen tegen de stoeptegels en we hoorden hem vanuit de tuin al onbedaarlijk huilen. De vrouw staat met hem op haar heup in mijn woonkamer en ze wil nog wat aan ons vragen, maar is de vraag vergeten. Ze stamelt wat vanachter haar mondkapje, het zoontje huilt erdoorheen en haar dochtertje is bezig met het uittrekken van haar metallic roze schoentjes met klittenband. De vader, die ik nog geen woord heb horen zeggen, staat erbij en kijkt ernaar.

Je wil netjes blijven. Je moet netjes blijven. Want het zou dus zo maar kunnen dat je hier met je toekomstige huurbaas te maken hebt. Maar je vraagt je af waarom iemand z’n 2 kinderen meeneemt naar een huisbezichtiging. Wat ging hier mis? Waarom blijft zij hier staan met dat huilende kind? In mijn thuis? Dit duurt te lang! Waarom pakt haar man dat kind niet even over, zodat zij haar vraag kan stellen? Wat is dit? Wat gebeurt hier? Ga weg! Ga allemaal weg! Neem je huilende kind mee naar Druten en laat ons met rust. Ik wil rust! Ik wil dat dit stopt!

“Willen jullie zelf niet ooit een huis kopen?”, vraagt de vrouw tussen het gehuil van het kind door.
“Nee, wij willen hier blijven huren”, zegt M. resoluut.

Het meisje zonder de roze metallic schoentjes is inmiddels op onze bank gaan liggen. Kater Chuck springt ernaast.

Kafka. Vandaag was Kafka.

Laat onze nieuwe huurbaas alsjeblieft 1 van de mannen met de vriendelijke ogen zijn.

11

ER WORDT GEMORRELD AAN LUNA’S BASIS

De deurbel gaat op zondagochtend om 10:00. Ik voel meteen dat het kijkers voor het huis zijn. De afgelopen dagen zijn er al verschillende mannetjes met auto’s door de straat gereden om precies te stoppen voor ons huis. Het was afwachten tot 1 van die mannetjes uit zou stappen om aan te bellen en te vragen of hij even binnen zou mogen kijken.

Dat ons halve hebben en houden nu ineens online te bekijken is op Funda, dat is gewoon kut. Maar dat we mee moeten werken aan de verkoop van het huis, dat weten we, ook al is het kut. Het is wat het is, maar je voelt je gewoon bekeken. Online, maar dus ook offline. Of misschien eerder; ik voel me weggekeken en dat terwijl ik hier helemaal niet weg wil. Ik heb het gevoel dat ik uit dit huis moet, terwijl daar helemaal geen sprake van is en ook niet kan gaan zijn, want de Nederlandse wet beschermd huurders gelukkig, halleluja, heel goed.

Maar 2 Polen, of 2 Tsjechen, of 2 Oekraïners, of in ieder geval 2 mensen met een Oostblokkerig accent aan je voordeur, met nog een andere Oostblokker op videocall erbij, daar zit je niet op te wachten op een zondagochtend om 10:00.

“You sell house?”
“No, we rent this house, our house owner is selling it.”
“How much is it?”
“Please contact the real estate agent.”
“How long do you rent?”
“We are renting this for more then 8 years, but please contact the real estate agent.”
“When are you planning to leave?””
“Our contract is indefinitely.”
“How much you pay?”
“Please contact the real estate agent.”

Het liefst wil je natuurlijk zeggen dat ze op moeten rotten: “You go away, yes! Mafkees! Are you niet goed bij je hoofd? Alles staat op Funda, ga daar maar lekker kijken en bel de makelaar maar, doei, de groetjes!” Maar je moet wel een beetje aardig en vriendelijk blijven, want misschien heb je dus te maken met je toekomstige huiseigenaar.

