web analytics

Auteur: admin

YESTERDAY WAS HARD ON ALL OF US

Zondag was zo’n mooie dag. Zo mooi. Ik had zelfs heel even het idee dat het misschien wel allemaal goed zou komen. Mamma binnen een paar maandjes van die hele buikinfectie af. Gewoon weer kunnen lopen. Alle krachten terug. Wonderen bestaan! Eventjes een paar chemootjes ertegenaan en dan zou ze weer een paar jaar mee kunnen. Ach, ze zou wel 80 kunnen worden. Wel 90! Ik zag haar al helemaal weer tegenover me zitten op de dinsdagen. Borduurwerkje erbij, samen gewoon fijn samenzijn. Ik bezig met mijn werk, zij met haar dingetjes. Maar ze zou nooit meer hoeven strijken, ze hoeft nooit meer iets voor me te doen, als ze er maar gewoon bij zou kunnen zitten, dat zou al genoeg zijn. Wijntje erbij, want dat jaar niet drinken van haar, ach, wat heeft ze daar nou eigenlijk aan gehad? Het voelde zondag allemaal zo goed, eindelijk écht een stapje vooruit. Eindelijk wat ademruimte. De verkering en ik hadden mamma zondag opgehaald in het verpleeghuis en daarna een uur met haar buiten gelopen en ze was weer helemaal m’n moeder, behalve dat ze in een rolstoel zat en kanker heeft natuurlijk, maar ze had weer praatjes en grapjes en ze vond het zo lekker ruiken buiten en ze lachte en er liep een poesje op straat en ach, het was zo mooi.

Gisteren was het weer meer dan 10 stappen terug. Weer een lekkende stoma, weer een geïnfecteerde buikwond, weer allemaal doktoren aan haar bed, weer allerlei dingen op kweek, weer een echo en toen weer een lekkende stoma.

En toen kon mamma niet meer.
En pappa ook niet meer.
En ik ook niet.

Maar vandaag was er gewoon weer een nieuwe dag.

Where do we go from here?
Where do we go?
And is it real or just something we think we know?
Where are we going now?
Where do we go?

From cradle to grave, from ashes to ashes, from dust to dust.
Because, because our paths they cross.
Yesterday was hard on all of us, on all of us.

Liedje: Fink, Yesterday Was Hard On All Of Us

3

HELLO DARKNESS, MY OLD FRIEND

“J. moet je eens voelen”, zei ik donderdagmiddag, “het topje van m’n middelvinger slaapt, echt raar.”
“Ja, daar kan ik toch niks aan voelen?”
“Ja, maar het is zo’n raar gevoel. Helemaal gevoelloos.”

Een gevoel dat de hele middag en avond bleef en ook naar wat andere vingers leek door te trekken en toen ik de volgende ochtend wakker werd was het er nog.

“Maak even een afspraak met de huisarts”, zei J., “misschien zit er ergens een zenuw klem.”

Dus ik maakte een afspraak voor het einde van die middag en ging vol goede moed eindelijk aan het werk. Eindelijk wat PloesiePoesies naaien.

Het dode, slapende gevoel leek van m’n middelvinger naar m’n onderarm en nu ook naar m’n bovenarm door te lopen.
Toen ik ging staan was ook m’n bovenbeen gevoelloos.
Maar was dat wel zo?
Ik liep een stukje, maar het voelde allemaal zo raar, alsof m’n linkerkant niet bij mij hoorde.
Ook de tenen in m’n linkervoet leken te slapen.
Liggen hielp niet.
Zitten niet.
Paniek!

“J. je moet nu naar huis komen, nu”, zei ik, “want m’n hele linkerkant slaapt en ik weet niet of het nou echt zo is, want ik kan wel lopen, maar het voelt helemaal verdoofd en ik word misselijk en duizelig en straks val ik flauw.”
Paniek!

Binnen 2 minuten was J. thuis en binnen 10 minuten zaten we voor een spoedafspraak bij de huisarts. Ik trillend op een stoeltje, J. de rust zelve.

