web analytics

SHIRTJES MET EEN MISSIE


Het dochtertje van Jealine is ziek. Heel erg ziek. En daarom heeft Jealine een missie. Zij is van mening dat een kind dat terminaal is, of ernstig ziek, recht heeft op datgene wat hij of zij wilt hebben. En daarom maakt zij T-shirts voor kinderen, maar ook voor mannen en vrouwen. De opbrengst van deze shirtjes, en rompertjes en kussens (die ook nog eens heel erg hip en kek zijn) gaat naar een doel dat ernstig zieke kinderen steunt. Ik zeg: klik.
www.shirtjemeteenmissie.nl

2

PARTNER P. DE ROLMOPS

Allereerst: mijn partner P. is de allerbeste! Ik hou van hem, hij is de liefste, de leukste, de liefde van mijn leven, mijn maatje, mijn alles en meer! Hij is geweldig en grappig en intelligent en hij zit, al wordt hij bijna 38, nog steeds strak in het pak! Hulde voor hem en mij, hoera, maar al deze prachtige eigenschappen, al dit liefs en leuks, verdwijnt ’s nachts. ’s Nachts voel ik een diepe, hele diepe haat én nijd voor hem. Partner P. is ’s nachts namelijk van het dekbed-rolmopsen: een kunst die partner P. tot in de finesse beheerst. Hierbij ligt hij eerst op z’n rug en draait zich daarna om, met zijn rug naar mij toe, hierbij een gedeelte van het dekbed meenemend. Daarna draait hij zich weer terug op z’n rug en door die handeling zit meer dan driekwart van het dekbed om hem heen gerold, dus ook ónder hem. Ondertussen lig ik volledig naakt, voor de ogen van 3 katten, in de kou. Ja, en probeer dan nog maar eens van iemand te houden. Ik kan het niet. Ik ben dan niet in staat om te denken; ah joh, maakt het uit, dit is de liefde van mijn leven, laat ‘m lekker warm onder die deken liggen, de schat, ik neem wel genoegen met dit kleine reepje dekbed. Nee, op zo’n moment is hij niet de man van mijn dromen, nee, dan is hij de man die mij uit mijn dromen houdt. En de enige manier om te krijgen waar ik recht op heb is om mijn gedeelte van het dekbed zo snel mogelijk onder hem vandaan te rukken en P. daarna nog een mep op z’n hoofd te geven, zodat hij het niet nog een keer durft te proberen. Maar zo’n 8 jaar rukken en meppen begon toch z’n tol te eisen. Ik droomde ervan om alleen in een bed te slapen en P. hoopte ooit weer eens een nacht door te komen zonder een vage herinnering aan een fysieke mishandeling. De oplossing bleek eigenlijk heel simpel: twee 1-persoonsdekbedden. En al voel ik me ergens ontzettend oud en burgerlijk en saai; ik heb sinds jaren niet zo diep en fijn geslapen. Maar om toch een klein beetje wraak te nemen op al mijn slapeloze nachten de afgelopen jaren moet P. voortaan onder een roze dekbedhoes met bloemetjes slapen.