Maar we weten niet wie het huis gaat kopen. En ook niet wanneer. We hopen natuurlijk op een fijne huurbaas die eindelijk de kozijnen buiten gaat vervangen, die bij problemen meteen de boel komt oplossen, die eens per jaar keurig de huur verhoogd volgens de huurindexering en die het pand ziet als een zakelijke investering. Maar misschien hebben we iets te veel afleveringen van ‘Horrorhuurders en Huisjesmelkers’ gekeken, want je kan ook een klootzak krijgen die ons middels allerlei nare trucjes probeert weg te krijgen, zodat-ie zelf lekker kan gaan genieten van onze tuin die grenst aan een slootje. En ook al hebben we huurbescherming, je wil gewoon geen toestanden met je huiseigenaar.

Dit huis is dan misschien wel niet van ons, maar dit huis is wel ons thuis. En dat willen we graag zo houden.

7

LUNA EN EEN FUCKING GROOTHOEKLENS

“Waar gaan jullie naartoe?’, vraagt de fotograaf terwijl hij z’n camera op een statief richting de keuken zet.
“Wij gaan helemaal nergens naartoe”, zeg ik.
“Oh.”
“Wij huren dit van een particulier en die gaat het nu verkopen.”
“Oh.”
“Met ons erin.”
“Oh.”
“Het is een beleggingsobject.”
“Oh.”
“Wij zitten hier niet echt op te wachten.”
“Oh.”

Ondertussen pakt de fotograaf onze vuilnisemmer op en verplaatst ‘m van de keuken naar de woonkamer. Ook de plastic zak die aan de muur hangt om ons plastic afval in te verzamelen mag niet op de foto. De etensbak van Nina ook niet. Wanneer even later onze woonkamer aan de beurt is om op de foto te gaan wordt de hondenmand van Nina verplaatst, net als de krabpaal van de poezen, de etensbakjes van de poezen en een poezenmandje. Nina zelf had ik al voor een paar uur naar m’n vader gebracht.

Er staat een vreemde in m’n huis. Er zit een vreemde aan m’n spullen. Ik trek dit heel slecht.

Ik herinner me een vakantie met partner P. naar Isla Margarita. Op de terugweg werden we er op het vliegveld tussenuit gepikt en van een Venezolaanse dame moesten we al onze koffers open maken, zodat ze ertussen kon snuffelen. Het ergste vond ik nog dat de dame met een mesje over de lege pagina’s in m’n dagboek schraapte om te kijken of ik er misschien cocaïne tussen had zitten. Net als toen moet ik deze hele toestand met de fotograaf maar gewoon ondergaan. Ik kan niet anders.

Ik woon al 8,5 jaar in dit huis, waarvan de laatste 3 jaar samen met Michael. De eigenaar van het huis heeft besloten het huis te verkopen en we zijn wettelijk verplicht om als huurder mee te werken als de verhuurder het pand wil verkopen. En wij kunnen het zelf niet kopen, maar willen wel blijven huren. Of eerder; we moeten dit wel blijven huren, want de huurhuizen liggen niet echt voor het oprapen.

Met de makelaar is afgesproken dat mijn seksspeeltjes-kantoor en onze slaapkamer niet gefotografeerd worden. Die hoefde ik niet op Funda terug te zien. Dat ik zelf m’n dildo-collectie met de hele wereld deel, dat moet ik zelf weten. Ik ben er trots op. Maar dat mijn kantoor ergens in een Facebook-post terecht komt met een ‘kijk nou eens wat ik op Funda tegenkwam’ erbij, ja, daar pas ik voor. Toch moeten alle kamers wel ingemeten worden, dus ik onderga de ‘nee, ik heb wel gekkere dingen’ gezien van de fotograaf. En de inbouwkast in de slaapkamer moest ook opgemeten worden, dus zonder vragen trekt de fotograaf de kastdeur opzij en steekt z’n hand langs m’n beha-mandje om zo de diepte van de inbouwkast te meten. Ik zucht diep.

