EN NOU?
Nu de rust enigszins is teruggekeerd, mamma is op dit moment niet meer in direct levensgevaar, al is het hebben van kanker natuurlijk wel iets wat je leven in gevaar brengt, komt de volgende, grote vraag naar boven: En nou?
Die vraag spookt niet alleen door mijn hoofd, maar ook door die van m’n moeder en door die van m’n vader.
En iedereen gaat er op zijn of haar manier mee om.
Mijn vader is vooral van de praktische kant. Hoeveel zou mamma nu wegen, dat wil hij nou wel eens weten. En ze is nu vast wel 18 kilo afgevallen sinds vorig jaar, dus ze moet goed eten en drinken en wat zullen we nou eens voor haar halen? En waarom heeft ze nou maar 1 hapje op, ze moet meer eten, meer, meer, want dan sterkt ze aan en dan kan ze binnenkort weer lopen. En ze moet goed oefenen en er moet een plan zijn, waarom is er geen plan, verdomme, dat hadden ze nou toch allang geregeld moeten hebben, en ze zouden zo’n bedfiets voor haar regelen, maar dat heeft ze maar 1 keer gedaan en dat kan toch niet genoeg zijn? En mamma wilde gisteren nog televisie kijken en een boekje lezen, maar daar heeft ze nu ook geen zin meer in en ze zegt haast niks meer en nou?
Ik probeer momenteel vooral mijn vader op de rit te houden. Mijn vader is van de generatie kan-nog-geen-ei-zelf-bakken, dus hij eet al een maand hier mee. Hij had ook nog nooit zelf geld gepind. Ook nog nooit zelf een sms-je verstuurd. Nog nooit z’n beltegoed opgewaardeerd. Mijn vader is, kortom, enorm verwend door m’n moeder. Hij heeft de laatste weken een woordenboek thuis op tafel liggen omdat hij af en toe woorden hoort die hij niet begrijpt. Ook ik probeer alle gesprekken voor hem wat te verduidelijken, te herhalen, zodat hij zichzelf geen dingen gaat verbeelden. Zodat hij niet gaat malen. Mijn vader zit tegen overspannenheid aan, of misschien zit hij er al lang in, ik weet niet hoe je dat soort dingen meet.
Mijn moeder ligt in haar ziekenhuisbedje te zwijgen.
“Je moet niet zoveel prakkiseren hoor, vrouwtje”, zegt m’n vader.
“Ja, maar je kan je gedachten niet uitzetten”, zegt m’n moeder.
Ik heb een doodzieke moeder.
En een vader die de weg kwijt is.
En nou?
Gisteren stuurde mijn vader mij z’n eerste sms: ‘hallo ik hou van jou’
LUNA EN HET CAVIA-EFFECT
De afgelopen weken heb ik regelmatig kunnen genieten van het cavia-effect.
Het cavia-effect ontstaat vaak al op jonge leeftijd.
“Ik doe m’n spreekbeurt over cavia’s.”
“Ik heb ook een cavia!!!!”
“Ja, mijn moeder ligt op de Intensive Care en heeft een buikinfectie en kan elk moment doodgaan.”
“Oh, heeft de tante van de zus van m’n moeder ook gehad, die lag op de Intensive Care, ja, met iets heel anders hoor, maar die lag er ook met iets met haar darmen, maar die was binnen 2 dagen dood.”
“Nou, m’n moeder heeft kanker.”
“De broer van de zus van m’n buurvrouw, die had ook zo’n soort kanker en die is een paar jaar behandeld, maar die hebben we vorige week begraven.”
“M’n vader krijgt ook nog eens z’n ontslag.”
“De man van de zus van m’n achterneef, die was 62 toen hij ontslag kreeg, maar is gewoon weer aan het werk nu.”
“Hoe is het met je moeder?”, vraagt E. op de schietclub.
En ik vertel haar het verhaal.
Al heeft ze alles eigenlijk al gelezen.
Want ze leest me elke dag.
Even later fluistert de verkering in m’n oor: “Wist jij dat de moeder van E. ook een terminale vorm van kanker heeft en dat ze pas heeft besloten om niet meer met de behandeling door te gaan?”
Wist ik niet.
