HET IS DE MANIER WAAROP DE DINGEN GAAN
Op een gegeven moment ontstaat er een nieuw levensritme.
Een mens past zicht snel aan.
De eerste weken ging ik 3 keer per dag naar mamma. Elke ochtend, elke middag, elke avond.
Nu maakt pappa elke ochtend 2 bolletjes en gaat dan samen met mamma ontbijten in het ziekenhuis.
Ondertussen probeer ik te werken.
Dan komt hij bij mij koffie drinken.
Na die koffie probeer ik weer te werken.
Daarna gaat pappa ’s middags weer langs mamma.
Vraagt wat ze wil eten.
Hij belt mij.
Ondertussen probeer ik te werken.
Ik ga naar de supermarkt en haal datgene wat mamma wil eten.
Pappa zit bij mij aan de keukentafel terwijl ik maak waar mamma trek in heeft.
Pappa drinkt een biertje.
Ik een wijntje.
Ik wil dat het eten dat ik maak allemaal vers en goed is.
Ik weet dat het niet hoeft, maar van mij hoeft het dus wel.
Ik doe mamma’s eten in een plastic bakje en meestal doe ik er een geinig dingetje bij, zoals het plastic kippetje van de mini’s van de Albert Heijn. Of ik doe er een strikje om. Of ik geef een kaasplankje mee. Of een Mona-toetje. Of iets anders lekkers. Omdat ik wil dat mamma voelt dat er ook dingen nog wél normaal gaan. Dat er nog wél normaal eten bestaat. Lekkere dingen. En omdat ik deze manier van koken voor m’n moeder dus helemaal niet de bedoeling vind. En omdat ik de schijtus heb van deze hele kut-situatie en die kut-diëtistes en nou ja, het is allemaal gewoon kut.
Normaal gesproken belden mamma en ik elkaar elke dag; “Wat eet jij?”
Nu eten we dus al weken hetzelfde.
Pappa brengt het naar het ziekenhuis.
En ondertussen kook ik voor hem, voor J., voor mezelf, soms ook voor dochter S., soms voor oppasmeisje M., soms voor het overbuurmeisje, soms voor anderen.
We eten.
Ik eet.
En dan ga ik met pappa weer richting mamma in het ziekenhuis.
De herinnering aan wie mijn moeder was, verandert.
Of kan een herinnering eigenlijk veranderen?
Mijn moeder is veranderd.
Mijn moeder is nu een vrouw in het ziekenhuis.
Mijn moeder is een vrouw met 6 weken ziekenhuis-bagage.
Een mens past zich snel aan.
Ik ben haar dochter met 6 weken ziekenhuis-bagage.
Ik pas me aan.
Ik word anders.
Ik ben anders.
Ik ben veranderd.
Vanavond eten we spinazie.
LUNA EN EEN KLEINE NERVOUS BREAKDOWN
Ja, het was natuurlijk te verwachten, want zo rustig blijven en tegen niemand schelden en helemaal leven in het nu en in- en uitademen, ja, dat gaat een mens onder deze omstandigheden dus verschrikkelijk vervelen. Fuck, fuck, fuck, fuck, deze hele klote-toestand. Fuck dat kut-ziekenhuis, fuck die verpleegkundigen die m’n moeder de hele nacht met een lekkende stoma hebben laten liggen, fuck die verpleegkundigen die m’n moeder de hele dag in een operatiehemd laten liggen waardoor er dus allemaal drukknoopjes op haar ruggenwervel hebben gedrukt, fuck, fuck, fuck! En de tyfus voor die diëtisten, want ja, het zijn er meerderen, die niet met elkaar communiceren, maar ook niet op de voedingslijsten kijken, maar wel vinden dat m’n moeder te weinig eiwit binnen krijgt! Fuck momenteel maar even die hele gezondheidszorg! En ook de tyfus voor iedereen die zegt dat ik wel goed voor mezelf moet blijven zorgen, want dat weet ik heus zelf wel, maar hoe dan! Hoe dan!? Hoe kan ik nog voor mezelf zorgen, blijven werken, m’n relatie nog een