36

LUNA EN DE OPRAH-DVD-BOX

Partner P. vraagt mij de op 2 na meest gestelde mobiele-telefoon-vraag: “Wat ben je aan het doen?” “Ik zit helemaal in de Oprah-dvd-box”, zeg ik, “en bereid je maar voor als je straks thuis komt, want m’n gezicht is helemaal opgezwollen.” “Hoeveel dvd’s heb je zitten kijken dan?”, vroeg hij. “Ehm, ik zit al 6 uur non-stop op de bank en het is heel zielig!”, zei ik. “Oh”, zuchtte P., die mij, sinds de komst van de Oprah-dvd-box, bijna dagelijks op de bank aantreft met een waterige blik gericht op het beeldscherm. Die dvd-box blijkt een geschenk uit de hemel. Of eerder een ruil uit de hemel, want een tijdje terug kreeg ik een mailtje van Maanisch-lezeres C.: ‘Ik las je stukje over de tragische Oprah-programmering (en inhoud) en wat wil het lot: ik heb de Oprah 20th anniversary dvd box dubbel en er dus 1 over! Misschien wil je ruilen tegen wat van die geweldige door jou gemaakte goodies.’ Goddomme! Dat leek mij een geweldige ruil! En dat ik er zelf nog niet eerder op was gekomen, om die dvd aan te schaffen! Dus ik stuurde C. wat poezenspeeltjes en ansichtkaarten en zij stuurde mij de dvd-box. En ik moet toegeven: die complete box is alles wat ik ervan verwacht heb. Alles en meer! Huil ik normaal gesproken alleen bij de zwaar verminkte Oprah-gasten, of bij de moeders die hun kind verloren, nee, op de dvd’s staan zelfs interviews met celebrity’s die mij tot tranen toe hebben geroerd. Zo huilde ik toen Mohammed Ali het podium op bibberde. En ik huilde toen John Travolta zat te huilen. Maar het allerhardste heb ik gehuild om de uitzending met de titel ‘Kerstgedachte’. In die complete aflevering, zonder reclame, gaat Oprah met een team naar Afrika om daar meer dan 50.000 kinderen een kerstcadeautje te brengen. Ja, dat hakt flink in mijn emotionele toestand. Heerlijk. Ik vond het dus een topruil. En m’n moeder zei het vroeger al toen ik Troetelbeer-stickers en poëzieplaatjes ging ruilen met de meisjes uit de buurt: ‘Van ruilen komt huilen.’

11

LUNA EN HET KOTSENDE KATERTJE

Terwijl vriend F. bij me aan de koffie zit kotst Bruce een plasje slijm uit over de tafel. Ik vertel dat-ie dat de hele nacht al deed en dat het Bruce’s eigen schuld is; had-ie maar van de anjers af moeten blijven. “Hij heeft net ook al z’n hele ochtendblikkie uitgekotst.” “Die bloemen kunnen nog wel eens giftig zijn”, zegt F. relaxt. “Wat?”, zeg ik. En vriend F., altijd in staat tot het geven van een opbeurende tekst, concludeert; “Als het in z’n darmen komt is-ie er geweest. Hij heeft nog 2 uur.” “Ach, welnee”, zeg ik, maar wanneer F. en ik 4 uur later terugkomen van een bezoekje aan het Stedelijk Museum ben ik er toch niet gerust op. Ik roep alle katten, maar er komen er maar 3 aanlopen. “Blikkie! Blikkie”, roep ik. Maar Bruce komt niet. Terwijl Bruce altijd komt als er eten is. Altijd. Maar gisteren niet dus. “Blikkie! Blikkie! Blikkie!”, blijf ik door het huis roepen terwijl ik met een lepel tegen het blikje tik. “Broeeeeeesieeeee!”, probeer ik, “Broeeeeeesieeeee! Kom maar, lekker blikkie blikkie!” Hij komt nog steeds niet, dus hij is echt wel ziek. En na 10 minuten ‘blikkie blikkie’ roepen raak ik in paniek. Oh God, denk ik, hij heeft een plekje gezocht om te sterven. Katten zoeken altijd een afgelegen plekje om in hun eentje te sterven. Bruce is dood. M’n muze! M’n mannetje! Zowel vriend F., vriendin I., als ik zoeken het hele huis door. Alles wordt van z’n plek gehaald en met een zaklamp checken we achter alle banken en achter alle kasten. Ik rammel aan alle kledingkasten, ik doe alle keukenkastjes open, maar na een half uur zoeken hebben we nog steeds geen Bruce gevonden. Voordat ik het echt op een huilen ga zetten bel ik naar P. om te zeggen wat er aan de hand is. “Zit-ie écht niet in de kledingkast?”, vraagt hij. “Nee, die heb ik helemaal gecheckt en ik heb er keihard aan staan schudden”, zeg ik, maar in een laatste wanhoopspoging sta ik even later alle kleding van de planken te rukken en op de grond te gooien. Wanneer ik op de derde plank ben aangekomen zie ik een zwart oortje bewegen. “Klootzak!”, zeg ik opgelucht, “je ligt hier toch niet een beetje dood te gaan hè?” En aan z’n reactie te zien, was-ie dat nog niet van plan. “Stomme klootzak”, zeg ik nog een keer. Maar ik ben nog nooit zo blij geweest om ‘m te zien.

