DAGEN ZONDER DATUM
“Het lijkt wel winter”, zegt m’n moeder ineens als ze naar buiten kijkt.
“Het is ook winter”, zeg ik.
Ze ligt in het ziekenhuisbed in de woonkamer, naast het raam. Ze kan naar buiten kijken of naar de televisie, maar meestal heeft ze haar ogen dicht.
“Het is geen winter”, zegt ze.
Ik kijk op m’n telefoon om de datum te checken. Ik weet al een tijdje niet meer wat voor dag het is. Maandag, zondag, dinsdag, november, december, Eerste Kerstdag. Alles loopt door elkaar. Het zijn dagen zonder datum.
“Je hebt gelijk”, zeg ik, “het is 20 december, de winter begint morgen.”
Ze kijkt me aan met een ik-ben-nog-lang-niet-gek-blik.
Praten kost haar steeds meer moeite. Ze is stil.
Het heeft tijd, veel teveel tijd, gekost om de juiste hoeveelheid pijnmedicatie geregeld te krijgen. Van die pillen naar andere pillen en van weer andere pillen naar pleisters. Het heeft tijd, veel teveel tijd, gekost om de huisartsen de urgentie van de situatie te doen inzien. En het heeft ook tijd, teveel tijd, gekost om de thuiszorg op de rit te krijgen. Het regelen van euthanasie kost trouwens ook tijd. Daarnaast; mijn moeder is nog nooit terminaal geweest, mijn vader heeft nog nooit met een terminale vrouw te maken gehad en ik niet met een terminale moeder. Wij weten ook niet wat we moeten doen of wat de bedoeling is. We doen maar wat. We doen wat wij denken dat het beste is voor m’n moeder. Dat het eind december is, werkt ook niet echt mee.
Ik belde huilend met een huisarts: “Ik voel me gewoon ontzettend in de steek gelaten door de gezondheidszorg.”
Hoeveel mooie zinnen ik er ook over zou willen schrijven; dit laatste stukje leven, dit stukje zo ontzettend dicht bij de dood, dit stukje is lelijk. Er is geen ander woord voor. Het is lelijk en het voelt oneerlijk en vooral als niet de bedoeling.
“Het komt zoals het komt”, fluisterde m’n moeder gisteren.
Het zijn dagen zonder datum. Het zijn dagen dat m’n moeder er nog is. Tot er weer een dag met datum komt. De dag waarop m’n moeder sterft.
HET GAAT ALLEMAAL HEEL HARD NU
Het zijn van die verhalen die je hoort op straat. Of in de supermarkt. Of leest in een tijdschrift. ‘Toen hij eenmaal in het ziekenhuis lag, toen ging het hard.’ ‘Ze ging voor iets kleins naar de dokter en daarna is het eigenlijk heel hard gegaan.’
Het zijn vooral alle laatste keren die hard voorbij gaan.
Laatste keer met z’n drieën naar de LIDL.
Laatste keer wandelen.
Laatste keer bij mij eten.
Laatste keer naar buiten.
Laatste keer in haar stoel.
Laatste keer in haar eigen bed slapen.
En juist omdat al die laatste keren elkaar zo snel opvolgen heb je op het moment zelf niet in de gaten dat het allemaal laatste keren waren. En dat is maar goed ook, want anders blijf ik aan het huilen. Al is er eigenlijk weinig tijd om te huilen of om te lang stil te staan bij de situatie, want alle laatste keren worden opgevolgd door allerlei eerste keren die geregeld moeten worden. En in het regelen van al die eerste keren gaat veel tijd en vooral heel veel geduld met de huisartsen, huisartsassistenten, thuiszorgcentrales en verzekeringsmaatschappijen zitten.
Eerste keer kennis maken met huisarts 1.
Eerste keer kennismaken met huisarts 2.
Eerste keer kennismaken met huisarts 3.
Eerste keer slapen in een ziekenhuisbed in de woonkamer.
Eerste keer je moeder naar het toilet brengen.