Wist ik niet!
Hoe een sterke vrouw ben je dan?
Dat je je eigen verdriet aan de kant zet?
Dat je niet meteen gaat roepen: “Mijn moeder heeft ook kanker.”
Dat je een andere vrouw haar verhaal laat doen.
En zwijgt.
Wegloopt.
Wacht.
Dat je mijn verdriet bij mij laat.
Hoe sterk is dat!
Dus, lieve E., dit stukje is voor jou.
Omdat jij net zo’n sterke vrouw bent als ik.
Net zo sterk als mijn moeder.
Net zo sterk als jouw moeder.
Omdat moeders sterk zijn.
En dochters ook.
LUNA MOET AAN HET WERK
Bijkomend nadeel van deze toch al ietwat nadelige toestand is dat ik eigen baas ben. Ik kan geen zorgverlof opnemen, ik kan me niet ziekmelden, ik kan geen vakantie-uren opnemen, ik kan kortom niet echt rekenen op enig begrip van mijn werkgever, aangezien ik zelf m’n eigen werkgever ben. Als ik niet werk, dan kan ik ook geen factuur sturen en als ik geen factuur kan sturen, dan blijft mijn bankrekening best wel blanco. Gelukkig is de moeder van oppasmeisje M. tevens een goede vriendin en goede buurvrouw en heeft ze mij, ons, ook door deze periode geholpen door als klankbord te fungeren en door samen met haar man een keer m’n hele huis te hebben gesopt. En gelukkig wil ik momenteel niets liever dan fröbelen en omrommelen met oppasmeisje M., dus dat werk is weer op de rit. Ook hoofdredacteur P. van de FOXY had alle begrip voor de situatie, dus dat ik de deadline niet helemaal gehaald heb was geen enkel probleem, want Jesus Christus, het allerlaatste waar je dus op zit te wachten als je moeder op de Intensive Care ligt en je hele leven zo’n beetje overhoop wordt gegooid is het testen van dildo’s, het surfen over het internet naar leuke, geile nieuwtjes, of een item schrijven met als titel ‘De 150 dingen die je niet moet zeggen tijdens de seks’. Dingen die J. niet tegen mij moet zeggen tijdens de seks: “Hoe zou het met je moeder zijn?” Sowieso nooit over je moeder beginnen tijdens de seks, trouwens. Maar, alle items zijn geschreven. Factuur gestuurd. Hulde en een medaille voor mij. Blijft over; m’n poezenbedrijf waar ik al een maand niet naar om heb gekeken, markten waar ik had moeten staan met al m’n Ploesie-merchandising en een mailbox die ik nu toch echt even moet gaan checken en beantwoorden. Want deze enigszins vreemde wereld van 2 of 3 ziekenhuisbezoekjes per dag is de realiteit en het is allemaal niet anders. Het is zoals het is. Het komt zoals het komt. En wat moet dat moet. En ik moet aan het werk. Ik moet geld verdienen. Ik moet weer een nieuwe structuur en regelmaat zien te vinden rondom de zorg voor m’n moeder en de zorg voor m’n vader. Want ik kon ooit nog wel eens makkelijk praten over dat je helemaal niks moet, maar dat het vooral met willen te maken heeft. Maar ik zit nu in een situatie waarin ik dolgraag wil werken, niets liever dan dat, maar het lukt allemaal niet zo goed. Maar het moet. Life goes on.
LIEVE, LIEVE VRIENDEN,
Gisterochtend kreeg mijn moeder maar liefst 42 kaarten, brieven, tekeningen en 1 flessenpost bezorgd op haar ziekenhuiskamertje.
“Ze hadden hier nog nooit zoiets meegemaakt”, vertelt ze.
“Wat gaaf!”, zeg ik.
“Er moest een broeder aan te pas komen om me te helpen met alles openmaken en het voor te lezen.”
Mamma heeft de kracht om 3 enveloppen open te maken, maar 42 was een beetje teveel van het goede.
Even later huil ik aan 1 stuk door terwijl ik alle kaarten met beterschapwensen, gedichtjes, verhaaltjes, complimentjes, grapjes, kusjes en foto’s doorlees en ophang.
Ook m’n vader houdt het niet droog.