21

HET LEED DAT IKEA HEET

De lente hing donderdag in de lucht, want zowel mijn kunstenaarsvriendje F. als ik hadden de lente-schoonmaak in ons hoofd. Alles moest anders en beter en wat mij betreft vooral; georganiseerder! En dit alles moest ook meteen en ter plekke worden geregeld. Dus vriend F. en ik naar de IKEA, waar wij heel drukdrukdruk doorheen raasden, zodat ik een uur later weer thuis stond tussen al mijn net aangeschafte IKEA-spullen. Ik opende de verpakking van een LEKMAN-opbergbak. De bak bestond uit 5 onderdelen en volgens het dubbelgevouwen A4-tje met de gebruikshandleiding had ik geen extra gereedschap nodig. Moest te doen zijn. Ik zag het woordje ‘click’ staan bij handeling nummertje 1. En ik deed een poging om het ene gedeelte in het andere te klikken. En daarna nog een poging met iets meer kracht. “Wat nou ‘click’”, riep ik geïrriteerd tegen P. die in het hemelbed lag, maar voor z’n eigen veiligheid geen sjoege gaf. Voor wat het in elkaar zetten van IKEA-producten betreft heb ik namelijk een zeer korte concentratiespanne. “Fuck die hele IKEA met z’n ‘click’”, riep ik en ging op zoek naar een hamer. Na een paar fikse tikken zaten de 2 gedeelten tegen elkaar ge’clickt’. Nog 3 andere onderdelen zouden als vanzelf in elkaar moeten klikken, maar dat deden ze dus niet. Ze klikten helemaal niet en dat lag niet aan mij. Het lag zeker niet aan mij. Verdomme. Toen ik na 4 uur eindelijk 25 de LEKMAN-nen in elkaar had geramd en ik merkte dat die inderdaad ook keurig in mijn al aanwezige EXPEDIT-kast pasten, ja, toen had ik best nog positieve gevoelens voor de IKEA. Maar het ergste moest nog komen; het ladenkastjes-drama HELMER. Meteen toen ik de doos openmaakte wist ik dat dit niet helemaal lekker zou gaan. Veel te veel onderdelen. En toen ik het bijbehorende IKEA-boekje van 12 pagina’s zag wist ik zeker dat ik een moeilijke tijd tegemoet zou gaat. En aangezien ik ook in dit boekje meerdere malen het woordje ‘click’ zag staan, maakte een lichte paniek zich van mij meester. Ik zuchtte en ik steunde en ik baalde en het ging allemaal maar net. Zo’n 2 uur verder en 2 bloedbaren rijker, omdat mijn velletje zich 2 keer tussen de ‘click’ van de metalen onderdelen had bevonden, keek ik vol trots en triomf naar mijn HELMER. Het was een rood glimmend prachtexemplaar en alle moeite en frustratie misschien toch wel waard geweest. Maar toen ik de HELMER op z’n wieltjes richting m’n atelier reed, kwam ik erachter dat het ladekastje niet onder m’n werkblad paste. En het was natuurlijk niet redelijk om IKEA de schuld te geven van mijn eigen stommigheid. Maar ik deed het lekker toch.

23

SCOOBY DOO


Ik kan er niks aan doen, maar ik ben gek op foto’s van katten of honden in geinige pakjes. Deze foto vond ik bij www.doinja.nl.

