LUNA EN HET ZELFHULPGROEPJE
“Ehm, kan iemand mij even helpen om weer in het hier en nu te komen?”, vraag ik aan mijn 7 vrienden die gebiologeerd naar het beamer-scherm staren met daarop ‘Bladerunner’ geprojecteerd. Oh, nog meer paniek. Want als ik zeg dat ik hulp nodig heb, dan gaat het eigenlijk pas echt niet goed met me. Ik vraag nooit om hulp, want het gaat altijd goed. Oh, help! Maar er zitten daar 5 gediplomeerd verpleegkundigen, waaronder zelfs 1 gediplomeerd psychiatrisch verpleegkundig met grote ogen naar een scherm te staren. Iemand kan mij nu vast wel even helpen? Die weten vast wel wat ze doen? Oh, God. Er gebeurt weinig. “Het gaat niet goed met me hoor”, zeg ik, “echt niet.” En daarbij zit er ook nog eens een echte dokter naast, die in Kameroen honderden zielige Afrikaantjes met pus en ontstekingen en enge toestanden heeft geopereerd. En die dokter, die heeft die space-brownie gebakken, dus die zal wel weten wat ik nu moet slikken zodat het allemaal minder wordt! Kan iemand nu even opstaan en me komen helpen? Een voor mijn gevoel paar uur later zie ik iemand uit het donker opstaan. Oh, God. Wie sturen ze met z’n allen met mij mee om mij uit mijn bad trip te halen? Niks geen dokter. Niks geen verpleegkundige. Oh, god. Oh, nee! Oh, nee! Ze sturen vriend F.; de enige die zelf ook al jaren voor psychisch patiënt door kan gaan. “Schatje, het komt allemaal goed”, zegt vriend F. rustig en hij pakt m’n hand vast. Nee, niet m’n hand vastpakken, want dan flip ik ‘m helemaal. Oh, nee, ja, doe toch maar wel, oh, ja, dat is toch wel fijn. Even aarden. Oh, ja. Lekker. Adem in. “Het is nog niks vergeleken bij die ene keer dat ik in m’n eentje thuis zat en een bad trip had”, vertelt hij. Oh, God, dus het kan nog erger? Oh, God. Maar wat is erg? Hoe weet hij nou dat dit erger is dan dat van hem? Oh, God, ik wil dit niet. Ik wil weer normaal. “Het gaat vanzelf over schatje”, zegt hij. “Ja, dat mag ik verdomme wel hopen, ja, want ik vind er geen reet aan zo”, zeg ik. Oh, gelukkig, ik kan nog wel een adrem grapje maken. Dus ik ben mezelf niet helemaal kwijt. “Dit moet stoppen nu hoor F.”, zeg ik terwijl mijn hele lichaam begint te trillen, “ik word nu nog banger.” “Schatje, het komt allemaal goed, geloof me maar”, zegt F. zachtjes.
Hierna: LUNA HERVINDT ZICHZELF
LUNA FLIPT M VOLLEDIG DE PAN UIT
Okay. Even liggen dan gewoon. Ogen dicht, dan gaat het vanzelf voorbij. Maar wat als het nou niet voorbij gaat? Nee, dat kan niet. Want dit spul gaat vanzelf een keer m’n lichaam uit. Wat is dat voor geluid? Oh, God. Er lopen hier natuurlijk kalkoenen rond. Oh, God. En die deur staat open. Straks komen die kalkoenen binnen. Misschien toch maar even m’n ogen open? Maar wat zijn dat voor lichtjes? Oh, God, die tripods van de ‘War of the Worlds’ die komen eraan. Nee, dat was een film. Maar wat als die H.G. Wells nou toch gelijk had? Dan zou ik hier ter plekke dood kunnen gaan bijvoorbeeld. En dan zou niemand me vinden en dan zou m’n lijk hier verrotten in die trailer. Nee, dat kan niet. Het ligt gewoon aan die space-brownie. Gewoon drugs. Heb ik normaal ook geen moeite mee. Ik moet aan leuke dingen denken. Poesjes. Maar misschien gaat m’n hart wel veel te snel. Misschien kom ik hier wel nooit meer uit. Poesjes. Ja, maar misschien blijf ik altijd wel zo als dit? Oh nee! Oh nee, hoor, dat wil ik niet. Dit is niet leuk. Nee, ik wil iets