Maar m’n moeder zit trots als een pauw rechtop in haar ziekenhuisbed. Die heeft haar tranen die ochtend al gelaten.
Zoveel liefs.
Zoveel goeds.
Van mensen die ik nog ken van vroeger.
Anonieme kaarten.
Van mensen die ik alleen ken van naam.
Van mensen waar ik nog nooit van heb gehoord.
Zo mooi.
Zo waanzinnig mooi.
“Als een mens hier niet beter van wordt, dan weet ik het ook niet meer”, zegt mamma.
Namens mijn moeder, mijn vader, J. en mij: HEEL ERG BEDANKT! Jullie hebben ervoor gezorgd dat good things happen to good people.
Ziekenhuis Rivierenland Tiel
t.a.v. Amazing RecoveRiet van den Heuvel
Kamer M311
Postbus 6024
4000 HA Tiel
Update: Vandaag, woensdag 20 juni, had m’n moeder WEER 34 kaarten!!!!!!
WHAT GOES IN, MUST GO OUT
Mamma ligt dus op zaal, zoals dat heet. Maar gelukkig heeft ze een kamertje voor zichzelf, want m’n moeder is niet zo’n mensen-mens. En mamma is dus weer mamma, al is ze vreselijk, verschrikkelijk moe, moe, moe en nog eens moe, logisch, want ze is ernstig ziek, heeft net 4 operaties achter de rug en de toekomst is onzeker. Wederom een understatement. Maar ze moet revalideren, dat moet. Ze moet elke dag uit bed, want zoals een verpleegkundige op de Intensive Care al opmerkte: “In bed gaan mensen dood.” Dus ze moet op de rand van het bed zitten, ze moet in een stoel zitten, al is het maar een paar minuten en van die kleine lichamelijke inspanningen wordt ze dus nog meer moe.
Maar ze is ergens weer zichzelf, met al haar lekkere eigenwijze, cynische, sarcastische dingetjes.
Moet je mee om kunnen gaan.
Kan ik.
Moet je van houden.
Ik hou ervan.
Maar er zijn grenzen.
“Mam”, vraag ik, “hebben ze hier geen lijstje van alles wat er in je gaat en wat er uit je gaat?”
“Waarom?”, vraagt ze.
“Nou, jij eet nu een bakje vers fruit wat ik voor je heb meegebracht, maar dat betekent waarschijnlijk wel dat je straks geen zin meer hebt in een toetje? En je hangt nog aan een infuus en je hebt een katheter en een stoma en nou ja, ze moeten toch weten wat er in je lijf gebeurd?”
“Ah, joh, blaas ‘m op, ik eet genoeg.”
Ik had een bakje verse druiven, aardbeien en framboosjes meegenomen.
Een bakje met wat stukjes stokbrood met filet americain.
Een bakje stokbrood met pastrami.
Een bakje met roggebrood met smeerkaas.
Een bakje met cherrytomaatjes met peper en zout.
Een bakje met radijsjes met selderijzout.
Een bakje met een paar stukjes gatenkaas.
Bijna allemaal op.
Maar het bord spaghetti bolognese wat het ziekenhuis die avond voor m’n moeder had gemaakt, dat gunde ze nog geen blik waardig. En dat bakje vanillevla wat bedoeld was als toetje, dat mag de naam ‘vanillevla’ niet eens dragen.
“Heb je wel doorgegeven dat je vanmiddag al eten van mij op had?”, vroeg ik.
“Waarom?”, zegt ze.
“Ja, hallo!”
“Hallo!”
Dus ik naar een verpleegkundige om de situatie uit te leggen en ja, zij vonden ook al dat m’n moeder weinig at inderdaad en ze hadden al bedacht dat ze misschien weer aan de sonde zou moeten als ze niet zou gaan eten, maar ze zouden meteen zo’n lijst op gaan hangen, dat hadden ze ook al bedacht.
“Lekker wijf ben jij”, zeg ik even later tegen m’n moeder, “je moet wel een beetje communiceren met de zusters hoor, anders moet je weer aan de sonde en daar heb je net 2 weken aan gelegen.”
“Ze doen maar wat ze niet laten kunnen, ik heb ergere dingen meegemaakt”, zegt ze en neemt nog een hap van de zelf meegebrachte hopjesvla.
