LUNA EN DE SPAST
Zon Kamasutra-beurs als afgelopen weekend in Utrecht wordt bezocht door mensen van allerlei allooi. Iedereen heeft behoefte aan seks, dus ook onze spastische medemens. En zon spast bevond zich, in zijn rolstoel, voor onze FOXY-stand terwijl 1 van onze FOXY-promotiemeisjes druk bezig was met het bevoelen van hem en zijn rolstoel. Even navragen leerde mij dat de spast zijn mobiele telefoon kwijt was. Meteen werd de verpleegster in mij wakker. Zijn telefoon kwijt! En nog spastisch ook! Ik zou hem helpen! Waar ben je hem verloren?, vroeg ik terwijl ik hurkte. Bij het hoofd po di um , zei hij. Wat is je nummer, dan bel ik je even en dan loop ik een rondje, zei ik. De spast gaf zijn nummer, ik belde hem een aantal keer en liep een paar rondjes rond het podium, maar vond geen telefoon. Zielig! Ik vond de spast heel zielig! Kun je nog wel thuiskomen?, vroeg ik. Dat ging lukken. Hij had een busje besteld en dat busje kwam zo. Ik breng je wel even, zei ik. En zo duwde ik hem en zijn rolstoel richting uitgang. Welterusten, zwaaide ik hem uit. En met een ongecontroleerde armbeweging zwaaide hij terug. Meer dan 3 uur later lag ik uitgeteld op mijn hotelbed met de dreun en de hectiek van de Kamasutra-beurs nog in mijn hoofd. Pieppiep pieppiep, deed mijn mobieltje. luna, ik heb hem, zei het sms-je. Ha! De spast had zijn mobiele telefoon gevonden! gelukkig maar welterusten, smste ik terug binnen 10 seconden. Meer dan 10 minuten later, met van die spastische vingers is het vast moeilijk sms-en, kreeg ik de volgende sms; mijn email is hartstikkespast@hotmail.com en ik ben nu online. En toen pas begreep ik het. Die spast was zijn mobieltje helemaal niet kwijt geweest! Die gebruikte dat gewoon als truc om aan telefoonnummers van meisjes te komen! Telefoonnummers van meisjes die in de seksindustrie werken! Hoe slim! Hoe briljant! Hoe gehaaid! Het zou me niets verbazen als hij eigenlijk gewoon kan lopen.
VIVA DIVA’S
Vandaag gingen 10e en ik op de foto voor de Viva!
LUNA, P. EN DE MODEPOLITIE
Soms is het moment daar om de realiteit eens diep in de ogen aan te kijken. Om de kledingcollectie die je in de loop der jaren bij elkaar hebt verzameld eens flink onder de loep te nemen en eens flink uit te dunnen. Gisteren was dat moment daar voor P. en mij. Nu zijn P. en ik niet zo van het weggooien. Aan elk kledingstuk hangt een herinnering en elk kledingstuk denken we toch, ooit, nog eens te dragen. Maar onze bewaardrift begon de laatste tijd wel erg groteske vormen aan te nemen. Onze rekken, kasten en lades puilden uit. Je draagt de helft niet meer, riepen we tegen elkaar. Want we vonden vooral dat de ánder maar eens iets weg moest gooien. Om onze relatie een beetje gezellig en in balans te houden, besloten we een modepolitie-avondje te houden. Om en om moesten we kledingstukken in een vuilniszak doen. Hij 1 en dan ik 1. Het ging hierbij vooral om het acceptatieproces dat sommige kleding echt niet meer kan en waarschijnlijk ook nooit meer gaat kunnen. Kan deze broek nog?, vroeg ik aan P. terwijl ik mezelf in de spiegel bekeek. Eh, nee, meisje, die kan echt niet meer, zei P. voorzichtig. Ja, maar ik heb nu een gewone onderbroek aan. Met een string kan het toch best nog? Toch?, vroeg ik. Eh, zei P., eh, nou. Die paarse broek kon dus echt niet meer. Zucht. In de vuilniszak ermee. Daarna kwam P. voor me staan in een veel te grote, gebreide beige trui: Dit was mn lievelingstrui toen ik nog studeerde. Ik bekeek m eens goed. Nee, toen hij nog studeerde was ik zeker niet op P. gevallen. Nog even checken voor de zekerheid. Nee, zeker niet! Wat een afzichtelijke trui! Jesus, P. heb jij dat aangehad?, lachte ik. Weggooien dus, zei P. een beetje beteuterd. Totaal hebben we 2 vuilniszakken met kleding gevuld. Wat een geestelijke bevrijding! Ter compensatie heb ik vandaag 2 paar schoenen gekocht.