anders. Poesjes. Poesjes. Wat zal ik eens gaan doen? Zitten? Nee, niet zitten, dat is veel te actief. Ik moet liggen. Oh, nee, dat is ook niks. Oh, wat hoor ik nu weer. Wat is dat? Zouden m’n vrienden er allemaal nog wel zijn? Straks zijn ze weggegaan zonder mij? Nee, dat zouden ze niet doen toch? Oh, God, wat gaat m’n hart snel. Straks stopt het ineens. Misschien moet ik wat water drinken? Nee, drinken is niet goed, straks ga ik kotsen. Maar misschien kots ik die space-brownie er weer uit dan? Oh, God, ik ga dood. Ik weet het nu zeker. Ik krijg geen grip meer op m’n gedachten. Ik ben mezelf kwijt. M’n hele kern, die ik nooit eerder kwijt was, ongeacht welke drugs dan ook, die ben ik nu helemaal verloren. Oh, God. Oh, God. Ik ga dood. En ik kan hier nu in m’n eentje blijven liggen in die trailer. Dat zou een optie zijn. Maar ik denk dat het beter is om nu naar buiten te gaan om er even iemand bij te halen. Dat ik niet alleen sterf. Niets zo erg als alleen sterven. En met de laatste nog goed-werkende hersencellen hees ik mijzelf de trailer uit.
Hierna: LUNA EN HET ZELFHULPGROEPJE
LUNA AT MISSCHIEN IETS TEVEEL SPACE-BROWNIE
Vorig jaar was de space-brownie die ik tijdens het feestweekend in Weesp at zeer goed gevallen en bevallen. Dus toen dr. G. meldde dat hij voor het afgelopen feestweekend in Weesp zelfs 2 space-brownies had gebakken kon iedereen zijn geluk niet op. “Hoeveel heb je er dit keer in gedaan?”, vroeg ik. “Zo’n 8 gram per brownie”, zei hij, “want die van vorig jaar, die was iets te licht.” “Oh, lekker”, zei ik. “Ja, en hij heeft ook nog de THC-boter die hij over had van vorig jaar in de toplaag met chocolade verwerkt”, zei vriendin I. triomfantelijk. “Oh”, zei ik enthousiast, “laat maar lekker doorkomen!” En dat deed dr. G. dan ook. Rond een uur of 22.00 verdeelde hij 1 van de space-brownies in 8 gelijke stukken en ik kreeg een eerlijk deel in m’n handen gedrukt. “Is dit niet teveel?”, vroeg ik, maar toen ik in het donker om me heen keek zag ik dat al mijn vriendjes hun stukken al naar binnen hadden gewerkt. Ik besloot toch het zekere voor het onzekere te nemen en eerst de helft te eten. En toen ik na een half uurtje nog niks dacht te voelen, nam ik de andere helft. En nog geen 5 minuten later werd het leuk!! Joh! Lachen! Wij zaten buiten in de tuin en keken met z’n 8-en naar een groot wit laken met daarop ‘War of the Worlds’ geprojecteerd. Die film bleek op intellectueel niveau iets te moeilijk voor ons, maar humor had-ie wel! En die Tom Cruise! Lachen! Lachen! Wij lachten de hele film aan 1 stuk. En toen de film afgelopen was werd er een nieuwe film in de dvd-speler gedaan. Gezellig! En vast nog meer lachen! Ik voelde m’n lichaam volledig wegzinken in de schommelstoel en toen ik om me heen keek leek de hele tuin weggezogen te worden in het beamer-scherm. Nee, dat was even helemaal niet lekker. Oh nee, oh nee, zitten in die schommelstoel, dat hielp al helemaal niet mee aan een stabiele toestand. Oh nee, niet die film. Niet ‘Bladerunner’. Oh, 2019. Dat is wel grappig. Lachen. Dat hebben die makers toch volledig fout gehad met die voorspellingen over replicants. Of toch niet? Ik keek om me heen en iedereen zat er nog. Of toch niet? Of toch wel? Nu niet. Nu wel. Nu niet. Nu weer wel. Oh, jesus, wat moeilijk allemaal. “Ik ga even binnen in de trailer liggen hoor”, zei ik. En stond op en liep de tuin uit.