“Dit voelt gewoon allemaal echt niet goed, echt niet, echt, ik word er helemaal bang van en dit is gewoon mijn lichaam niet”, ratelde ik.

Gelukkig heb ik dezelfde huisarts als mijn ouders en ze is van de situatie in het gezin Van den Heuvel op de hoogte.

De dochter van dit gezin had een paniekaanval.
En de dochter van dit gezin is geadviseerd om eens even wat rustiger aan te doen.
Met behulp van Diazepam.

The words of the prophets are whispered in the sound of silence…

12

TUSSENIN IS WAT TELT

Ik had eigenlijk al een paar dagen niet gehuild.
Tranen raken op.

Vorige week bezocht ik de verpleegafdeling waar m’n moeder dus al weken wel-niet, wel-niet, wel-niet naartoe gaat. Gewoon om even een indruk te krijgen.

Als een plek om te janken is, dan is het wel die verpleegafdeling.

Er hangt daar ‘kunst’ aan de muur in de gangen die ik nog herkende van toen ik een klein meisje was. Ik zie mezelf als 5- of 6-jarige nog staren naar een roze macremé-patchwork-jaren-70-ding met allemaal glitterstenen erin. Vond ik heel fascinerend toen. Prachtig. Wow. Hoe bijzonder moest je zijn om dat wat je maakte op te mogen hangen in het ziekenhuis? Hét ziekenhuis! Daar waar zoveel mensen het zagen? Nu, 30 jaar later, is niet alleen dat kunstwerk van roze naar oud-roze verkleurd, de tijd heeft de stof en het draad geen goed gedaan. Het ziet eruit als een verlept bosje bloemen. Al doen bloemen er een week over om te verleppen, dit kunstwerk heeft er jaren en jaren over gedaan.

Vergankelijkheid.

En niet alleen dit kunstwerk, maar ook de verpleegafdeling waar m’n moeder komt te liggen is in 30 jaar verkleurd. Van crème naar een vies grijs-beige. Oud geworden. Er hangt daar een godverdommese Oost-Europese-sfeer en het stinkt naar urine en er zit een code op de deur, speciaal voor de demente bejaarden en daar moet ik mijn moeder vandaag naartoe gaan brengen?

“Mamma, ik kan niet meer hoor”, huil ik, “ik moet je morgen ergens naartoe brengen en ik kan er gewoon echt niets positiefs in zien, echt niet, ik kan jou toch niet naar een soort van dagbesteding laten gaan waar ze sokken gaan breien terwijl jij vroeger hele bruidsjurken hebt gemaakt, hele maatpakken, je moet mijn bruidsjurk nog maken, ooit! Je bent een kunstenaar! Mijn voorbeeld! En dan ga je stempelen met demente bejaarden?”
“Ik ga niet naar huis”, zegt mamma stellig.
“Maar het is daar geen plek waar je beter wordt, het is geen plek waar je je fijn gaat voelen.”

Ik huilen.
“Mamma, laat mij, laat ons je thuis verzorgen, samen met de thuiszorg, alsjeblieft.”
“Ik ga niet naar huis.”
Ik nog meer huilen.

“Als ik alles van tevoren had geweten, dan was ik liever 6 weken geleden al gegaan”, zegt mamma.

Had van mij gemogen.

13

HOUDEN VAN IS LOSLATEN, TOCH? TOCH?

“Je moeder is 3,6 kilo afgevallen en dat baart ons toch wel zorgen, dus wij willen voorstellen om haar weer sondevoeding te geven”, zegt de diëtiste.
“Oh, dat is niet zo best”, zeg ik.
“Ja, dat probeer ik je al duidelijk te maken de afgelopen weken, dat een eiwittekort dus kan leiden tot gewichtsverlies.”

Ik twijfel.
Of er vol ingaan. Even flink schelden.
Of niet.