Eerste keer een morfinepleister plakken.
Eerste keer bezoek van de thuiszorg.
M’n moeder wilde eigenlijk nooit in een ziekenhuisbed in de woonkamer komen te liggen, maar omdat het allemaal zo hard gaat is dit de enige oplossing.
Het is wat het is.
Het gaat zoals het gaat.
En het gaat hard.
DON’T FEED THE TROLL
Na bijna 20 jaar delen van lief en leed op internet zou je denken dat negatieve of lullige reacties me niet zoveel meer doen. Integendeel. Ik kan nog net zo pissig worden als 20 jaar geleden wanneer iemand een reactie plaatst, puur bedoeld om te kwetsen. En ik kan me, net als 20 jaar geleden, de hele dag lopen druk maken over wat ik allemaal terug wil zeggen. Nu weet ik ook al 20 jaar dat je maar beter niks terug kunt zeggen, don’t feed the trolls, want dat is precies wat ze willen.
Maar ik kan de laatste reacties van Menno, een man die hier al bijna 20 jaar meeleest, niet naast me neerleggen. Omdat ik gewoon echt niet begrijp waarom iemand moedwillig een nare reactie plaatst onder een column die gaat over de naderende dood van m’n moeder.
Hij schreef onder mijn tekst THE TIME IS NOW: “En kunt u dan uw stervende moeder bezoeken?”, vroeg de dokter. “Zeker”, zei je, ”ik moet dan wel mijn neukertje of mijn oude vader om een lift vragen, want ik heb nog geen rijbewijs en geen auto.” “Goed geregeld dus”, zei de dokter.
Ik heb Menno gemaild met de vraag of deze reactie nu echt nodig was, maar daarop kreeg ik geen antwoord. Ik kreeg 2 weken later wel een reactie onder mijn plog met de Disney-foto’s (LUNA NAAR EURODISNEY (PLOG)): “And you didn’t bring your Mum, who is about to die, right? Maar je kunt altijd schrijven over de kanker van andere mensen, natuurlijk. En poesjes. Moet je niet aan denken, dat de telefoon gaat, dat je vader meteen naar het ziekenhuis moet, omdat zijn lief stervende is, en dat je dan niet even kunt rijden, omdat je pas twaalf jaar weet dat je moeder stervende is, en dus je rijbewijsje niet op tijd hebt kunnen halen. Never mind, er zijn altijd poesjes.”
Niet dat het jou ook maar iets aangaat, Menno, maar mijn moeder woont op 300 meter van mij vandaan en heeft ervoor gekozen om thuis te sterven als zij het daar de tijd voor vindt. Die tijd vindt ze het nu nog niet, omdat ze, met de maximale pijnstilling, nog samen met m’n vader geniet van een voetbalwedstrijd op tv. Of van de zoveelste herhaling van Midsomer Murders. Of van een spannend luisterboek.
Weet je waar m’n moeder ook van genoot? Van mijn foto’s van Eurodisney. Weet je hoe fijn het is voor een moeder om te zien dat je een sterke dochter op de wereld hebt gezet? Een dochter die, ondanks haar verdriet, toch gewoon wél leuke dingen blijft doen? Wél gewoon kitsche kerstballen gaat shoppen in Amsterdam. Wél gewoon op de foto gaat met Baloo in Eurodisney. Weet je hoe hard we met z’n drieën hebben gelachen toen ik vertelde dat ik een uur in de rij tussen de kinderen moest wachten voor die foto, maar dat ik ook echt als een kind zo blij was? Na m’n Eurodisney-foto’s en -verhalen hadden we een gesprek over doodskisten, euthanasie, welke bloemen op de kist en zaten we met z’n drieën te huilen, omdat we het einde alle drie zo graag anders hadden gezien.
Ik ben een dochter die met alle liefde al jaren naast mijn ouders staat, óók tijdens dit laatste, moeilijke stukje. Voorál tijdens dit laatste moeilijke stukje.