beetje leuk houden, creatief bezig zijn, aan geile neukseks doen en zorgen dat m’n haar goed blijft zitten als m’n hele kutleven gedomineerd wordt door de bezoektijden van het ziekenhuis? Hoe dan?! Hoe kan ik even quality time voor mezelf vrij maken als ik 2 keer per dag moet koken? En ja, ik hoef niet 2 keer per dag te koken, we kunnen ook gewoon elke dag friet met frikadellen eten, who gives a shit, maar ik wil graag datgene voor m’n moeder koken wat ze lekker vindt, omdat dat verdomme op dit kutmoment het enige is wat ik nog voor haar kan doen! Als zij zin heeft in postelein, dan krijgt ze postelein! M’n moeder heeft kanker, misschien is ze volgende maand wel dood! Godverdomme! En hoe krijg ik m’n werk gedaan als ik een paar keer per dag gebeld word door het ziekenhuis, familie en m’n vader? En hoe houd ik mezelf sane als m’n vader een paar keer per dag over de vloer komt om mee te eten of om even een kopje koffie te doen, omdat hij ook met z’n ziel onder z’n arm loopt? Hoe kan ik aan mezelf denken als ik de hele dag aan anderen moet denken? En ja, als ik niet goed voor mezelf zorg, dan kan ik ook niet voor anderen zorgen, ik heb het zo vaak gelezen in van die klotekuttyfus-vrouwenbladen, nou, I’m watching myself doing it for weeks now!
THANK YOU <3
De afgelopen week, weken, heb ik een aantal HEEL GULLE donaties gekregen! Ik heb iedere keer dat ik een mailtje van Paypal kreeg of m’n bankrekening checkte zitten janken, maar ach, ik jank sowieso wat af! Ik heb een gedeelte van dit geld geïnvesteerd in materialen voor een kunstproject voor mijn moeder! Ik ben 13 XXXL rozenkranzen aan het maken in 13 kleuren en 13 thema’s (waarover later meer). Van de donaties heb ik hele kekke shit gekocht die ik normaal gesproken niet zou kunnen betalen (amuletten-dingetjes, glazen buisjes om dingejtes in te doen, bedeltjes, kortom dingetjes en spulletjes). Ik ben hier HEEL, HEEL BLIJ MEE! Ik hou zowel mijn donateurs (haha, ja, net de Postcode-loterij) als de lezers van deze site op de hoogte van dit project… En ook mijn eigenste moeder natuurlijk! Zij maakt weinig mee in haar ziekenhuisbedje en ik laat haar elke dag zien wat ik gemaakt heb. Voor haar. Omdat er ook stukken van sieraden van haar van vroeger in verwerkt zijn. En dingetjes van haar moeder. Oude oorbelletjes van mij. Het is 1 grote kitsche toestand met verwijzingen naar alles wat mijn moeder mij geleerd heeft. En; het lijkt mij de hoogste tijd om een keer te gaan exposeren en ik zou heel graag willen dat mijn moeder dat nog meemaakt!! Lieve, lieve donateurs; ik stuur jullie mijn virtuele dankbaarheid! WOW!
2 STEPS FORWARD, 1 STEP BACK
“Ik wil u even onze excuses aanbieden voor de gebrekkige communicatie omtrent uw moeder”, zegt een verpleegkundige me door de telefoon.
“Kan gebeuren”, zeg ik, “het is alleen vervelend, maar we hebben ons er allemaal al bij neergelegd.”
“Heeft u nog vragen, zijn er nog dingen onduidelijk?”
“Nee hoor, we weten precies wat er aan de hand is, er worden alleen afspraken gemaakt met transfer-verpleegkundigen, verpleeghuizen en oncologen terwijl m’n moeder nog steeds herstellende is van haar buikinfectie en er weer een nieuwe infectie is bijgekomen.”
“U wil de afspraak met de oncoloog verzetten?”
“Die had ik gisteren toch al uitgesteld?”