Want als iemand tegen mij zegt ‘dat probeer ik je al een tijdje duidelijk te maken’, dan word ik meteen een beetje agressief. Link. Heel link. Alsof ik niet heb geluisterd de afgelopen weken! Alsof ik niet zelf het hele internet en meer heb gelezen over ziekten, eiwittekorten, voedsel waar veel eiwit inzit, verdomme. Alsof ik, ik, ik, niet het meest begaan ben met mijn moeder! Alsof ik niet het allerbeste voor haar wil. Alsof ik niet de hele supermarkt heb afgestruind naar producten waar veel eiwitten in zitten. Alsof ik niet zalm, haring, Parmezaanse kaas, mozzarella heb gekocht en daar lekkere dingetjes van heb gemaakt!

“Ik denk dat je dit beter met m’n moeder kan bespreken”, zeg ik, “de keuze voor wel of geen sonde is uiteindelijk aan haar, ze mankeert niks aan haar koppetje.”
“Nee, maar het is wel belangrijk dat de familie haar motiveert.”
“Ik kook al 4 weken dagelijks voor m’n moeder, ik heb van alles gekocht, meegenomen, of aangereikt, zoals jullie het noemen, op een gegeven moment houdt het voor mij op. M’n moeder moet van jullie dit, ik maak dat, iedereen lult de hele dag over eten tegen haar, jij doet dat, m’n vader doet dat, m’n vader doet dat tegen mij, ik ben het zelf ook een beetje zat, ik word er gek van, ik moet dit loslaten.”
“Ja, maar je moet wel weten dat je moeder wel haar best doet.”
“Ja, dat weet ik ook wel.”
“Maar wat ze nu eet is gezien haar gewichtsverlies gewoon niet genoeg.”
“Doe jij wat denkt dat goed is, ik weet het ook allemaal niet meer.”

Ik kan niet meer.
Ik kan echt niet meer.

“Hallo, u spreekt met de transferverpleegkundige”, zegt de transferverpleegkundige.
“Hallo”, zeg ik.
“Uw moeder mag donderdag naar het verpleeghuis voor revalidatie.”
“Nou, laten we hopen dat het dan nu ook echt mag.”
“Hoe bedoelt u?”
“Dit telefoontje heb ik al 4 keer eerder gehad.”
“Oh.”
“Maar ik krijg elke keer een andere transferverpleegkundige aan de telefoon.”
“Oh.”

Ik twijfel.
Of er vol ingaan. Even flink schelden.
Of niet.

“Maar ik hoop dat u gelijk heeft”, zeg ik.

6

IN EEN VOLGEND LEVEN WORDT LUNA DIËTISTE

“Ja, goedemiddag, u had een gesprek met mij aangevraagd”, zegt de diëtiste door de telefoon.
“Ja, dat klopt”, zeg ik.
“U had wat vragen?”
“Ja, ik krijg keer op keer te horen dat mijn moeder een eiwittekort heeft, maar waar baseren jullie dat eigenlijk op?”

Wat volgt is een verhaal over lengte, gewicht, het ziektebeeld van m’n moeder, hoeveel gram eiwit een gezond mens gesproken tot zich moet nemen, hoeveel eiwitten mijn moeder tot zich moet nemen.

“Ja, maar waar baseren jullie het eiwittekort van m’n moeder op dan?”
“Op de voedingslijsten.”
“Oh, op de voedingslijsten die niet goed worden ingevuld door de voedingsassistenten?”
“Ja, soms vergeten ze wat op te schrijven.”
“Vorige week heb ik 2 lege lijsten voorzien van een grote smiley.”

Had ze niet eens gezien.