En Menno, omdat jij je zorgen maakt of ik er wel op tijd bij zal zijn als m’n moeder sterft; mocht mijn moeder er toch voor kiezen om liever naar een hospice te gaan, dan zit die op een kilometer van mijn huis, een afstand die ik, mocht het nodig zijn, kruipend nog wel aan kan, maar gelukkig heb ik een fiets. En mocht er geen plek zijn in deze hospice, of in het ziekenhuis in Tiel, dan heb ik genoeg geld gespaard om een paar maanden lang elke dag en nacht op en neer te kunnen gaan met de taxi naar welke plek dan ook in Nederland. Wat zeg ik? Ik kan me Godverdomme elke dag met een limousine laten brengen als het moet! Maar gelukkig hoef ik dit allemaal niet in m’n eentje te doen of te dragen, want ik heb genoeg mensen in mijn omgeving die mij met alle liefde, op elk moment van de dag, naar waar dan ook willen brengen.
Dus beste Menno, ik word misschien oud zonder rijbewijs, maar laat mij in Godsnaam nooit zo’n liefdeloze, compassieloze, zure, zielige, zelfingenomen klootzak worden zoals jij.
LUNA NAAR EURODISNEY (PLOG)
THE TIME IS NOW
“Nou, dan is het dus einde oefening”, zegt m’n moeder.
“Ja”, zegt de longarts, “zo zou je het kunnen stellen.”
Ik werd 2 weken geleden gebeld met de mededeling dat de bestralingen van de longtumor bij m’n moeder niet door konden gaan. Op de PET-scan die in het UMC in Utrecht gemaakt was om het bestralingsgebied vast te stellen waren uiteindelijk wat meer verdachte plekjes te zien geweest. Dus er moest nóg een scan gemaakt worden. Een uitgebreidere, een PET/CT-scan, zodat duidelijk zou zijn waar en hoeveel en of bestralen überhaupt nog wel mogelijk was. Dus weer naar Utrecht, weer onder een apparaat en een paar dagen later weer naar een afspraak met een arts voor de uitslag.
Hoe vaak liepen we al eerder met z’n drietjes door dit ziekenhuis? Of een ander ziekenhuis? Hoeveel artsen hebben we gezien? Hoeveel scans zijn er gemaakt? Hoeveel bloed is er afgenomen?
Te vaak.
Te veel.
Hoe vaak zaten we al met die onzekerheid tussen de onderzoeken en de gesprekken met de artsen in? Het leven is zo broos. Het lichaam is zo broos.
Het is al 7,5 jaar geen stap meer vooruit.
Maar een stap op de plaats.
En daarna weer een stapje terug.
Hoe vaak dachten we; nu is het afgelopen, nu is er echt geen behandeling meer? We dachten het eigenlijk iedere keer dat we een arts bezochten. We dachten het iedere keer dat de kanker toch weer terug was. En we dachten het voor iedere chemokuur, tijdens iedere chemokuur en na iedere chemokuur. We dachten het bij een griepje. We dachten het iedere keer dat de kanker toch weer onder controle bleek. We dachten het soms bij een hoestje. We dachten het toen er uiteindelijk van chemokuren op chemopillen over werd gegaan. We dachten het bij een ooginfectie. We dachten het als het al een paar maanden goed ging.
Kanker betekent moeten leven met de gedachte; straks komt het terug, straks is er geen behandeling meer mogelijk, straks is het lichaam op.
Het bleef altijd bij gedachten. Tot gisteren.
Het is wat het is.
En het is tijd.
DE MELANCHOLIE VAN GEVULDE EITJES
“Zou jij misschien gevulde eitjes kunnen maken?”, had ex-partner P. een week geleden gevraagd. Hij werd onlangs 50 en z’n dochter onlangs 8, dus de hoogste tijd voor een gezamenlijk feestje. “Ja, nou, dat wil ik wel, maar ik denk niet dat ik die heelhuids van Tiel naar Amsterdam ga krijgen”, zei ik, “haal gewoon een paar zakken chips, lekker makkelijk.”