“Oh, dat kan ik hier niet terugvinden, die staat gewoon gepland voor vandaag.”
“Nou, streep die maar weg. Ik ga m’n moeder nu geen gesprek aandoen met een oncoloog over een eventueel vervolg kanker-traject over een paar maanden terwijl ze vandaag net een drain in een nieuw abses heeft gekregen, er een blaasontsteking bij heeft, een paar gekneusde ribbetjes en eigenlijk dus totaal nog niet uitbehandeld is bij jullie. M’n moeder heeft nu vooral even positiviteit nodig, anders blijft ze nog een paar weken op jullie afdeling liggen.”
“Ja, daar kan ik wel inkomen.”
We zijn dus eigenlijk weer een beetje terug bij af.
Al kunnen we nu iets beter met sommige omstandigheden omgaan.
“Heb je vandaag alleen maar een glaasje melk gehad, mamma?”, vraag ik terwijl ik een blik op haar voedingslijst werp.
“Ah, welnee, ze vergeten alles hier op te schrijven, ik heb ’s middags nog een gehaktbal gehad met mayonaise en 3 pakjes chocomel en een kop soep.”
“En net die lasagna van mij en een bak salade.”
“Ik zit zo vol als een potje met pieren.”
Even later teken ik een hele grote smiley op haar voedingslijst van die dag en zet erbij; ‘Riet van den Heuvel heeft heel goed gegeten en gedronken.’
“En als die diëtiste komt, dan schop ik haar eruit”, zegt m’n moeder.
LUNA VERTELT EVEN HOE HET ZOU MOETEN
De telefoon gaat en het is een 0344-nummer.
“Met Luna”, zeg ik.
“Eh”, hoor ik.
“Met Van den Heuvel.”
“Ja, goedemorgen u spreekt met R. van afdeling M3, Ziekenhuis Rivierland”, zegt R. met een bloedserieuze stem.
“Spreek ik met de dochter van Riet van den Heuvel?”
Ik hou meteen m’n hart vast. Alle telefoontjes van 0344-nummers neem ik al 5 weken op met een soort van angst-en-beven en zowel m’n vaste telefoon als m’n iPhone liggen ’s nachts in bed, want je weet maar nooit wat er kan gebeuren. “Uw moeder is gestikt in een paasei.” “Uw moeder is er vannacht vandoor gegaan in haar duster.” “Uw moeder heeft een TIA gehad.” “Uw moeder wil graag naar het concert van Britney Spears.” “Uw moeder heeft een longontsteking.” “Uw moeder wil scheiden van uw vader en heeft een affaire met het hoofd oncologie.” Ik kijk nergens meer van op.
“Ja, dat ben ik, goedemorgen.”
“Ik bel u om u iets mede te delen”, zegt R. nog steeds serieus.
“Wat dan, wat dan?”, vraag ik.
“Ja, eh, er is hier iets misgegaan.”
“Wat?”
“En ik begrijp dat het een enorme teleurstelling is.”
“Wat?”
“Maar er is iets misgegaan met de transfer van uw moeder.”
“Wat dan?
“Ze zou vandaag naar het verpleeghuis gaan.”
“Ja.”
“Maar dat gaat niet lukken, want er is iets misgegaan met de transfer.”
“Wat dan?”
“Ze wordt vandaag niet overgeplaatst.”
“Maar met m’n moeder is alles in orde toch?”
“Ja, met haar gaat het goed, de transfer was niet goed ingeboekt.”
“Oh, is dat alles? Jesus, Christus.”
“Ik begrijp dat het een teleurstelling is.”
“Nou, dat valt wel mee hoor.”
“Ik kan nog niet vertellen wanneer de transfer wel plaatsvindt.”
“Nou, ik kan er geen nacht van wakker liggen.”
“Oh.”
“Ik heb de afgelopen weken van veel ergere dingen wakker gelegen.”
“Oh.”
“Dus, doei! Ik ga m’n vader bellen.”
“Dag.”