5

ELK VOORDEEL HEB Z’N NADEEL

Het grote voordeel van wonen in het centrum van Amsterdam is eigenlijk meteen ook het grootste nadeel; alles is op een steenworp afstand. Zoals bijvoorbeeld een Albert Heijn, 3 minuten lopen, dagelijks open van 8.00 tot 22.00. Ook op zondag. De grote winkelketens, zoals HEMA, V&D, Bijenkorf en H&M zijn ook op zondag geopend, zodat je at almost any time, dan ook almost anything kan krijgen waar je behoefte aan hebt. Zou ik naar een museum willen, dan ligt de wereld aan mijn voeten; het Tropenmuseum, het Stedelijk, het Rijksmuseum; ik kan overal binnen 10 minuten zijn. En allemaal elke dag geopend. Heb ik behoefte aan theater, opera of cabaret; bijna elke avond is er welke leuke voorstelling ergens in Amsterdam. Wil ik uit eten? Er zitten een paar hele leuke en lekkere restaurantjes op slechts 4 minuten lopen. Heb ik behoefte aan een flesje wijn, dat zijn de jongens die bij mij op de hoek een hotel runnen altijd bereid die mij te verkopen voor een tientje. En dat 24 uur per dag. Mocht ik verlangen naar wat voor een soort drugs dan ook; de ‘pillenbrug’ die zich in het Wallengebied bevindt is op slechts 3 minuten wandelen en daar zou ik alles kunnen scoren waar ik zin in heb, pillen, coke, marihuana, speed, crack, de hele mikmak. Alleen denk ik dat over de kwaliteit van de merchandising van de pillenbrug-verkopers nogal valt te twisten. Want, het grote nadeel van wonen in het centrum van Amsterdam is namelijk dat gebruikers van de daar verkochte drugs het bij mij voor de deur tot zich nemen. En die zien er niet zo fris uit als ik na een avondje stappen. Iedere avond en nacht spelen er zich bij ons voor de ramen namelijk de meest vage en ranzige tafereeltjes af. Soms in stilte; het gebruik van het een-of-ander in combinatie met zilverpapiertjes en lepeltjes. Vaker voorzien van een hoop geschreeuw; junks die niet willen betalen aan hun dealers, of junks die niet met een andere junk willen delen. Of gewoon ‘zegt de ene junk tegen de andere junk’. Feit is dat wij alles woord voor woord kunnen verstaan, omdat onze ramen zich meteen naast de stoep bevinden. En dit zorgt er weer voor dat wij bijna elke nacht bellen met 0900 8844; niet spoedeisende zaken. Want tot een uurtje of 1.00 vind ik het allemaal nog best geinig. Maar na 2.00 heb ik er geen behoefte meer aan om wakker geschreeuwd te worden met de woorden: “Je moet je aan je afspraken houden godverdomme.” Prima dat je drugs gebruikt, maar doe dat gewoon even lekker binnenshuis. Of in ieder geval ergens waar niemand anders er last van heeft. Dat doe ik zelf ook.

21

LUNA EN DE HOKJES

Gisteravond ging ik met vriendin S. mee naar een cd-presentatie van een internetforum waarop vriendin S. al een aantal jaar actief is. Een feestje waar zij bijna iedereen en ik niemand kende. Gelukkig stelde zij me aan iedereen voor met de lovende aanprijzing: “Dit is Luna en Luna is heel leuk en ze is kunstenaar ze heeft een heel gaaf weblog en ze woont in een heel mooi huis en ze heeft 4 katten en een hele toffe vriend.” Ja, en daar sta je dan. En dan moet je in het introductiegesprekje dat daarna volgt maar mooi even aan al die lovende woorden gaan voldoen. “Ja, ik ben ook echt heel leuk”, zei ik dan maar met een grote glimlach. “En wat doe je nou precies?”, werd er gevraagd. “Eh, nou”, begon ik en ik probeerde voor de zoveelste keer te verzinnen wat ik nu eigenlijk moest antwoorden op die vraag. Vroeger was het makkelijker. Toen was het: “Ik studeer media- en informatiemanagement.” En dat werd meteen begrepen. En je kon meteen in een hokje. Want ook al zegt iemand niet in hokjes te denken of nooit iemand in een hokje te plaatsen; iedereen doet het. Want dat is makkelijk en maakt de wereld lekker overzichtelijk. Na mijn studie antwoordde ik op de vraag wat ik deed: “Ik ben eindredacteur bij een tijdschrift.” Duidelijke taal. Werd ook meteen begrepen. Meteen in een hokje. Vorig jaar nog kon ik antwoorden: “Ik schrijf voor een seksblad.” Dat werd niet meteen begrepen, maar ik zat wel meteen in een heel afgebakend hokje. Maar nu? Wat zeg ik nu als iemand vraagt wat ik doe? Ik hou er niet van om mezelf ‘een kunstenaar’ te noemen. Want zo wil ik mezelf niet neerzetten. En ik krijg het ook m’n strot niet uit. Momenteel kom ik dus niet verder dan: “Ik maak poesjes van stof.” En gisteren was dat antwoord voldoende. Want, als vriendin van een vriendin word je automatisch in een positief hok geplaatst. Vaker maak ik mee dat als ik uitleg wat ik doe: “Ja, poesjes, helemaal custom made, van stof en met kant en dan maak ik ook echte poezen na van een foto en dan heeft iemand dus een Look-a-Like pluche poes van z’n eigen kat”, dat er dan moeilijk wordt gekeken. En daarna altijd de vraag: “En loopt dat een beetje?” “Ja, dat loopt heel goed. Ik heb een eigen bedrijf”, zeg ik dan. “Ooh, leuk”, hoor ik dan. Maar ik hoor ook dat mijn gesprekspartner me waarschijnlijk al in het huppelkuttenhokje heeft geplaatst bij de woorden ‘ik maak poesjes van stof’. En ik vind het vaak niet eens nodig om mezelf daaruit te praten.