Hierna: LUNA FLIPT ‘M VOLLEDIG DE PAN UIT
LEUKER KUNNEN WE HET DUS WEL MAKEN
De voordeurbel gaat terwijl ik beneden aan het werk ben. “Hallo”, zeg ik door de intercom. “Hallo, De Belastingdienst, we zouden graag even bij u binnenkomen.” Meteen van standje-relax naar standje-paniek! De Belastingdienst! De Belastingdienst voor de deur! Volgens mij ben ik juist eindelijk voor het eerst in m’n leven helemaal op orde, maar je weet het maar nooit, misschien komen ze alles wat ik de voorgaande jaren heb gedaan wel minutieus controleren. En daar zullen vast wel wat foutjes in te vinden zijn. Paniek! En wanneer ik de voordeur opendoe sta ik ineens oog in oog met 2 mannen van 2-meter-plus. Groot, breed en kaal. Nog meer paniek. “Ooh, ik heb zo’n hekel aan De Belastingdienst”, jammer ik tegen de mannen terwijl ik ze een hand geef. “Maar je geeft ons nog wel een hand?”, vraagt de ene kale. “Nog net”, zeg ik en laat ze binnen in de woonkamer. “Heb je wat te verbergen dan?”, vraagt de andere kale in onvervalst Amsterdams. “Nee, ik dacht het niet, maar ik ben net voor mezelf begonnen en ik heb nogal een hekel aan de administratie”, vertel ik. “We komen voor die-en-die B.V.”, zegt de ene kale. Ik begin te lachen: “Nee, daar ben ik niet van, die is van mijn partner.” “En daar werkt u niet?”, vraagt de andere kale. “Nee, ik heb m’n eigen bedrijf”, vertel ik. “Geen B.V.?”, vraagt de ene kale. “Nee, een eenmanszaak”, zeg ik, “ik ben kunstenaar en ik maak poesjes.” Ondertussen laat ik de kale mannen wat PloesiePoesies zien en het ijs is gebroken. Het zijn dan wel grote, kale en intimiderende mannen, maar ze blijken zelf ook katten te hebben. En kattenmensen zijn gek op andere kattenmensen. Ondertussen vragen ze nog wat over het bedrijf van partner P., wat hij doet, waar hij werkt en wat z’n 06-nummer is. Niks aan de hand uiteindelijk. “Hij heeft bijvoorbeeld die commercial van RVS gemaakt, die met die parapluutjes”, vertel ik. “Dat vind ik toch zo’n mooie reclame en zo’n mooi nummer”, zegt de andere kale. "Als je zoekt op ‘Come Wander With Me’ op internet, dan heb je ‘m zo gevonden", zeg ik. “Dankjewel”, zegt hij. “Nee joh, jullie bedankt dat jullie niet voor mij kwamen”, lach ik. Als ze weer weg zijn bel ik partner P.: “Je raadt nooit wie er voor de deur stonden.”