LUNA SHARES THE FUN #5
LUNA SHARES THE FUN #4
LUNA IN DE WACHTKAMER
Ik zit om 10.30 in de wachtkamer van de tandarts in Tiel. Koud wah buiteh?, zegt een man die net binnenkomt tegen niemand in het bijzonder. Ik heh me eigeh vahmorgeh maar goed ingepak. Hij hangt zn jas aan de kapstok en gaat zitten op een wit klapstoeltje. Hij kijkt onrustig om zich heen. Ik probeer me te concentreren op een Libelle, maar de man is een prater. En die praten toch wel. Ge bin toch nie senu-achtig wah?, vraagt de man. Hij kijkt mij aan. Nee hè, hij heeft het tegen mij. Er zitten hier 7 wachtenden en hij kiest mij. Heb ik weer. Nee hoor, ik ben helemaal niet zenuwachtig, zeg ik beleefd. Om dat te bewijzen geef ik hem een vriendelijke glimlach zodat hij kan zien dat al mijn tanden keurig op een rijtje staan. Ja, want witteh, ik zeg altijd moar, ge kun bitter bij de tandarts zitteh dan bij de dokter, vervolgt de man. Hij heeft iemand gevonden om tegen te praten, dus nu is er geen houden meer aan. Hij vervolgt zijn monoloog over een bedrijfsongeval van 6 jaar geleden. Hij was betonvlechter. Iets met een machine die niet werkte, en huppakee, zo een stalen buis door zn pols. Ja, en dan stoah de wel effe te kieken, zegt hij. Nou, zeg ik. Hij balt zn vuist en draait zn pols op en neer. Maar gelukkig heh de dokter alles weer aan elkoar witteh te zetteh, zegt hij. Ja, dat kan allemaal tegenwoordig, zeg ik. Soms hedde een dokter gewon nodig, zeg hij. Hij doet zn vuist open. Ah! Nee! Nee! Die kerel mist 2 kootjes van zn wijsvinger! Ah! En het is nog ochtend! Als ik amputaties wil zien dan kijk ik wel op Yorin naar Shock Doc. Waarschijnlijk vertelt deze man, al 6 jaar lang, aan iedereen het verhaal van zijn bedrijfsongeval. En dan laat hij aan iedereen een beetje terloops zn geamputeerde vinger zien. Zo van, kijk, ik zit er helemaal niet mee. Heus niet. Ja, soms hedde een dokter gewon nodig, herhaalt de man. Nou, zeg ik. En ik kijk de andere kant op.
LUNA EN DE TORI AMOS-FAN
Er kwam een meisje met een wollen mutsje het café binnen. En het meisje kwam, samen met haar IPod naast me staan. Hé, een IPod, zei ik. “Wil je meeluisteren?, vroeg het meisje. En zo kwam het dat het meisje en ik om en om en af en toe tegelijkertijd naar de MP3-tjes op haar IPod luisterden. We zongen wat, we dronken wat, we dansten wat en we lachten wat. We vonden dezelfde liedjes leuk, tot het meisje 3 keer achter elkaar een liedje van Tori Amos opzette. Ik trek Tori niet zo. Maar ik snapte de subtiele hint meteen. En ik kon het ook niet meer voor me houden. Dus ik gooide het er gewoon uit: Zeg, val jij misschien op vrouwen? Ik bedoel, Tori Amos is natuurlijk typisch muziek voor lesbiennes. Ik zag het meisje voor mn ogen ontploffen. Van lief naar door-het-lint in nog geen seconde. Wat wil je daarmee zeggen?, schreeuwde het meisje. Wat! Wat! Wat! Nou, gewoon, zei ik voorzichtig, ik dacht, Tori Amos, eh, nou ja, die is toch lesbisch? En volgens mij is een groot deel van haar fans ook lesbisch. Dacht ik dan. Dus, eh. Ben je eigenlijk wel eens naar een concert van haar geweest?, brieste ze. Eh, nee, want ik vind haar dus niet zo goed, zei ik. Hoe kun je dan een oordeel over haar hebben?, schreeuwde ze. Jij probeert mij een reactie te ontlokken en daar hou ik niet van. Ik vroeg alleen maar of je lesbisch was hoor, zei ik. En wat bedoel je daar nou mee?, brieste ze. Ze knapte nu echt volledig uit haar panty. Eh, ik heb ook wel eens seks met vrouwen gehad hoor, probeerde ik. Ik vind jou echt niet leuk, schreeuwde het meisje door het café. Oh, ik jou wel, zei ik, we hebben net een paar uur heel gezellig gepraat en gedanst. Nee, jij bent niet leuk, besloot ze het gesprek. In de kast en op de kast verliet het meisje het café. Volgens mij vindt ze me best aardig.