24

EN LUNA HOUDT OOK NIET VAN ROMANTIEK

“Liefje?”, begon P. een paar dagen geleden, “doen we dit jaar aan Valentijnsdag?” “Eh, wat denk je zelf?”, vroeg ik terug. “Eh, nee”, zei P., “maar ik dacht; ik check het even voor het geval je ineens van gedachten was veranderd sinds de afgelopen 8 jaar.” “Nee, liefje”, zei ik, “Valentijnsdag hoeft niet voor mij, maar als je de komende dagen niet lief voor me bent, dan gooi ik 14 februari voor je voeten dat je een klootzak bent en dat je als klapper op de vuurpijl ook nog eens niks aan Valentijnsdag hebt gedaan.” Na 8 jaar samen, wist hij dat dit een grapje was. Want hij weet dat ik geen fuck geef om romantiek. Ik geef niks om kaarslicht. Om openhaard-gesprekken. Om momenten die van te voren gecreëerd worden om romantische een herinnering te bouwen. Ik hoef daarom niet perse op vakantie. Ik hoef niet duur uit eten. Ik hoef geen dure sieraden. Ik hoef geen bonbons. Hij hoeft niet elke week een bos bloemen te kopen voor mij, want dat doe ik zelf wel. Van zijn geld. Hij hoeft me niet elke dag te vertellen dat ik er goed of lekker uit zie, want dat doe ik niet elke dag, maar ik weet wél dat hij over 50 jaar nog steeds naast mij wil staan. En ik naast hem. Ik wil gewoon dat hij elke doordeweekse dag weer zo snel mogelijk thuis komt na z’n werk. Maar ik ben ook blij dat hij de volgende dag weer gaat werken en dat ik weer alleen in huis kan zijn. Mijn Valentijnscadeau 2007 bestond uit een Champions-League-voetbalavond op de tv, met eerst AZ tegen Fenerbahce, en daarna Ajax tegen Werder Bremen. En ik had me voorgenomen, en P. beloofd, om hem dat lekker te laten kijken, zonder dat ik ondertussen zou lopen zeiken dat ik iets anders wilde zien. En ik deed het best leuk eigenlijk. Maar echt enthousiasme opbrengen, dat zit er nooit in bij mij tijdens de voetbal. Een mooie pass, een mooie goal, een foute beslissing van de scheids; het zal wel. Tot na een half uur voetbal P. aan me vroeg of ik misschien nog een voetbalclub uit Istanbul kende, naast Fenerbahce dan. “Galatasaray”, zei ik. En P. keek me aan met grote ogen. Gaf me een high five. En realiseerde zich in die ene seconde dat 8 jaar schijnbaar oeverloos lullen over voetbal tegen je vriendin toch z’n vruchten blijkt af te werpen. En dat? Dat was nou een romantisch moment.

20