LUNA LOVES AMSTERDAMSE PAALTJES
Op een moment in mijn leven heb ik gedacht: wat zou het fantastisch zijn in Amsterdam te wonen, in een huis of appartement, met Amsterdamse paaltjes voor de deur. Want die Amsterdamse paaltjes, die staan alleen in Amsterdam-centrum, en wonen in Amsterdam-centrum dat was en is het helemaal voor mij. En elke keer, ongeacht het verkeer, ongeacht de toeristen, ongeacht het weer, elke keer als ik nu over de grachten fiets of loop, dan weet ik 1 ding zeker: ik hou van Amsterdam. Ik ben verliefd op Amsterdam. Ik wil hier nooit meer weg. De hele wereld kan me in de weg lopen, ik kan ’s nachts wakker worden van de junks voor de deur, mijn portemonnee is al 7 keer gestolen, mijn fiets al 29 keer, maar 1 ding staat altijd vast: geef mij maar Amsterdam. Ik hou van het Ij, omdat het mij de eerste jaren dat ik hier studeerde van de stad naar Noord bracht. Ik hou van de grachten. Ik hou van het Vondelpark. Van het Leidseplein. En kan mij het schelen, ook van het Rembrandtplein. Ik hou van elke Koninginnedag die in Amsterdam gevierd wordt. Ik hou van de coffeeshops, van de smartshops, van alle kroegen, alle clubs. Ik hou van de vrijheid die hier hoogtij viert. Ik hou van het midden in de nacht nog een fles wijn kunnen scoren in het hotel op de hoek. Ik hou van de prachtige nieuwe Openbare Bibliotheek, van het NEMO, van het Scheepvaarthuis, van het Botel en van het lelijke, drijvende, Chinese restaurant met neonverlichte Boedhha, omdat deze gebouwen al 5 jaar lang mijn uitzicht bepalen. Een uitzicht waar ik nog steeds elke dag versteld van sta dat dat mijn uitzicht is. Ik hou van Amsterdam, omdat deze stad mijn herinneringen draagt. Omdat het mijn stad is. En aan het einde van elke dag ben ik dankbaar dat ik in dit Amsterdamse huis mag wonen. Mijn huis. Dat ik hier mag leven. Mag slapen. Dat ik naast de allerliefste man van de wereld mag liggen. Dat er ergens in dit huis 3 prachtige katers en een poes in mandjes, op kleedjes of op kussens liggen. Dat ergens in deze stad al mijn lieve vrienden liggen te slapen. En aan het einde van de dag ben ik dankbaar dat er voor mijn woning 7 Amsterdamse paaltjes staan.
LUNA KLAAGT NIET MEER
Als ik ergens niet tegen kan zijn het wel mensen die erover klagen dat ik niet zo moet klagen. En daar wil ik graag even over klagen. Ik wil graag klagen over mensen die vinden dat je alleen maar recht tot klagen hebt als je het écht slecht hebt. Dat je, als je in een ‘kuthuis aan een Amsterdamse gracht’ woont ineens maar elke dag gelukkig moet zijn met alles om je heen. Want als je in een sloppenwijk in Botswana geboren bent, dan heb je het pas écht slecht. Dat je, als je bij de poelier een kip koopt en die een dag later al bedorven blijkt te zijn, dat je daar dan dus niet over mag klagen, want in Soedan, daar hebben ze niks te eten en daar zouden ze blij zijn met die boterham die je die avond in plaats van die kip naar binnen werkt. Dat je je overal maar bij moet neerleggen. Dat je, als je een paar keer per jaar een zwak moment hebt qua toeristen-tolerantie, dat je die irritatie dan maar gewoon moet wegslikken. Want je mag natuurlijk alleen maar klagen over datgene waar die andere mensen zelf ook over kunnen meeklagen. Ik heb een hekel aan mensen die elke zin die maar een beetje een negatieve ondertoon heeft beantwoorden met een: “Dan had je maar niet…” “Ik heb vannacht geen oog dicht gedaan, want de kleine was de hele tijd aan het huilen.” “Dan had je maar geen kinderen moeten nemen.” “Ik ben dat uitzicht en die rust nu wel een beetje zat.” “Dan had je maar niet in Almere moeten gaan wonen.” “Ik moet er niet aan denken om vanavond wéér rijst te eten.” “Dan had je maar niet met een Chinese vrouw moeten trouwen.” “Er is vannacht bij ons ingebroken.” “Ja, dan had je maar niet in Amsterdam-centrum moeten gaan wonen.” "Ik heb het idee dat God me verlaten heeft." "Ja, dan had je godverdomme bij voorbaat al niet in God moeten geloven." “Het gaat volgens mij niet zo goed met het milieu.” “Dan had je maar een andere planeet uit moeten zoeken.” En Tol Hanse dan! Met z’n ‘Big City’. Big city my ass! Als je d’r een nummer over kan vol klagen, had er dan niet gaan wonen Hanse! En als je vindt dat Luna overdrijft en zich gedraagt als door een adder gebeten, dan had je deze site maar helemaal niet moeten bezoeken!