Een paar dagen later staat ‘ons’ huis op Funda. En hoewel ik normaal weinig moeite heb met het delen van m’n hele hebben en houden op internet voelt dit allemaal toch als een soort digitale aanranding. Mijn spullen, mijn boeken, mijn pluchen flamingo, mijn bank, mijn kussens, mijn veilige plek. Gewoon voor iedereen te bekijken. Met je fucking groothoeklens.

Volgende week moeten we ons huis openstellen voor kijkers.

Ik kan er nu al niet van slapen.

6

77 YEARS OF HOPES AND DREAMS

Vandaag, precies een jaar geleden overleed mijn geweldige moeder. Er gaat geen dag voorbij dat ik niet aan haar denk.

“We moeten iedereen wel een bedankkaartje sturen hoor”, zei m’n vader een paar weken na de condoleance.
“Ja, ja, pappa, komt goed, ik ga iets anders doen. Iets wat meer bij mij past. En wat meer bij mamma past.”

Iedereen die ons het afgelopen jaar heeft gesteund of hun medeleven heeft getoond, op wat voor een manier dan ook; bedankt. Elk gebaar, groot en klein, is enorm door ons gewaardeerd. Ik heb ervoor gekozen om geen bedankkaartjes te sturen. Ik wilde graag iets anders doen. Een soort ‘pay it forward’.

Pay it forward is een ‘uiting’ van een goede daad aan anderen in plaats van aan de oorspronkelijke weldoener. Je geeft de goede daad die aan jou is gedaan dus door aan anderen. Je kunt liefde teruggeven, maar je kunt liefde ook doorgeven.

Het afgelopen jaar maakte ik, met liefde, 77 dromenvangertjes. Eén voor elk jaar van m’n moeders leven.

Het was voor mij belangrijk om iets terug te doen wat mijn moeder me heeft geleerd. Iets fysieks. Iets met m’n handen. Iets creatiefs. Mijn moeder leerde me borduren. Breien. Haken. M’n moeder leerde me handwerken en van haar erfde ik m’n liefde voor textiel.

Mijn liefste herinneringen aan m’n moeder zijn die waarin we vroeger samen knutselden. Zo vouwden we, toen ik nog thuis woonde, samen ooit honderden sterretjes voor in de kerstboom. Maar ook de laatste jaren, tijdens haar ziekte, zaten we regelmatig tegenover elkaar aan tafel te handwerken. Ze hielp me met het haken van kleedjes, het uitzoeken van kralen, het opspannen van dromenvangers en alle dingen die ik maakte liet ik als eerste aan haar zien. Als iets niet lukte, dan belde ik haar voor advies of om gewoon even te klagen. Mijn moeder was mijn grootste fan. En ik die van haar.

Deze 77 dromenvangertjes maakte ik alleen. Al was m’n moeder er, zoals eigenlijk altijd als ik iets maak, in gedachten bij.

In elke dromenvanger hangt een ‘HOPE-hangertje’ in het midden.

Hoop is een emotie die ik pas dit jaar, het eerste jaar zonder mijn moeder, maar juist ook dit Corona-jaar, heb begrepen. Ik dacht dat hoop een passieve emotie was. Iets naïefs. Dat je gaat zitten en dan maar hoopt dat het morgen beter is of wordt.

Maar hoop zorgt ervoor dat je doorgaat. Dat je opstaat. Dat je kiest. Dat je staat. Dat je leeft.

Hoop dóét leven.

Deze dromenvangertjes wil ik graag gratis sturen naar mensen die een beetje hoop of gewoon iets liefs in hun leven kunnen gebruiken. En jij mag kiezen naar wie. Ik stuur het dromenvangertje gratis, namens jou en met een persoonlijke boodschap van jou naar degene die jij kiest.