Voor onze feestjes vroeger aan de Prins Hendrikkade in Amsterdam maakte ik altijd gevulde eitjes. Verjaardag? Gevulde eieren! Pasen? Gevulde eieren! Weekend? Gevulde eieren! Kerstmis met de familie? Gevulde eieren! Oud en Nieuw met vrienden en oud-Hollandsch naar de klote? Eerst even een bodempje leggen met gevulde eieren!! Gevulde eitjes zijn de stabiele factor op ieder feestje en worden gemaakt naar een befaamd familierecept, doorgegeven van m’n moeder op mij, lekker simpel met mayonaise en Aromat, altijd een groot succes bij jong en oud, alleen geen gemakkelijk gerecht om even te vervoeren in een Tupperware-bakje. Maar P. had blijkbaar toch echt z’n zinnen gezet op een verjaardagsfeestje mét gevulde eieren.
‘Ik heb 40 eieren gekocht’, appt P. de avond voor het verjaardagsfeestje.
‘Dat meen je niet!’, app ik terug, ‘kijk eens wat voor cadeau ik voor je gekocht heb!!!!!’
‘Haha.’
‘Maar eh, ga jij nou echt zélf gevulde eitjes maken?’
‘M’n zus komt morgen iets eerder.’
‘Oh, okay, maar dan zou ik wel alvast even die eieren koken hoor, zodat ze morgen op tijd afgekoeld zijn.’
‘Hoeveel minuten?’
Voor de zekerheid app ik P. het hele recept. Ik heb nooit veel vertrouwen in de kookkunsten van P. gehad en als hij moest vragen hoe lang het duurt om een ei hard te koken, lijkt het me dat hij weinig had bijgeleerd de afgelopen 11 jaar.
De zus van P. blijkt de volgende dag inderdaad eerder op het feestje gearriveerd en heeft de 40 eieren nog moeten koken, want dat was P. vergeten. De nichtjes van P., inmiddels volwassen vrouwen met verkering, zitten de eieren te pellen. En het is maar goed dat ik, eigenlijk als grapje, een busje Aromat heb gekocht, want de zus van P. kan in het huis van P. weinig andere smaakmakers dan mayonaise vinden.
En dan sta ik ineens in mijn leven van vroeger.
Er komen vrienden binnen die ik jaren geleden bijna elke week zag, maar waarmee het contact logischerwijs verwaterde toen ik bij P. wegging en verhuisde van Amsterdam naar Tiel. Vrienden waarmee ik voor mijn gevoel nog gisteren in het Vondelpark zat met een proseccootje en een jointje. En ik had natuurlijk wel gehoord dat die en die een dochtertje hadden gekregen. En daarna nog eentje. En dat zij een zoontje kregen. En dat die verhuisd waren. En dat die nu daar en daar werkte. Maar als je dan ineens iedereen zo ziet, na 11 jaar, met wat rimpels meer, wat grijze haren erbij, maar vooral als vaders en moeders, ja, dan is dat het perfecte moment voor een kleine mentale breakdown.
Je stapt uit een relatie. Je kiest voor een ander leven. Je verhuist naar een andere stad. Je krijgt een andere vriendenkring. En ondertussen tikt de tijd alle uren van de dag. Alles is anders en toch voelt het op een rare manier allemaal even heel vertrouwd.
Als P. uiteindelijk langskomt met de gevulde eitjes vraagt iedereen of ik ze heb gemaakt.
HOE GAAT HET MET JE MOEDER?
“Hoe gaat het met je moeder?”
Het is een heel lieve en goedbedoelde vraag, maar ‘Hoe gaat het met je moeder?’, is na 7,5 jaar leven met een moeder met kanker verworden tot een net zo oppervlakkige vraag als ‘Hoe gaat het?’. Een vraag die ik beide eigenlijk het liefst zo snel mogelijk afwimpel met een net zo oppervlakkige ‘goed hoor’.