Met zo’n eigenwijs wijf moet je om kunnen gaan.
Kan ik.
JE HEBT MENSEN EN JE HEBT POTLODEN
Mijn vader zit sinds 2 weken in de Ziektewet, omdat hij er naar eigen zeggen ‘met de kop helemaal niet bij is’. Niet gek als je vrouw al 2 weken op de Intensive Care ligt en hij al meerdere keren heeft gedacht dat ze de volgende ochtend niet zou halen. Ook niet zo gek als je bedenkt dat m’n vader erg zwaar werk doet; hij laadt en lost dozen en pakketten van soms wel meer dan 30 kilo.
“Jullie kunnen nu wel zeggen dat ik m’n baan kwijt raak”, had pappa woensdag 13 juni gezegd tegen 1 van z’n bazen, “maar het gaat bij mij allemaal het ene oor in en het andere oor uit, ik kan niks meer onthouden de laatste tijd. Ik ga het eerst overleggen met m’n dochter en m’n schoonzoon.”
Die middag bel ik met z’n baas.
“Hé, hadden jullie nou niet even een ander moment kunnen kiezen?”, vraag ik.
“Het is nooit een goed moment”, zegt z’n baas.
“Ja, maar m’n moeder ligt op de Intensive Care, jullie weten van de situatie, dit is wel écht een heel ongelukkig moment.”
“Ja, maar wij zijn wel menselijke mensen.”
Ze hebben pappa z’n ontslag per 13 juli aangeboden en dan krijgt hij fijn 2 maanden salaris mee, zodat hij nog fijn een paar maanden dicht bij z’n vrouw kan zijn. Althans, dat is wat pappa van het gesprek heeft meegekregen. “Ja, ik weet het ook allemaal niet meer precies”, zei hij woensdag, “ik ben met m’n gedachten alleen maar bij je moeder.”
15 juni krijgt pappa een brief van de Arbo-dienst. Of hij 18 juni op gesprek kan komen in verband met z’n ziekteverzuim. In Arnhem.
“Hoe moet ik dat doen?”, vraagt m’n vader in paniek, “je moeder ligt op de Intensive Care en ik kom nooit op de snelweg en vroeger kwamen ze van de Arbo toch gewoon bij je thuis om te controleren?”
Terwijl ik die vrijdag 15 juni met pappa bij de huisarts ben en hij slaapmedicatie krijgt voorgeschreven omdat hij de hele nacht wakker ligt en loopt te prakkiseren en nog een ander ‘pammetje’ meekrijgt zodat hij ook overdag een beetje rustig kan blijven, belt J. met de Arbo-dienst of de afspraak een paar dagen verzet kan worden. Naar een dag waarop J. mijn vader met de auto kan brengen. Naar een dag waarop mijn moeder van de Intensive Care af is.
“Daarvoor hebben we toestemming van de werkgever nodig”, vertelt de Arbo-dienst.
Dus J. belt weer naar de baas van pappa.
En die geeft geen toestemming.
Die geeft geen toestemming.
Geen toestemming.
“Want het heeft allemaal al lang genoeg geduurd.”
Nee, maar we zijn wel menselijke mensen.
LIEVE VRIENDEN,
Sommige van jullie lezen hier al meer dan 11 jaar met mij mee. Sommige korter. Maar jullie hebben allemaal met mij meegeleefd. Met alles. Met me gelachen. Met me gehuild. Sommigen hebben zich verbaasd over mijn keuzes de afgelopen jaren. Over wat ik meemaakte. Over wat ik meemaak. Over wat ik doe. Wat ik zeg. En al is alles waar wat ik schrijf, natuurlijk overdrijf ik ook regelmatig, ‘dichterlijke vrijheid’ heet dat dan. Een flesje wijn noem ik al snel 2 flesjes wijn. Vijf minuten in de rij bij de kassa wachten wordt al snel een half uur. Maar van de afgelopen 3 weken is niets overdreven. Niets. “Wat een beproeving is dit hè, mamma?”, heb ik elke dag tegen haar gezegd.