Ga naar Maaneschijn.nl, vul jouw gegevens in, kies voor ‘verzenden naar ander adres’ en vul daar de gegevens in van de ontvanger. Bij ‘bestelnotities’ schrijf je het briefje dat ik naar de ontvanger mag sturen (ik print dit uit en stuur dit met de dromenvanger mee).

Ik hoop dat ik alle 77 dromenvangertjes namens jullie mag versturen. Mocht dat eventueel niet lukken, dan breng ik de rest naar de afdeling chemotherapie in Ziekenhuis Rivierenland in Tiel!

Je vindt deze Hopes & Dreams-dromenvangertjes: www.maaneschijn.nl/dromenvanger/77-years-of-hopes-and-dreams

16

LUNA 2.0

Naar aanleiding van een wat zielig sms-je richting vriendin I. (strekking; alles is kut, kut-Corona, kut-leven, kut-weer, kut-geld en de gootsteen is ook nog eens verstopt) stuurt I. een berichtje terug:

‘Ik wil 1 dezer dagen nog een keer naar Arnhem. Dat zou ook vandaag kunnen. Als jij nou zegt: daar knap ik lekker van op… dan gaan we zo met gierende banden die kant op. Even naar Flying Tiger, Bos en Heij, de loempiakraam en een optie op IKEA.’

Nou! En zeker dat ik daarvan opknap! Wij rijden om 14:30 met gierende banden naar Arnhem, bezoeken de loempiakraam voor 2 x 2 stuks Vietnamese loempia met zoete saus en kopen daarna allerlei totaal overbodige producten bij de Flying Tiger, maar hé, het zijn 10 producten voor 5 euro, dus ik kan best 20 overbodige producten kopen, want altijd leuk als cadeautjes voor anderen die er eigenlijk ook niet op zitten te wachten. Daarna nog naar cadeauwinkel Bos en Heij voor een beeldschoon met-de-hand-gesneden houten roodborstje, bij Fabrics & More nog even een perfect-zittende vintage jurk gescoord en nog even snel een rondje door de Dille & Kamille. Om 17:00 gaan helaas de meeste winkels dicht op zaterdag, maar gelukkig is de IKEA in Duiven open tot 21:00 en daar hebben ze roze schapenvachtjes, mini-vaasjes, schaaltjes en potjes die ik gewoon moet hebben. In 3 uur blijk ik mezelf prima, tijdelijk, gelukkig te kunnen kopen.

Om dat gelukzalige gevoel nog even door te trekken besluiten I. en ik om er een all you can eat sushi-sessie achteraan te plakken. Het is dan wel niet de allerbeste sushi, maar ook van een middelmatige maki kan ik nog altijd heel blij worden.

Tijdens onze derde sushi-ronde voel ik me niet zo lekker worden. Ik krijg het warm en m’n hart lijkt sneller te kloppen. Of is het echt zo? Ik moet toch zelf wel weten of m’n hart harder of zachter klopt? Vinger op m’n pols, niks te voelen. Ik weet het niet meer. Het is hier wel echt warm. Laag plafond ook. Ik zeg iets tegen vriendin I. en ik struikel over een woord. Zei ik eigenlijk wel wat ik wilde zeggen? Jesus, ik ga hier toch geen hartaanval krijgen? Oh, God, ik krijg een hartaanval. Ja, ik voel m’n vingers tintelen. Ja, ik weet het zeker! Dit gaat niet goed hier. Ik voel me raar.

Dan valt m’n oog op m’n flesje bier.

“Wat heb je net voor bier besteld?”, vraag ik aan I.

Er komt tegenwoordig geen bediening meer te pas aan bij het opgeven van je bestelling, want je kunt via het touchscreen van een iPad laten weten welke sushi’s je wil hebben, net als welke drankjes.

“Ja, gewoon die Radler met citroen, wat je zei”, zegt I.