Want vaak wil degene die het vraagt het antwoord liever niet echt weten, omdat er geen tijd of geen zin is om het gesprek daarna verder af te maken.
“Hoe gaat het met je moeder?”
“Ja, kut.”
“Oh.”
En weer door.
Meegemaakt op een feestje; iemand vraagt me hoe het met m’n moeder gaat en voordat ik ook maar iets kan antwoorden wordt diegene afgeleid door iemand anders en loopt weg. Mij vertwijfeld achterlatend.
Mensen voelen zich een soort van verplicht om te vragen naar m’n moeder, want nou ja, het is gewoon heel netjes en beleefd om daar naar te vragen, dat snap ik ook wel. En vaak is het ook het eerste wat in iemand opkomt als ze me zien.
Tijdens het uitlaten van de hond roept een andere hondenuitlater regelmatig vanaf de overkant van de straat de vraag hoe het met m’n moeder is. En welk antwoord ik ook terugroep; het brengt me even uit balans. Liegen en roepen dat het goed gaat voelt kut. Eerlijk roepen dat het klote gaat voelt kut. Roepen dat ze er gelukkig nog is, is de waarheid, maar ja, daarna loop je met de hond en je eigen gedachten en die gedachten reiken dan niet meer verder dan; ja, ze is er nog, maar het wordt er allemaal niet leuker op.
Wallen worden donkerder.
Veerkracht wordt kleiner.
Opties worden minder.
Pijntjes worden groter.
Lontjes worden korter.
Als er iemand in je directe omgeving ziek is, dan doe je allemaal een beetje mee. En de gezondheid van mijn moeder heeft ook een effect op mij. Op m’n vader. En op M.
“Maar hoe gaat het eigenlijk met je moeder?”
Onlangs is er ook nog eens longkanker bij m’n moeder ontdekt. Al was het natuurlijk eerst een ‘vreemd plekje op een longfoto’. En van een vreemd plekje op een longfoto gaat het naar een scan en dan nog maar een scan om te checken of het groeit en dan naar een longpunctie om te kijken wat het precies is. En het is dus longkanker. Deze kanker staat geheel los van de lymfeklierkanker waarvoor m’n moeder al 7,5 jaar behandeld wordt. Twee soorten kanker tegelijkertijd. Ach ja, waarom ook niet? Deze week een intakegesprek en dan 15 keer bestralen in het UMC.
“Goed hoor.”
MAAR WAT ALS HET NOU ALLEMAAL NIET GOED KOMT?
Mijn stopzinnetje is al m’n hele volwassen leven ‘komt goed’. “Schatje, zou jij straks de was er even uit willen halen en ophangen?” “Komt goed.” “Kun jij een dromenvanger van 1 bij 2,5 meter maken?” “Komt goed.” “Wil jij onze allernieuwste vibrator testen?” “Komt goed.” Als ik over weet ik veel wat klaag of zeur, dan eindig ik m’n klaagzang altijd met een ‘komt goed’ en als anderen problemen hebben, dan probeer ik ze meestal op te beuren met een ‘komt goed, uiteindelijk komt alles altijd goed’.
Het is ook het interne antwoord naar mezelf.
Geen pensioen? Komt goed.
Af en toe geen opdrachten? Komt goed.
Ongewenst zwanger? Komt goed.
Geen rijbewijs? Komt goed.
Man met een burnout? Komt goed.
Geen rijbewijs? Komt goed.
Zes jaar lang geen seks? Komt goed.
Relatie na 10 jaar verbreken? Komt goed.
Alles achterlaten in Amsterdam en verhuizen naar Tiel? Komt goed.
Verliefd op een man in de schuldsanering? Komt goed.
Verliefd op een man met kind? Komt goed.
Man al z’n geld vergokt? Komt goed.
Moeder op Intensive Care? Komt goed.
Vader ontslagen? Komt goed.
Man met een burnout? Komt goed.
Getrouwd met een narcist? Komt goed.
Scheiden van een narcist? Komt goed.