LUNA IS GEEN DAGJESMENS
Hartstikke lekker, dat het weer nu wat beter is, maar ik heb het er al weer helemaal mee gehad. En dat heeft niet eens met het weer zelf te maken, maar met een gevolg van het mooie weer. Of eigenlijk een gevolg van de zomer en dat mensen daarom vakantie hebben en die willen vieren in Amsterdam. Want Amsterdam is natuurlijk de stad bij uitstek om even ‘een dagje te doen’. En ons huis ligt precies langs de aanvoer van toeristen en dagjesmensen. Vanaf een uurtje of 8.00 rijden bussen af en aan en dumpen ondertussen hun lading op nog geen 100 meter van onze voordeur, zodat er de hele dag een constante stroom van groepen Japanners, Engelsen, Russen, Duitsers en Fransen langs ons huis slentert. En nu is dat niet eens zo’n groot probleem als ik gewoon binnen blijf. Deur dicht, niet naar buiten kijken, niks aan de hand. Maar een mens moet ook boodschappen doen. Gegeten moet er worden. Stofjes, lintjes en kantjes moeten gekocht en PloesiePoesie-bestellingen moeten naar het postkantoor worden gebracht. Dus ik moet mij elke dag wel even, tussen, langs en in de toeristische hel die Amsterdam-centrum heet begeven. En ik haat het! Ik haat ze allemaal. Alle toeristen. Stuk voor stuk. Weg moeten ze. Of in ieder geval uit mijn weg. Van mijn fietspad af. Van mijn stoep af. Ik kan er niet tegen dat ik me aan moet passen aan andermans loop- of fietsritme. Ik wil doorlopen. Ik wil doorfietsen. Ik wil niet traag. Ik wil niet sightsee-en. Ik wil gewoon dat litertje melk dat ik vergeten ben gaan halen bij de supermarkt zonder dat ik daarbij gehinderd wordt door honderden Madame Tussau-, Anne Frank-huis-, Rijksmuseum-, seksshop-, Sexmuseum-, smartshop-, en coffeeshop-bezoekers. En het zou me niets verbazen als elke Amsterdamse toerist in meer of mindere mate stoned zou zijn, want ze gaan allemaal volledig op in hun eigen wereldje. Totaal afgesloten van de rest van de wereld. Starend naar wat steentjes in een muur en geen rekening meer houdend met het verkeer. Niet met auto’s, zeker niet met fietsen en niet met voetgangers. En helemaal niet met mij. En daar word ik dus totaal a-relaxt van. Helemaal paranoia. Helemaal agressief. Helemaal hyper. Dus ik denk dat het misschien verstandiger is om, voordat ik voortaan ons huis verlaat, eerst zelf even een jointje te roken. If you can’t beat them, join them.
LUNA KIJKT BIJNA BEROEMD
“Nee, nee, nee, ik wil dit zien”, riep ik toen P. gisteravond alweer verder wilde zappen van Nederland 1 naar Nederland 2. “Oh nee, meisje”, zuchtte P. toen hij een tweeling in strakke roze pakjes met een majorettestokje bezig zag, “moet dit, het is zaterdag?” “Dit is de Nederlandse versie van ‘Britain’s Got Talent’”, zei ik, “even kijken of wij in Nederland ook een paar van die pareltjes rond hebben lopen.” “Wat denk je zelf?”, vroeg P. en wees naar de 2 huppelende majorettes. De voorgaande weken hebben P. en ik meerdere keren een hele avond achter de pc gezeten om alles wat er maar te zien was aan inzendingen voor ‘Britain’s Got Talent’, een soort talentenshow in Engeland, stuk te kijken op YouTube. Wij lachten, wij verbaasden ons, maar vooral: wij huilden van ontroering. Wat een talent! En wat een geweldig programma. Fuck ‘Idols’! Wij hadden voortaan ‘Britain’s Got Talent’. Dus als het Nederlandse equivalent ‘Bijna Beroemd’ ook maar een fractie zo goed zou zijn, dan zaten P. en ik gebakken de komende zaterdagavonden. Maar helaas, en niet geheel verbazend, zoog ‘Bijna Beroemd’ big time. En de huppelende majorettes bleken nog maar het topje van de ijsberg. In Engeland hebben ze Tony Laf, Crew 82, Craig Womersley, Scott Holtom en de uiteindelijke winnaar Paul Potts: allemaal acts waar ik de rillingen van kreeg. En wat kregen wij? Wij kregen een op een tuinkabouter fluitende boer! En verdomme, als daar in Engeland een stel travestieten optreedt onder de naam de ‘Kit Kat dolls’ dan is het nog top. En wat kregen wij? Wij kregen gisteren 2 zichzelf veel te serieus nemende stijldansende homo’s in een veel te fout pakje! En al kwám er bij ‘Britain’s Got Talent’ een onwijze kut-act voorbij, dan nog werd het programma qua amusementswaarde volledig gecompenseerd door de briljante en humoristische presentatoren en de eerlijke en hilarisch juryleden. En wat krijgen wij? Wij krijgen Jochem van Gelder. En wij krijgen Catherine Keyl. Zucht. “Liefje, als ik nou 2 minuten met een strijkijzer aan m’n lul ga hangen”, zei P., “denk je dat ik dan de aandacht van het Nederlandse publiek vast kan houden?” “Geen idee”, zei ik, “maar de mijne heb je in ieder geval.” En ik zette de tv uit.