“Weet je, mijn moeder is het gewoon helemaal zat met dat gelul over eten. Er komt 3 keer per dag een of ander smerig citroen-yoghurt-toetje langs en dat moet ze dan opeten, omdat het met eiwitten verrijkt is, maar ga jij maar eens 3 keer per dag, al 3 weken lang, zo’n toetje eten, zeker als je in je eentje in het ziekenhuis ligt, daar heb je toch helemaal geen zin in, of wel?”
“Ja, nee, dat begrijp ik.”
“Maar jullie geven die toetjes, omdat ze een eiwittekort zou hebben, maar die toetjes zijn dus echt niet lekker en je weet eigenlijk niet eens zeker of ze een eiwittekort heeft, want je baseert het op voedingslijsten die niet kloppen en jullie komen steeds tegen haar zeggen dat ze toch echt wel die toetjes moet eten.”
“Ja, maar ik moet ergens m’n beleid op bepalen?”
“Ja, maar dan wel graag op de waarheid, toch?”
“Ja, maar uw moeder is ook nogal wat afgevallen de laatste week.”
“M’n moeder had 1,5 liter vocht achter haar longen, dat scheelt ook 1,5 kilo toch?”
“Ja, er zat inderdaad wat pleuravocht bij haar longen.”
“Vocht achter haar longen.”
“Maar wilt u dan in het vervolg zelf de voedingslijsten bijhouden?”
“Nee, dacht het niet, dat is toch jullie taak?”
“Maar wat stelt u voor dan?”
“Nou, ik stel helemaal niks voor, maar ik vind het gewoon kut dat er een beleid voor m’n moeder wordt bepaald op basis van foute informatie, ik word daar moe van, mijn moeder wordt er moe van, maar we vinden jullie allemaal lief, maar het is momenteel vooral van belang dat m’n moeder zich weer mens voelt en dat er niet de hele tijd over eten gepraat wordt aan haar bed.”

Understatement.

De diëtiste is deze week misschien wel 8 uur bezig geweest met mijn moeder. Met lullen over eten. Beleid bepalen. Dingetjes uitprinten van het internet. In die 8 uur had ze ook naar de visboer kunnen gaan, een broodje haring kunnen halen om die samen met m’n moeder op te eten. Haring zit namelijk vol eiwitten.

“Hallo, u spreekt met de dochter van Riet van den Heuvel, ik had u gisteren aan de telefoon.”
“Hallo.”
“Ik kom net bij mijn moeder vandaan, maar er hing helemaal geen voedingslijst, dus ik kon dat broodje haring dat mijn oom voor haar had gehaald helemaal nergens opschrijven.”
“Oh, dat is niet de bedoeling, ik ga er meteen achteraan.”

Rest my fucking case.

6

HET IS DE MANIER WAAROP DE DINGEN GAAN

Op een gegeven moment ontstaat er een nieuw levensritme.
Een mens past zicht snel aan.

De eerste weken ging ik 3 keer per dag naar mamma. Elke ochtend, elke middag, elke avond.
Nu maakt pappa elke ochtend 2 bolletjes en gaat dan samen met mamma ontbijten in het ziekenhuis.
Ondertussen probeer ik te werken.
Dan komt hij bij mij koffie drinken. 
Na die koffie probeer ik weer te werken.
Daarna gaat pappa ’s middags weer langs mamma.
Vraagt wat ze wil eten.
Hij belt mij.
Ondertussen probeer ik te werken.
Ik ga naar de supermarkt en haal datgene wat mamma wil eten.

Pappa zit bij mij aan de keukentafel terwijl ik maak waar mamma trek in heeft.
Pappa drinkt een biertje.
Ik een wijntje.

Ik wil dat het eten dat ik maak allemaal vers en goed is.
Ik weet dat het niet hoeft, maar van mij hoeft het dus wel.
Ik doe mamma’s eten in een plastic bakje en meestal doe ik er een geinig dingetje bij, zoals het plastic kippetje van de mini’s van de Albert Heijn. Of ik doe er een strikje om. Of ik geef een kaasplankje mee. Of een Mona-toetje. Of iets anders lekkers. Omdat ik wil dat mamma voelt dat er ook dingen nog wél normaal gaan. Dat er nog wél normaal eten bestaat. Lekkere dingen. En omdat ik deze manier van koken voor m’n moeder dus helemaal niet de bedoeling vind. En omdat ik de schijtus heb van deze hele kut-situatie en die kut-diëtistes en nou ja, het is allemaal gewoon kut.