Ik check het flesje bier. Dit is een Radler met 2% alcohol. De eerste sushi-ronde heb ik besteld en toen kreeg ik een Radler 0.0 met citroen, maar er blijkt dus ook een Radler met citroen én met 2% alcohol op de digitale menukaart van de iPad te staan. Gewoon naast elkaar. En aangezien I. de laatste twee rondes heeft besteld ben ik blijkbaar al aan m’n tweede glas bezig.

“Oh! Gelukkig! Ik dacht dat ik doodging!”, zeg ik.
“Oooooooh, sorry, heb je in de tussentijd ook geen kersenbonbonnetje ofzo gehad?”, vraagt I.?
“Nee, ik heb echt 1,5 jaar niks gedronken”, lach ik.

Die nacht lig ik wakker tussen 2:00 en 3:00, net zoals ik vroeger, toen ik nog regelmatig dronk, ook altijd wakker lag rond deze tijd. Ik denk aan hoeveel ik tot een paar jaar terug wel niet heb gerookt, gedronken, geslikt en gesnoven. Ik word misselijk als ik eraan denk. Ik ben veranderd van een vrouw die niet moeilijk deed over een flesje wijn of soms wel 2 per dag naar een vrouw die van 2 per-ongelukke flesjes Radler van 2% al hartkloppingen krijgt.

Er zijn perioden in m’n leven geweest dat ik trots was op de hoeveelheid alcohol die ik dronk. Ik denk dat ik er momenteel trots op moet zijn dat ik er nu niet meer tegen kan.

8

LUNA IS EEN LIDL-GEWOONTEDIER

Al jaren doe ik elke vrijdag om 8:00 boodschappen bij de Lidl in Tiel. Het is vaste prik. Het is traditie. Het is een gewoonte. En het is dan voornamelijk lekker rustig. Vroeger ging ik altijd samen met m’n ouders. Na het overlijden van m’n moeder in december ga ik samen met m’n vader. Vrijdag, van 8:00 tot 8:20 is ons tijdslot.

In de eerste week van de lockdown, in maart, waren er in onze Lidl, tijdens ons tijdslot, ineens veel meer mensen aanwezig. Er liepen gezinnen met kinderen, vrouwen in yoga-kleding, allemaal types die ik nooit eerder had gezien en ze liepen mij allemaal in de weg. Fysiek, maar vooral mentaal.

Er waren mensen met handschoentjes, mensen met mondkapjes, plastic schermen voor de kassa’s, vulploegmedewerkers met fluorgele hesjes, jengelende kinderen, het omroepsysteem had het over hoe je veilig boodschappen moest doen, er stonden trolley’s met artikelen die de weg versperden en nou ja, het was gewoon een grote onsamenhangende, ongecontroleerde, paniekerende, stressvolle toestand. Alles was anders.

Ik trok dit niet.
Ik hield m’n adem in als ik langs mensen liep.
Ik kreeg het eigenlijk al benauwd als ik überhaupt mensen zag.
Ik was bang om het verkeerd te doen.
Maar wat was verkeerd? Wat was goed?
Linksom? Rechtsom?
Ik moest ineens hoesten. Dacht ik.
Ik liep blijkbaar tegen de richting in, want er bleek ineens een onofficiële looproute te zijn.
Ik wachtte zelf keurig met passeren terwijl een oudere dame niet kon kiezen tussen verschillende pakjes diepvriesspinazie, maar een vrouw achter mij vond dat onzin en duwde mij en de oudere dame nog net niet aan de kant.
Ik bevroor.

Na het boodschappen doen zat ik thuis een uur te huilen. En daarna voelde ik me daar weer kut van. Want zo gevoelig was ik toch niet? Ik kon toch wel boodschappen doen?! Ik was toch niet ineens zo’n hoog-sensitief-type geworden dat de vibes van anderen absorbeert? Ik was toch niet ineens zo’n tingeletangel-type dat bij het minste of geringste beetje tegenslag begon te janken dat haar chakra’s helemaal uit balans waren getrokken?

Blijkbaar wel.