Een cursusje ‘communiceren met familie’ of misschien überhaupt een cursusje ‘communicatie’ zou volgens mij helemaal niet verkeerd zijn voor sommige verpleegkundigen. Fouten maken is menselijk. Snap ik. Begrijp ik. En ik ga ook zeker geen klacht indienen voor de hartstilstand die mamma een paar weken terug had, maar wat toch eigenlijk wel een soortement van medische-misser was. En ik ga ook niet zeuren over het feit dat m’n moeder maar 1 keer in de 2 weken heeft gedoucht, al wil ze dat dolgraag elke dag, en ik ga ook niet zeuren over die lekkende buikwond die maar blijft lekken, ook niet over het niet-smakende-ziekenhuis-eten, ook niet over het gezeik van die te hippe diëtiste die 1 keer per week een blik werpt op de niet-goed-bijgehouden-voedingslijst en daarna gewoon een A4-tje uitprint van het internet en dan zegt dat m’n moeder zich hieraan moet houden, en verder de groetjes! Ik ga ook niet zeuren over de fysiotherapie die m’n moeder moet krijgen, want ze kan niet lopen en moet dus opnieuw leren lopen, maar die krijgt ze dus niet in het weekend, want ja, jeetje, in het weekend, hebben we weekend!
Maar please, medische peoples! Kunnen jullie, als jullie mij bellen, misschien het gesprek beginnen met: “Hallo, met die en die van afdeling daar en daar van Ziekenhuis Rivierenland, met uw moeder is alles okay, ze leeft nog, maar ik bel voor het volgende.”
I’M TRAVELLING AT THE SPEED OF LIGHT
Terwijl ik naast mamma zit te borduren komt er een vrouwtje de ziekenhuiskamer binnenlopen.
“Hallo, ik ben van de ziekenomroep”, zegt het vrouwtje.
Mamma kijkt mij aan met een blik van oh-krijgen-we-dat-weer.
“Wilt u misschien een plaatje aanvragen?”
En terwijl ik eigenlijk had gedacht dat m’n moeder hier dus helemaal geen zin in zou hebben, antwoord ze met een: “Ja, maar welke?”
“Waar houd u van?”, vraagt het ziekenomroep-vrouwtje.
“Je wil vast wel iets van Queen of niet, mam?”, zeg ik.
Ja, dat was wel een goed idee.
Mijn moeder is gek van Queen. Understatement.
“Heeft u misschien een lievelingsplaat?, vraagt het ziekenomroep-vrouwtje.
“Nee, niet echt”, zegt mamma.
“Bohemian Rhapsody? Of Innuendo? Of We Are The Champions?”
Nee, nee, nee.
“Of Who Wants To Live Forever?”
“Nou, laten we die maar niet doen hè, mamma, die wil je op je begrafenis, maar laten we hopen dat dat nog minstens 10 jaar duurt”, zeg ik.
Glimlach.
Die avond werd er Don’t Stop Me Now van Queen gedraaid, speciaal voor Riet van den Heuvel, tijdens de uitzending van de ziekenomroep.
Mamma lag lekker te slapen.