Normaal gesproken belden mamma en ik elkaar elke dag; “Wat eet jij?”
Nu eten we dus al weken hetzelfde.

Pappa brengt het naar het ziekenhuis.
En ondertussen kook ik voor hem, voor J., voor mezelf, soms ook voor dochter S., soms voor oppasmeisje M., soms voor het overbuurmeisje, soms voor anderen.

We eten.
Ik eet.
En dan ga ik met pappa weer richting mamma in het ziekenhuis.

De herinnering aan wie mijn moeder was, verandert.
Of kan een herinnering eigenlijk veranderen?

Mijn moeder is veranderd.
Mijn moeder is nu een vrouw in het ziekenhuis.
Mijn moeder is een vrouw met 6 weken ziekenhuis-bagage.
Een mens past zich snel aan.

Ik ben haar dochter met 6 weken ziekenhuis-bagage.
Ik pas me aan.
Ik word anders.
Ik ben anders.
Ik ben veranderd.

Vanavond eten we spinazie.

7

LUNA EN EEN KLEINE NERVOUS BREAKDOWN

Ja, het was natuurlijk te verwachten, want zo rustig blijven en tegen niemand schelden en helemaal leven in het nu en in- en uitademen, ja, dat gaat een mens onder deze omstandigheden dus verschrikkelijk vervelen. Fuck, fuck, fuck, fuck, deze hele klote-toestand. Fuck dat kut-ziekenhuis, fuck die verpleegkundigen die m’n moeder de hele nacht met een lekkende stoma hebben laten liggen, fuck die verpleegkundigen die m’n moeder de hele dag in een operatiehemd laten liggen waardoor er dus allemaal drukknoopjes op haar ruggenwervel hebben gedrukt, fuck, fuck, fuck! En de tyfus voor die diëtisten, want ja, het zijn er meerderen, die niet met elkaar communiceren, maar ook niet op de voedingslijsten kijken, maar wel vinden dat m’n moeder te weinig eiwit binnen krijgt! Fuck momenteel maar even die hele gezondheidszorg! En ook de tyfus voor iedereen die zegt dat ik wel goed voor mezelf moet blijven zorgen, want dat weet ik heus zelf wel, maar hoe dan! Hoe dan!? Hoe kan ik nog voor mezelf zorgen, blijven werken, m’n relatie nog een beetje leuk houden, creatief bezig zijn, aan geile neukseks doen en zorgen dat m’n haar goed blijft zitten als m’n hele kutleven gedomineerd wordt door de bezoektijden van het ziekenhuis? Hoe dan?! Hoe kan ik even quality time voor mezelf vrij maken als ik 2 keer per dag moet koken? En ja, ik hoef niet 2 keer per dag te koken, we kunnen ook gewoon elke dag friet met frikadellen eten, who gives a shit, maar ik wil graag datgene voor m’n moeder koken wat ze lekker vindt, omdat dat verdomme op dit kutmoment het enige is wat ik nog voor haar kan doen! Als zij zin heeft in postelein, dan krijgt ze postelein! M’n moeder heeft kanker, misschien is ze volgende maand wel dood! Godverdomme! En hoe krijg ik m’n werk gedaan als ik een paar keer per dag gebeld word door het ziekenhuis, familie en m’n vader? En hoe houd ik mezelf sane als m’n vader een paar keer per dag over de vloer komt om mee te eten of om even een kopje koffie te doen, omdat hij ook met z’n ziel onder z’n arm loopt? Hoe kan ik aan mezelf denken als ik de hele dag aan anderen moet denken? En ja, als ik niet goed voor mezelf zorg, dan kan ik ook niet voor anderen zorgen, ik heb het zo vaak gelezen in van die klotekuttyfus-vrouwenbladen, nou, I’m watching myself doing it for weeks now!