LUNA VANGT BRUIDSBOEKET
Nou ja, het was eigenlijk geen vangen. En, nou ja, het was eigenlijk ook niet echt gooien van vriendin D.’s kant. En, als ik heel eerlijk ben hadden we het van tevoren ook afgesproken. Dat zij het boeket langzaam vanaf haar schouder achterover zou laten glijden. Precies in mijn handen. Maar dat doet niet af aan het feit dat ik het bruidsboeket gevangen heb gisteren.
LUNA DOET DUS NIET AAN BUIKSPIEROEFENINGEN
Goed. Ik had dus een probleem met het gebroken hardplastic onderdeel van mijn buikspier-apparaat. En ik had 3 opties. Optie 1: het in de kast flikkeren van dat hele apparaat en er nooit meer aan denken, klonk mij zeer aanlokkelijk in de oren. Optie 2: bellen met de Wehkamp, godver hier, godver daar, en dan in een mallemolen van papiertjes terechtkomen en het apparaat terugbrengen en nog meer toestanden, klonk mij als veel moeite en negatieve energie. Ik koos voor optie 3: naar het bouwwinkeltje bij mij in de buurt gaan om te vragen of zij misschien een oplossing hadden. Met het gebroken onderdeel liep ik richting de Wallen. Naar de enige bouwzaak van de binnenstad. En normaal werken er alleen maar oude en lelijke bouwmannetjes in mijn bouwwinkel. En nu! En nu! Nu in de vakantieperiode! Nu moest ik aan een strak in het vel zittend bouwvakkertje van een jaar of 21 met een wit singletje vertellen dat ik graag hetzelfde onderdeeltje dat ik in m’n handen had nóg een keer wilde hebben. Maar dan in 1 stuk. “Kijk, dit is een verbindingsstukje en het is kapot”, zei ik. “Waar is het voor?”, vroeg de fitness-bouwvakker. “Ehm, nou, voor zo’n buikspier-apparaat”, begon ik, “en het is dus gebroken en het moet aan elkaar. Nu ook graag meteen. Want ik heb geen zin om te bellen naar de Wehkamp.” “Sommige mensen hebben hele mooie buikspieren”, begon het bouwmannetje, “maar er hangt alleen iets voor.” Ik keek hem aan. En hij keek naar mij. Mijn mond viel lichtjes open. Bedoelde hij mij of zo? Ik zoog schuldbewust m’n buikje in. Ehm, ja, okay, maar, eh, fitness-boy-de-bouwer, kunnen we het maken? “Dit onderdeel kan je niet lijmen en ik heb ook niks wat erop lijkt”, zei de fitness-bouwvakker. “En nu?”, vroeg ik hem, “moet ik nu weer als altijd met een wijntje naar ‘Oprah’ gaan kijken? Dat? Dat in plaats van 1000 situps? Blijven die kilo’s er gewoon zitten, zoals ze zitten?” Ik keek hem hoopvol aan. “Ik kan hier echt niets aan doen”, zei de fitness-bouwvakker. Okay, dan was het allemaal maar mooi zijn schuld. Vanaf de bouwwinkel liep ik linea recta naar de Albert Heijn en kocht daar een lekker flesje Chardonnay. Toen ik thuiskwam, was ik net op tijd voor ‘Oprah’.