HARRY & TIFFANY
Volgens de tweet van Jeanique zou ik wél kek op de foto in de huidige Viva staan, maar zij had nog nooit zo slecht op een foto gestaan. De foto was zelfs zo erg dat ze ‘m niet online wilde zetten, dus kreeg ik ‘m toegestuurd via een sms. Mijn eerste reactie: dit ben ik niet. Mijn tweede reactie: dit ben ik niet. Mijn derde reactie: dit ben ik niet. En ook mijn huidige reactie: dit ben ik niet. Ik ben het wel, dat dan weer wel, maar er klopt iets niet. Sowieso zijn Jeanique en ik al verkeerd bij elkaar gephotoshopt. Mijn eerste reactie toen ik Jeanique voor de eerste keer zag was namelijk: Jesus, wat ben jij een klein meisje! Klein van formaat dus. En op deze foto, ik weet het niet, het klopt gewoon niet, we zijn gewoon een heel raar setje zo samen. Proportioneel gezien dan dus, al zie ik heus wel dat we allebei gigantisch lekkere benen hebben, dus eigenlijk moeten we niet zeiken, al is het natuurlijk wel jammer dat er geen foto van de zijkant is genomen, of dat we niet wat meer decolleté laten zien, want we hebben allebei ook gigantisch lekkere tieten, maar nogmaals: ik ben dit niet. En dit is ook Jeanique niet. Mijn haar zit dus nooit zo. De haarstyliste, die trouwens m’n haar kamde met een verschrikkelijke nonchalance, vroeg hoe ik normaal m’n haar droeg en deed het toen toch helemaal anders. En de bloem die ik normaal gesproken altijd net boven m’n oor draag, en als ik zeg ‘altijd’ dan bedoel ik ook ‘altijd’, want ik heb elke dag een bloem in m’n haar, maar die bloem dus, die deed de haarstyliste op m’n achterhoofd. En zo’n laptop hè, die draag ik dus ook niet elke dag bij me, maar dat allemaal geheel terzijde, want die wenkbrauwen! Die wenkbrauwen! Die heb ik dus niet in het dagelijks leven en zijn erop getekend door de make-up-artist! En als er iets bepalend is voor een gezicht, dan zijn het wel je wenkbrauwen! En normaal gesproken heb ik altijd, en als ik zeg ‘altijd’, dan is dat dus al 20 jaar, hele donkere oogschaduw en een rand van oogpotlood boven m’n ogen, maar ik draag dus nooit, maar dan ook nooit lippenstift. Dit alles bij elkaar zorgt ervoor dat ik dus niet ben. Ik ben dit niet! Ik ben dit niet!! Jeanique vindt zichzelf lijken op Tiffany, de Bride of Chucky. Ik zie eruit als een transseksuele Harry Potter.
HET BEHANG VAN #MAMMALUNA
Als ik iedereen persoonlijk kon bedanken, kussen en knuffelen, dan had ik het gedaan… mamma heeft inmiddels 150+ kaartjes aan haar muur hangen. De zusters maken er ook grapjes over. Dat ze misschien naar een grotere kamer moet voor alle kaartjes. Of dat de kaartjes nu op het plafond geplakt moeten worden. Ze heeft zoveel kaarten gekregen, bloemen zelfs, tekeningen, een beschilderd boomstammetje, zoveel! Zooooooveeeeel liefs… Nogmaals: DANKJEWEL!!!
LUNA DOET WAT ZE NORMAAL GESPROKEN ZOU DOEN
Wanneer ik binnenkom in de ziekenhuiskamer van mamma zit ze op een po-stoel terwijl een zuster het bed opmaakt. Haar haar staat ‘steil op het koppetje’ zoals ze het zelf zou noemen en ze heeft pijn, veel pijn en wil graag zo snel mogelijk haar bed weer in. Uit een soort beleefdheid vraag ik aan mamma of ik even buiten moet wachten, maar dat hoeft niet. Ik heb m’n moeder de afgelopen maand in veel erbarmelijker posities gezien en veel schaamtevoller ook, maar omdat het toch allemaal plaatjes in m’n hoofd zijn die er eigenlijk niet in horen, blijf ik steeds doen wat ik vind dat normaal is om te doen. Wat ik normaal gesproken zou doen. Nou ja, wat m’n moeder normaal gesproken zou doen. Zo blijf ik haar haar kammen als het iets te steil op dat koppetje staat, omdat ik weet dat ze dat zelf zou doen. En terwijl ik de borstel van m’n moeder nat maak onder