“Ik ben hier niet voor gemaakt”, zei ik tegen M. nadat ik voor de tweede keer de hele vrijdag fucked up was geweest na m’n ochtendbezoekje aan de Lidl en de Turkse supermarkt.
“Jij gaat geen boodschappen meer doen de komende tijd”, zei M., “dat doe ik wel. Maak maar een lijstje.”

Nu zullen er veel mensen blij zijn als er boodschappen voor ze gehaald worden, lekker makkelijk, bedankt, doei, maar ik hou van boodschappen doen! Ik hou van zelf m’n bosje koriander uitzoeken bij de Turkse supermarkt. Ik wil zelf kunnen bepalen of ik vanavond een zak Lays paprika-chips bij de tv eet of een zak Croky bolognese. Ik wil het zelf doen!!!!!

Maar M. hield zich aan z’n woord en haalde alle boodschappen die ik op een lijstje schreef. En als ik dingen vergat, zo ongeveer iedere keer, want ik ben niet van de lijstjes, dan ging hij gewoon nog een keer, zonder morren. We aten de helft van de diepvries leeg, maar ik vulde ‘m net zo hard weer aan. En hoewel het allemaal prima werkte op deze manier en we sowieso niet om zouden komen van de honger als we 2 maanden geen boodschappen zouden doen, begon ik m’n vrijdag-Lidl-moment toch te missen.

Afgelopen vrijdag stond ik voor het eerst sinds 2,5 maand weer om 8:00 in m’n eigen vertrouwde Lidl. Met m’n vader. Er strekte zich een volledig leeg gangpad voor me uit. Ik kon wel janken van blijdschap en volgens m’n vader was ik de hele tijd aan het neuriën.

Het was weer bijna net als vroeger.
Bijna.

p.s. Deze tekst schreef ik naar aanleiding van de mini-weblogmeeting die ik had met Suffie.nl, Zijperspace.nl en ipixtitude.com! Tijdens die meeting besloten we om, for old time sake, weer eens een stukje over de supermarkt te schrijven.

8

MEXICAANSE MAISSALADE (ESQUITES)

Deze maissalade is al een paar keer langsgekomen in m’n Instagram-stories en ik heb nog nooit zo vaak de vraag gekregen of ik het recept misschien wil delen. Wil ik wel! Dit onderstaande recept is qua hoeveelheid geschikt als bijgerecht voor 4 personen.

Het originele recept staat in het werkelijk prachtige boek ‘Fiesta, de authentieke Mexicaanse keuken’! Ik heb heel veel Mexicaanse kookboeken en dit is de laatste die ik kocht. De recepten worden afgewisseld met lekker-makende foto’s (heerlijk om doorheen te bladeren) en ik heb er al een paar recepten uit gemaakt. Allemaal zalig!

Ingrediënten:
285 gram mais uit blik
3 stengels lente-ui
1 flinke eetlepel mayonaise
100 gram feta (‘witte kaas’ kan ook) (feta is lekkerder)
1 teentje knoflook
flink handje koriander
1 rode chilipeper
½ theelepel chilipoeder
1 limoen
peper en zout

Het recept voor deze Mexicaanse maissalade heb ik wel wat versimpeld, want verse maiskolven gebruiken klinkt heel leuk en lekker, maar is mij te veel werk. Ook moet de mais eigenlijk gebakken worden, want oorspronkelijk is dit een ‘lauwwarme’ salade, maar ook dat hoeft helemaal niet, want ook koud is deze maissalade geniaal! Wij eten ‘m hier altijd als bijgerecht in een Mexicaanse bowl, maar je kan ‘m bijvoorbeeld ook bij de BBQ eten, of bij gebakken kip, of gewoon los, wanneer jij er zin in hebt! In de koelkast ook zeker 2 dagen houdbaar trouwens en hij is snel klaar!