27

THANK YOU <3

De afgelopen week, weken, heb ik een aantal HEEL GULLE donaties gekregen! Ik heb iedere keer dat ik een mailtje van Paypal kreeg of m’n bankrekening checkte zitten janken, maar ach, ik jank sowieso wat af! Ik heb een gedeelte van dit geld geïnvesteerd in materialen voor een kunstproject voor mijn moeder! Ik ben 13 XXXL rozenkranzen aan het maken in 13 kleuren en 13 thema’s (waarover later meer). Van de donaties heb ik hele kekke shit gekocht die ik normaal gesproken niet zou kunnen betalen (amuletten-dingetjes, glazen buisjes om dingejtes in te doen, bedeltjes, kortom dingetjes en spulletjes). Ik ben hier HEEL, HEEL BLIJ MEE! Ik hou zowel mijn donateurs (haha, ja, net de Postcode-loterij) als de lezers van deze site op de hoogte van dit project… En ook mijn eigenste moeder natuurlijk! Zij maakt weinig mee in haar ziekenhuisbedje en ik laat haar elke dag zien wat ik gemaakt heb. Voor haar. Omdat er ook stukken van sieraden van haar van vroeger in verwerkt zijn. En dingetjes van haar moeder. Oude oorbelletjes van mij. Het is 1 grote kitsche toestand met verwijzingen naar alles wat mijn moeder mij geleerd heeft. En; het lijkt mij de hoogste tijd om een keer te gaan exposeren en ik zou heel graag willen dat mijn moeder dat nog meemaakt!! Lieve, lieve donateurs; ik stuur jullie mijn virtuele dankbaarheid! WOW!

2

2 STEPS FORWARD, 1 STEP BACK

“Ik wil u even onze excuses aanbieden voor de gebrekkige communicatie omtrent uw moeder”, zegt een verpleegkundige me door de telefoon.
“Kan gebeuren”, zeg ik, “het is alleen vervelend, maar we hebben ons er allemaal al bij neergelegd.”
“Heeft u nog vragen, zijn er nog dingen onduidelijk?”
“Nee hoor, we weten precies wat er aan de hand is, er worden alleen afspraken gemaakt met transfer-verpleegkundigen, verpleeghuizen en oncologen terwijl m’n moeder nog steeds herstellende is van haar buikinfectie en er weer een nieuwe infectie is bijgekomen.”
“U wil de afspraak met de oncoloog verzetten?”
“Die had ik gisteren toch al uitgesteld?”
“Oh, dat kan ik hier niet terugvinden, die staat gewoon gepland voor vandaag.”
“Nou, streep die maar weg. Ik ga m’n moeder nu geen gesprek aandoen met een oncoloog over een eventueel vervolg kanker-traject over een paar maanden terwijl ze vandaag net een drain in een nieuw abses heeft gekregen, er een blaasontsteking bij heeft, een paar gekneusde ribbetjes en eigenlijk dus totaal nog niet uitbehandeld is bij jullie. M’n moeder heeft nu vooral even positiviteit nodig, anders blijft ze nog een paar weken op jullie afdeling liggen.”
“Ja, daar kan ik wel inkomen.”

We zijn dus eigenlijk weer een beetje terug bij af.
Al kunnen we nu iets beter met sommige omstandigheden omgaan.

“Heb je vandaag alleen maar een glaasje melk gehad, mamma?”, vraag ik terwijl ik een blik op haar voedingslijst werp.
“Ah, welnee, ze vergeten alles hier op te schrijven, ik heb ’s middags nog een gehaktbal gehad met mayonaise en 3 pakjes chocomel en een kop soep.”
“En net die lasagna van mij en een bak salade.”
“Ik zit zo vol als een potje met pieren.”

Even later teken ik een hele grote smiley op haar voedingslijst van die dag en zet erbij; ‘Riet van den Heuvel heeft heel goed gegeten en gedronken.’

“En als die diëtiste komt, dan schop ik haar eruit”, zegt m’n moeder.