De afgelopen 3 weken heb ik zoveel lieve mailtjes, zoveel lieve reacties, zoveel lieve kaarten, bossen bloemen, zoveel liefs ontvangen. Daarvoor ben ik jullie heel erg dankbaar. Ik ga m’n best doen om iedereen persoonlijk te bedanken, maar het is zoveel! WOW!
Mijn moeder is er nog lange niet. Nog lange niet. En ze gaat nog niet naar huis, nog lange niet, nog lange niet. Want m’n moeder is dus niet thuis, maar in het ziekenhuis.
Maar…
Mamma Luna is van de Intensive Care af.
Mamma Luna ligt in een normaal ziekenhuisbed.
Ook dat is meer dan WOW.
Mijn moeder is geen vrouw die vraagt om dingen. Want mijn moeder kon altijd alles zelf. Dat heb ik van haar. Als mijn moeder, of eigenlijk wie dan ook, mij iets wilde leren, dan reageerde ik altijd met een: “Zelf doen.”
De strijd die zij nu levert en nog moet leveren, moet ze zelf doen.
Haar grootste strijd nu is accepteren dat er dingen zijn die ze niet zelf kan.
Nog niet.
Omdat mijn moeder het niet zelf kan en eigenlijk ook nooit zelf zou doen, vraag ik aan jullie om haar een kaartje te sturen. Zodat mamma Luna straks als een Koningin in haar ziekenhuisbed kan liggen alsof ze de grootste celebrity van Tiel is! Fuck die hele Frans Duijts! Of Jomanda! De bekendste en beste Tielenaar is nog altijd mijn mamma Luna!
Mamma Luna weet dus nog NIET dat m’n vader binnenkort z’n baan kwijtraakt, dus een ‘beterschap’ en ‘sterkte’ en ‘kusjes’ en ‘liefs’ of een stichtelijk gedichtje of gewoon ‘de groetjes’ is GEWELDIG! Iets met poesjes en vogeltjes ook.
Wil je mijn moeder alsjeblieft een kaartje sturen?
Ziekenhuis Rivierenland Tiel
t.a.v. Amazing RecoveRiet van den Heuvel
Kamer M311
Postbus 6024
4000 HA Tiel
HET EINDE VAN DE TUNNEL IS NOG NIET IN ZICHT
Toen pappa en ik gisterochtend bij mamma aankwamen lag ze er totaal versuft bij.
“Wat is er gebeurd?”, vraag ik aan de verpleegkundige.
“De arts komt zo even langs om het uit te leggen”, zegt ze.
Even later horen we dat er een luchtbelletje in het bloed van mamma terecht is gekomen toen haar infuus verplaatst werd van haar nek naar haar pols. En dat mamma ook iets met haar hart heeft, linkerkamer, rechterkamer, iets wat 20% van de bevolking heeft, niets ernstigs, maar wel iets waardoor het niet helemaal goed ging met dat luchtbelletje.
Mamma’s hart heeft een halve minuut stilgestaan.
De kans dat dat gebeurt is klein. Heel erg klein.
“Ja, je leest erover in de boeken, dat dat kan gebeuren”, vertelt de arts, “maar het is in mijn carrière nog nooit voorgekomen.”
De arts ziet er niet uit dat hij net begonnen is aan die carrière.
“Jesus, mamma, dat nou net jou dat moet overkomen”, zeg ik.
Ze zucht.
“Heb je die tunnel met licht nou al gezien?”, vraag ik.
Dat nog niet.
Mamma’s hart is op de een of andere manier uit zichzelf weer gaan kloppen, want er zit een niet-reanimeren-sticker op haar dossier.
“Sta je daar nog achter”, vraag ik, “wil je nog steeds niet gereanimeerd worden als er iets ergs gebeurd?”
Ja.
Die avond vraagt een andere verpleegkundige aan mamma of ze nog weet wat er die ochtend gebeurd is.
“Bijna dood”, zegt ze.
Daarna voer ik haar een bakje citroenvla.
LUNA HOUDT HET HOOFD KOEL
“Laten we dit maar niet aan mamma vertellen hè?”, spraken we gisteren af.