Laat de mais uitlekken en doe ze in een schaal.
Voeg hier de lente-ui in ringetjes aan toe.
Snij de chilipeper heel fijn en voeg die ook toe.
Net als de fijngesneden koriander en het uitgeperste teentje knoflook.
Voeg nu de mayonaise, de verkruimelde feta, het chilipoeder en het sap van de limoen toe.
Roer dit allemaal door elkaar.
Op smaak brengen met peper en zout.


Ik maak regelmatig een ‘Mexican Bowl’ en 1 van de standaard-onderdelen is dus deze Mexicaanse maissalade! Ik zet binnenkort ook wat andere recepten online van de andere dingen die ik in zo’n bowl stop!

Mocht je nou geen koriander lusten, of niet van pittig houden, dan kun je de chilipeper of de koriander er prima uitlaten. Ook de mayonaise is niet heel erg belangrijk. Alle ingrediënten samen zijn wel écht Goddelijk, maar het is vooral de combinatie mais (zoet) met feta (zout) die ’t ‘m doet!

5

BLINDED BY THE LIGHT

Ik had nogal wat te klagen over de gezondheidszorg in de laatste weken van m’n moeders leven. Het was allemaal niet gegaan zoals het zou moeten gaan. Er waren nogal wat dingen die wrongen. Maar je weet pas wat je nodig hebt op het moment dat je het nodig hebt en mijn moeder was nog niet eerder doodgegaan, dus ik wist pas achteraf wat ik eigenlijk nodig had gehad. Of; wat m’n moeder nodig had gehad. Het kwam neer op; betere begeleiding.

“Ik vind wel dat je met de huisarts moet gaan praten”, had M. gezegd, “want anders blijft het bij klagen. Misschien zijn zij zich nergens van bewust en kun je er een ander mee helpen.” Had-ie een punt. Normaal gesproken ben ik vooral van het van een afstandje klagen en zeuren en schoppen. Lekker conflict-mijdend.
Maar ik was nog niet klaar voor een gesprek met de huisarts.

Ik besloot eerst alles even rustig een plekje te geven. Het was allemaal nog zo vers. Nog zoveel verdriet. Het was niet de bedoeling dat ik meteen in huilen uit zou barsten bij de eerste zin die ik tegen de huisarts uitsprak en dat ik met een paar valiumpje naar huis zou worden gestuurd. Het was de bedoeling dat ik de huisarts rustig uit zou leggen dat ik me in steek gelaten voelde door de gezondheidszorg. Door haar. Door hen. Dat er fouten waren gemaakt. Dat in die laatste weken geen enkele huisarts m’n moeder ooit had onderzocht of aangeraakt. Dat ze vanuit het ziekenhuis naar huis was gestuurd met de mededeling dat ze uitbehandeld was en dat we vanaf dat moment eigenlijk alles zelf maar moesten uitzoeken. Dat ik het onvoorstelbaar vond dat je in Nederland blijkbaar gewoon in je eentje thuis op je sterfbed kon liggen zonder dat er dagelijks even een arts langs kwam. Ik voelde me in die tijd aan m’n lot overgelaten.

Toen kwam de Corona-crisis.

En hoewel ik liever had gehad dat m’n moeder nu nog leefde en kerngezond was kan ik alleen maar dankbaar zijn dat ze dit niet hoeft mee te maken. Dat ik haar de laatste weken van haar leven nog elke dag heb kunnen zien. Gewoon bij haar thuis in de woonkamer en niet vanachter glas een beetje zwaaien. Dat ik gewoon nog tegen haar kon praten zonder een beeldscherm ertussen. En dat ik haar elke dag nog even vast heb kunnen houden. Ook die laatste minuten. Zonder plastic handschoenen. Zonder mondkapje.

Mijn verdriet is er niet minder om. Maar m’n boosheid, m’n frustratie, m’n verbazing en m’n teleurstelling richting de gezondheidszorg zijn allemaal weg.

Alles is anders als je het in een ander licht bekijkt.

5