de kraan en m’n moeders haren kam is de zuster klaar met het opmaken van het bed. Dat had voor m’n moeder geen seconde later moeten duren, want ze zit nu al een half uur op die po-stoel en ze heeft er sinds een paar dagen ook een gekneusd ribbetje bij, of 2, dus zitten, liggen, alles doet pijn. “Ik ga even een collega halen”, zegt de zuster en weg is ze. En daarna sta ik 1 minuut, 2 minuten, 3 minuten, wel 10 minuten tegen m’n moeder in die stomme po-stoel aan en ik aai haar door haar haren en we zeggen helemaal niets, want praten doet haar pijn en ik weet niet wat ik moet zeggen. Ik kan wel janken, schreeuwen, want, Godverdomme, Godverdomme; ik wil mijn moeder terug!!! Ik wil de moeder die tegen mij zegt dat ik niet de hele tijd aan mijn haren moet trekken. Die zegt dat er een gat in m’n jurkje zit en ‘m even later dichtnaait. Ik wil de moeder bij wie ik kind kon zijn! Omdat zij de enige in de wereld is bij wie ik dat nog kon en mocht zijn. Ik wil mijn moeder terug!!!! Maar een schim van mijn moeder wordt even later door 2 zusters in haar bed gelegd. “Lig je lekker mam?”, vraag ik. En ja, dat ligt ze wel en als ze ligt heeft ze weinig pijn. “Ik heb de Mijn Geheim voor je meegenomen”, zeg ik, “stomme verhalen, van stomme vrouwen met stomme problemen, echt iets voor jou.” En terwijl zij de Mijn Geheim leest, zit ik 2 uur naast haar te borduren. Het is dinsdag. Normaal gesproken kwam zij elke dinsdag bij mij. Ik zit nu naast haar.
EN NOU?
Nu de rust enigszins is teruggekeerd, mamma is op dit moment niet meer in direct levensgevaar, al is het hebben van kanker natuurlijk wel iets wat je leven in gevaar brengt, komt de volgende, grote vraag naar boven: En nou?
Die vraag spookt niet alleen door mijn hoofd, maar ook door die van m’n moeder en door die van m’n vader.
En iedereen gaat er op zijn of haar manier mee om.
Mijn vader is vooral van de praktische kant. Hoeveel zou mamma nu wegen, dat wil hij nou wel eens weten. En ze is nu vast wel 18 kilo afgevallen sinds vorig jaar, dus ze moet goed eten en drinken en wat zullen we nou eens voor haar halen? En waarom heeft ze nou maar 1 hapje op, ze moet meer eten, meer, meer, want dan sterkt ze aan en dan kan ze binnenkort weer lopen. En ze moet goed oefenen en er moet een plan zijn, waarom is er geen plan, verdomme, dat hadden ze nou toch allang geregeld moeten hebben, en ze zouden zo’n bedfiets voor haar regelen, maar dat heeft ze maar 1 keer gedaan en dat kan toch niet genoeg zijn? En mamma wilde gisteren nog televisie kijken en een boekje lezen, maar daar heeft ze nu ook geen zin meer in en ze zegt haast niks meer en nou?
Ik probeer momenteel vooral mijn vader op de rit te houden. Mijn vader is van de generatie kan-nog-geen-ei-zelf-bakken, dus hij eet al een maand hier mee. Hij had ook nog nooit zelf geld gepind. Ook nog nooit zelf een sms-je verstuurd. Nog nooit z’n beltegoed opgewaardeerd. Mijn vader is, kortom, enorm verwend door m’n moeder. Hij heeft de laatste weken een woordenboek thuis op tafel liggen omdat hij af en toe woorden hoort die hij niet begrijpt. Ook ik probeer alle gesprekken voor hem wat te verduidelijken, te herhalen, zodat hij zichzelf geen dingen gaat verbeelden. Zodat hij niet gaat malen. Mijn vader zit tegen overspannenheid aan, of misschien zit hij er al lang in, ik weet niet hoe je dat soort dingen meet.
Mijn moeder ligt in haar ziekenhuisbedje te zwijgen.
“Je moet niet zoveel prakkiseren hoor, vrouwtje”, zegt m’n vader.
“Ja, maar je kan je gedachten niet uitzetten”, zegt m’n moeder.
Ik heb een doodzieke moeder.
En een vader die de weg kwijt is.
En nou?
Gisteren stuurde mijn vader mij z’n eerste sms: ‘hallo ik hou van jou’