Hond ziek? Komt goed.
Een leven zonder kinderen? Komt goed.
Kat dood? Komt goed.
Teruglopende inkomsten? Komt goed.
Moeder ziek? Komt goed.
Een paar weken terug had ik een vergadering die vooraf werd gegaan door een rondje hoe-is-het-met-jou-nog-wat-meegemaakt-sinds-de-laatste-vergadering. Ik voelde de tranen al opkomen toen ik luisterde naar de rest bij wie het allemaal wel gewoon lekker z’n gangetje ging, dit gedaan, dat gedaan, vakantie geweest, ja, wel lekker, ja.
Toen ik aan de beurt was kon ik niet meer stoppen met huilen en het komt zo ongeveer neer op het volgende; ik heb voor het eerst in m’n leven het allesoverheersende gevoel dat het allemaal niet goed komt.
Een vriendin van me zei ooit: “Ik maak me pas zorgen als mensen stoppen met delen.” Ze bedoelde daarmee dat mensen die middenin een depressie of andere ellende zitten doorgaans geen behoefte meer voelen om over die ellende te delen. Nu voel ik die behoefte eigenlijk ook niet. Ik ben bekend met me kut en klote voelen en ik ben ook bekend met depressievere dagen, maar ik had tijdens die momenten altijd nog het vertrouwen dat die gevoelens vanzelf een keertje over zouden gaan, want ‘komt goed’. Dat vertrouwen heb ik nu niet meer. En al te lang niet.
Ik voel me eenzaam.
Ik wil niet meer in m’n eentje werken.
Ik heb nergens zin in.
Ik zit op slot.
Ik ben moe.
Ik doe gezellig en leuk op Facebook en Instagram, zodat ik toch nog een beetje de suggestie wek dat het goed met me gaat en zolang ik nog kan veinzen dat het goed gaat, ja, dan zal het uiteindelijk ook wel weer een keertje écht goed komen. Toch?
Blijven delen.
Komt goed.
DIEPVRIESCHALLENGE WEEK 2
Is het me deze week gelukt om het aantal items in m’n diepvries te verminderen? Ik weet eigenlijk wel zeker van niet, al heb ik echt m’n best gedaan en bijna elke dag 1 item uit de diepvries gegeten, maar er gingen toch ook weer wat dingen in. Zo gaf ik m’n ouders op woensdag diverse vleespakketjes uit de diepvries mee, maar die kwamen een dag later met een paar rookworsten aanzetten. En ja, als je ouders je een paar lekkere, vette, slagersrookworsten willen geven, dan kun je zeggen dat dat niet de bedoeling is, dat er niks meer in de diepvries mag, maar ik dacht aan boerenkool, zuurkool en hutspot en ik was om. Het vlees is zwak.
Het blijkt makkelijker om doordeweeks uit de vriezer te eten dan in het weekend. In het weekend zijn M. en ik vaak allebei in een lekkere-dingen-snaai-bui. Niet dat er geen lekkere dingen in de vriezer zitten, maar in het weekend willen we eigenlijk ‘alleen maar eten waar we zin in hebben’ en we hebben natuurlijk nooit zin in de dingen die in de vriezer zitten. Deze mindset is zowel financieel als lichamelijk als diepvriestechnisch niet heel verstandig, maar wel lekker.
Verder dacht ik slim te zijn door 2 zakken ingevroren mosselgroenten, 2 zakken soepgroenten en wat kipfilet, samen met 4 (erbij gekochte) kippenpoten om te zetten in 7 liter kippensoep. Ik kon dus keurig 5 items van m’n lijst afstrepen en heel even zag ik de achterkant van de binnenkant van de diepvries, maar helaas werd die een paar uur later weer uit het zicht ontrokken door 2 literbakken kippensoep en 2 halve literbakken. Daarnaast is er 2 liter richting m’n ouders gegaan, we aten gisteren kippensoep en ook vandaag at ik kippensoep voor ontbijt, lunch en avondeten. En nu is het heus een hele lekkere en goedgevulde kippensoep, maar om het nou de hele dag te eten? Daarnaast; ik hád nog genoeg soep in de vriezer! Volgens m’n lijstje staat er nog 2 liter broccolisoep, een liter aspergesoep en een liter Spaanse bonensoep te wachten om ooit verwarmd te worden.