Als zij hoort dat m’n vader z’n baan kwijtraakt, dan lijkt dat nieuws me goed voor een hartaanvalletje. Of 2. Of een te hoge bloeddruk voor de rest van haar leven. Of ze springt met haar laatste levenskracht van het Intensive Care-bed om een telefoontje te plegen en de longen uit haar lijf te vloeken en schelden. Kan ze er nu net niet bij hebben. En ze zit ook niet op een toekomst te wachten waarin m’n vader de hele dag om haar heen hangt, want als ze ergens van houdt, dan is het wel alleen zijn en haar eigen dingetjes doen; lezen, borduren en prachtige miniatuur-kunstwerkjes maken. Om 24 uur per dag met m’n vader opgescheept te zijn is niet haar idee van een feestje.
Dat laatste was een grapje.
Mijn ouders hebben mij geleerd; eerlijk duurt het langst. En afgezien van het feit dat m’n vader op dit moment z’n baan kwijtraakt, wat op zichzelf natuurlijk al te bizar en te onwerkelijk voor woorden is, moet mijn vader liegen, of in ieder geval z’n mond dichthouden tegen m’n moeder. Iets wat in hun 38-jarig huwelijk nog nooit, maar dan ook nooit is voorgekomen! En dat, dat vind ik het ergste van deze hele situatie.
“Er moet hier boven wel iemand heel boos zijn op ons”, zei m’n vader gisteren.
“Nee hoor pappa, zo moet je het niet zien”, zei ik.
“Hoe dan?”
“Ik zal nog maar 1 van mamma’s wijsheden uit m’n mouw schudden: ‘ Je wordt altijd overreden door een strontkar, nooit door de gouden koets.'”
“Ja, maar waarom?”
“Geen idee, maar we komen hier samen doorheen.”
Ik wil mijn gedachten niet vervuilen. Ik wil niet boos zijn. Ik wil niet denken: waarom ik? Waarom wij? Waarom mijn vader, die Godverdomme de goedheid zelve is! Die zo puur en oprecht is, zo lief en zo vriendelijk! Die zich z’n hele leven de tyfus heeft gewerkt, amper ziek geweest en met een arbeidsethos waar iedereen een puntje aan kan zuigen! Die nog maar 5 jaar moest werken en dan kon hij samen met mamma van z’n pensioen gaan genieten. Waarom mijn moeder, die zo gezond heeft geleefd, die nog zo actief was, die altijd voor anderen klaarstond, die zo rechtvaardig is, zo behulpzaam, zo mooi, zo creatief? En waarom ik? Waarom ik! Ik vond mezelf toch ook best wel heel lief en goed bezig en ik heb de afgelopen jaren eigenlijk al genoeg op m’n bordje gehad, dacht ik zo. En ik ben echt geen moeder Theresa, maar ik kom er verdomme best wel dicht bij in de buurt!
Maar ik wil mijn gedachten niet vervuilen.
Denk niet; waarom ik?
Denk; juist ik!
ER KAN NOG MEER BIJ
Vandaag, 13 juni 2012 is mijn moeder 70 jaar geworden.
De verpleegkundigen van de Intensive Care hadden haar kamer versierd met vlaggen en ballonnen en dat was lief. M’n moedertje werd in een stoel gezet, want ja, ze moet toch een uurtje per dag rechtop zitten, want ja, gerevalideerd moet er worden, of ze het nou wil of niet. En dat weet ze. En dat snapt ze. Maar ze zat te huilen in haar stoeltje, iets wat totaal niet bij mij moeder past, maar ze is zo ongelooflijk moe. Zo moe. Zo vreselijk moe. En het enige dat ze nog kon zeggen was; “In bed.”
Vandaag, 13 juni 2012 zijn mijn ouders ook precies 38 jaar getrouwd.
Ik zag m’n vader deze middag, op zijn trouwdag, het kwijl van m’n moeders kin afvegen, omdat ze zelfs te moe is om haar onderlip omhoog te houden. Huil-momentje.
Vanmorgen kwam de baas van mijn vader bij hem langs. Thuis.
“Dat is aardig, dacht ik nog”, zei m’n vader, “die komen even vragen hoe het met mij en met je moeder gaat.”
Vanmorgen kreeg mijn vader te horen dat hij z’n baan kwijtraakt.
Gefeliciteerd.