2

LUNA VERTELT EVEN HOE HET ZOU MOETEN

De telefoon gaat en het is een 0344-nummer.

“Met Luna”, zeg ik.
“Eh”, hoor ik.
“Met Van den Heuvel.”
“Ja, goedemorgen u spreekt met R. van afdeling M3, Ziekenhuis Rivierland”, zegt R. met een bloedserieuze stem.
“Spreek ik met de dochter van Riet van den Heuvel?”

Ik hou meteen m’n hart vast. Alle telefoontjes van 0344-nummers neem ik al 5 weken op met een soort van angst-en-beven en zowel m’n vaste telefoon als m’n iPhone liggen ’s nachts in bed, want je weet maar nooit wat er kan gebeuren. “Uw moeder is gestikt in een paasei.” “Uw moeder is er vannacht vandoor gegaan in haar duster.” “Uw moeder heeft een TIA gehad.” “Uw moeder wil graag naar het concert van Britney Spears.” “Uw moeder heeft een longontsteking.” “Uw moeder wil scheiden van uw vader en heeft een affaire met het hoofd oncologie.” Ik kijk nergens meer van op.

“Ja, dat ben ik, goedemorgen.”
“Ik bel u om u iets mede te delen”, zegt R. nog steeds serieus.
“Wat dan, wat dan?”, vraag ik.
“Ja, eh, er is hier iets misgegaan.”
“Wat?”
“En ik begrijp dat het een enorme teleurstelling is.”
“Wat?”
“Maar er is iets misgegaan met de transfer van uw moeder.”
“Wat dan?
“Ze zou vandaag naar het verpleeghuis gaan.”
“Ja.”
“Maar dat gaat niet lukken, want er is iets misgegaan met de transfer.”
“Wat dan?”
“Ze wordt vandaag niet overgeplaatst.”
“Maar met m’n moeder is alles in orde toch?”
“Ja, met haar gaat het goed, de transfer was niet goed ingeboekt.”
“Oh, is dat alles? Jesus, Christus.”
“Ik begrijp dat het een teleurstelling is.”
“Nou, dat valt wel mee hoor.”
“Ik kan nog niet vertellen wanneer de transfer wel plaatsvindt.”
“Nou, ik kan er geen nacht van wakker liggen.”
“Oh.”
“Ik heb de afgelopen weken van veel ergere dingen wakker gelegen.”
“Oh.”
“Dus, doei! Ik ga m’n vader bellen.”
“Dag.”

Een cursusje ‘communiceren met familie’ of misschien überhaupt een cursusje ‘communicatie’ zou volgens mij helemaal niet verkeerd zijn voor sommige verpleegkundigen. Fouten maken is menselijk. Snap ik. Begrijp ik. En ik ga ook zeker geen klacht indienen voor de hartstilstand die mamma een paar weken terug had, maar wat toch eigenlijk wel een soortement van medische-misser was. En ik ga ook niet zeuren over het feit dat m’n moeder maar 1 keer in de 2 weken heeft gedoucht, al wil ze dat dolgraag elke dag, en ik ga ook niet zeuren over die lekkende buikwond die maar blijft lekken, ook niet over het niet-smakende-ziekenhuis-eten, ook niet over het gezeik van die te hippe diëtiste die 1 keer per week een blik werpt op de niet-goed-bijgehouden-voedingslijst en daarna gewoon een A4-tje uitprint van het internet en dan zegt dat m’n moeder zich hieraan moet houden, en verder de groetjes! Ik ga ook niet zeuren over de fysiotherapie die m’n moeder moet krijgen, want ze kan niet lopen en moet dus opnieuw leren lopen, maar die krijgt ze dus niet in het weekend, want ja, jeetje, in het weekend, hebben we weekend!

Maar please, medische peoples! Kunnen jullie, als jullie mij bellen, misschien het gesprek beginnen met: “Hallo, met die en die van afdeling daar en daar van Ziekenhuis Rivierenland, met uw moeder is alles okay, ze leeft nog, maar ik bel voor het volgende.”

7