The story of my diepvries is m’n hele leven al zo’n beetje dit; je haalt er iets uit en meteen daarna zit er weer iets nieuws in. It’s magic! En als ik er niet zelf verantwoordelijk voor zou zijn, dan zou ik bijna in sprookjes gaan geloven.
LUNA, M. EN HET SEPTEMBER APPLE EVENT 2019
Eén van de kernkwaliteiten van M. is dat-ie zo lekker voorspelbaar is. Zo kon ik al dagen van tevoren voorspellen dat hij gisteren ruim op tijd op de bank klaar zou zitten om het Apple Event live te streamen via de Apple tv, net zoals voorgaande jaren. Zoals iedere andere man uit kan kijken naar een lekkere voetbalderby, tussen Ajax en Feyenoord bijvoorbeeld, zo verheugde mijn Apple-nerd M. zich al weken op het event van Apple en de iPhone 11 Pro die daar gepresenteerd werd.
Glunderend zat hij op de bank te kijken naar de allernieuwste iPhones, iPads en Apple Watches die nog sneller zijn, een nog langere batterijduur hebben, nog kleiner zijn ,of juist groter, nog betere sensoren of nog betere camera’s hebben.
M. checkt dagelijks de obligate Tech Blogs zoals Wired, Gizmodo en ARS Technica, zodat hij eigenlijk al voordat eenApple Event plaatsvind weet wat ‘m te wachten staat. Hij weet ook precies welke mannetjes er op het Apple-podium verschijnen (Tim, Steve, Jony, Jeff, Eddy; hij volgt ze waarschijnlijk ook allemaal op Instagram) en tijdens deze jaarlijks terugkerende Apple-presentatie zit hij op z’n iPhone te appen met z’n broer, net zo’n Apple-freak als hij.
Als er echt iets spectaculairs is verschenen, dan wordt er na het Apple event nog even gebeld en nabeschouwd. Dan gaat het over de verbeterde videofuncties, dat de nieuwe iPhone 2, 3 of 4 camera’s heeft, over wel of geen 5G ondersteuning en of het matglas aan de achterkant nou mooier is of niet. Maar waar het vooral over gaat; zijn alle verbeteringen, vernieuwingen en updates de aanschaf van de allernieuwste iPhone waard? Het antwoord op die vraag is wat M. betreft eigenlijk altijd ‘ja’, want ook al is de verbetering niet echt noemenswaardig of van belang (ik bedoel; wat héb je aan een telefoon met 3 camera’s als je zelf alleen maar wat huis-tuin-en-keuken-kiekjes maakt) toch is het voor een Apple-fan als hij van belang om die allernieuwste iPhone te hebben. Gewoon te hebben. Hebben. Hebben. Hebben. Niemand die het ziet, behalve andere Apple-nerds.
Ik kan bij de meeste dingen die tijdens zo’n event op ons tv-scherm voorbij komen alleen maar denken; okay, het display is een kwart inch groter of kleiner, who cares, kun je er nog een beetje mee bellen, kan ik ermee appen, kan ik er m’n favoriete Netflix-serie mee bekijken en maakt-ie een beetje scherpe foto’s die ik snel op Instagram kan zetten? Dit zijn kwaliteiten die zo ongeveer elke smartphone tegenwoordig wel in zich heeft.
Maar de kans is dus zeer groot aanwezig dat M. binnenkort de iPhone 11 Pro aanschaft. En hoewel ik totaal niet begrijp dat je steeds de allernieuwste telefoon wil hebben, kan ik zijn Apple-hebberigheid alleen maar toejuichen. Want dan krijg ik zijn oude iPhone X.