LUNA EN HET KOTSENDE KATERTJE
Terwijl vriend F. bij me aan de koffie zit kotst Bruce een plasje slijm uit over de tafel. Ik vertel dat-ie dat de hele nacht al deed en dat het Bruce’s eigen schuld is; had-ie maar van de anjers af moeten blijven. “Hij heeft net ook al z’n hele ochtendblikkie uitgekotst.” “Die bloemen kunnen nog wel eens giftig zijn”, zegt F. relaxt. “Wat?”, zeg ik. En vriend F., altijd in staat tot het geven van een opbeurende tekst, concludeert; “Als het in z’n darmen komt is-ie er geweest. Hij heeft nog 2 uur.” “Ach, welnee”, zeg ik, maar wanneer F. en ik 4 uur later terugkomen van een bezoekje aan het Stedelijk Museum ben ik er toch niet gerust op. Ik roep alle katten, maar er komen er maar 3 aanlopen. “Blikkie! Blikkie”, roep ik. Maar Bruce komt niet. Terwijl Bruce altijd komt als er eten is. Altijd. Maar gisteren niet dus. “Blikkie! Blikkie! Blikkie!”, blijf ik door het huis roepen terwijl ik met een lepel tegen het blikje tik. “Broeeeeeesieeeee!”, probeer ik, “Broeeeeeesieeeee! Kom maar, lekker blikkie blikkie!” Hij komt nog steeds niet, dus hij is echt wel ziek. En na 10 minuten ‘blikkie blikkie’ roepen raak ik in paniek. Oh God, denk ik, hij heeft een plekje gezocht om te sterven. Katten zoeken altijd een afgelegen plekje om in hun eentje te sterven. Bruce is dood. M’n muze! M’n mannetje! Zowel vriend F., vriendin I., als ik zoeken het hele huis door. Alles wordt van z’n plek gehaald en met een zaklamp checken we achter alle banken en achter alle kasten. Ik rammel aan alle kledingkasten, ik doe alle keukenkastjes open, maar na een half uur zoeken hebben we nog steeds geen Bruce gevonden. Voordat ik het echt op een huilen ga zetten bel ik naar P. om te zeggen wat er aan de hand is. “Zit-ie écht niet in de kledingkast?”, vraagt hij. “Nee, die heb ik helemaal gecheckt en ik heb er keihard aan staan schudden”, zeg ik, maar in een laatste wanhoopspoging sta ik even later alle kleding van de planken te rukken en op de grond te gooien. Wanneer ik op de derde plank ben aangekomen zie ik een zwart oortje bewegen. “Klootzak!”, zeg ik opgelucht, “je ligt hier toch niet een beetje dood te gaan hè?” En aan z’n reactie te zien, was-ie dat nog niet van plan. “Stomme klootzak”, zeg ik nog een keer. Maar ik ben nog nooit zo blij geweest om ‘m te zien.
HET LEED DAT IKEA HEET
De lente hing donderdag in de lucht, want zowel mijn kunstenaarsvriendje F. als ik hadden de lente-schoonmaak in ons hoofd. Alles moest anders en beter en wat mij betreft vooral; georganiseerder! En dit alles moest ook meteen en ter plekke worden geregeld. Dus vriend F. en ik naar de IKEA, waar wij heel drukdrukdruk doorheen raasden, zodat ik een uur later weer thuis stond tussen al mijn net aangeschafte IKEA-spullen. Ik opende de verpakking van een LEKMAN-opbergbak. De bak bestond uit 5 onderdelen en volgens het dubbelgevouwen A4-tje met de gebruikshandleiding had ik geen extra gereedschap nodig. Moest te doen zijn. Ik zag het woordje ‘click’ staan bij handeling nummertje 1. En ik deed een poging om het ene gedeelte in het andere te klikken. En daarna nog een poging met iets meer kracht. “Wat nou ‘click’”, riep ik geïrriteerd tegen P. die in het hemelbed lag, maar voor z’n eigen veiligheid geen sjoege gaf. Voor wat het in elkaar zetten van IKEA-producten betreft heb ik namelijk een zeer korte concentratiespanne. “Fuck die hele IKEA met z’n ‘click’”, riep ik en ging op zoek naar een hamer. Na een paar fikse tikken zaten de 2 gedeelten tegen elkaar ge’clickt’. Nog 3 andere onderdelen zouden als vanzelf in elkaar moeten klikken, maar dat deden ze dus niet. Ze klikten helemaal niet en dat lag niet aan mij. Het lag zeker niet aan mij. Verdomme. Toen ik na 4 uur eindelijk 25 de LEKMAN-nen in elkaar had geramd en ik merkte dat die inderdaad ook keurig in mijn al aanwezige EXPEDIT-kast pasten, ja, toen had ik best nog positieve gevoelens voor de IKEA. Maar het ergste moest nog komen; het ladenkastjes-drama HELMER. Meteen toen ik de doos openmaakte wist ik dat dit niet helemaal lekker zou gaan. Veel te veel onderdelen. En toen ik het bijbehorende IKEA-boekje van 12 pagina’s zag wist ik zeker dat ik een moeilijke tijd tegemoet zou gaat. En aangezien ik ook in dit boekje meerdere malen het woordje ‘click’ zag staan, maakte een lichte paniek zich van mij meester. Ik zuchtte en ik steunde en ik baalde en het ging allemaal maar net. Zo’n 2 uur verder en 2 bloedbaren rijker, omdat mijn velletje zich 2 keer tussen de ‘click’ van de metalen onderdelen had bevonden, keek ik vol trots en triomf naar mijn HELMER. Het was een rood glimmend prachtexemplaar en alle moeite en frustratie misschien toch wel waard geweest. Maar toen ik de HELMER op z’n wieltjes richting m’n atelier reed, kwam ik erachter dat het ladekastje niet onder m’n werkblad paste. En het was natuurlijk niet redelijk om IKEA de schuld te geven van mijn eigen stommigheid. Maar ik deed het lekker toch.
SCOOBY DOO
Ik kan er niks aan doen, maar ik ben gek op foto’s van katten of honden in geinige pakjes. Deze foto vond ik bij www.doinja.nl.
ELK VOORDEEL HEB ZN NADEEL
Het grote voordeel van wonen in het centrum van Amsterdam is eigenlijk meteen ook het grootste nadeel; alles is op een steenworp afstand. Zoals bijvoorbeeld een Albert Heijn, 3 minuten lopen, dagelijks open van 8.00 tot 22.00. Ook op zondag. De grote winkelketens, zoals HEMA, V&D, Bijenkorf en H&M zijn ook op zondag geopend, zodat je at almost any time, dan ook almost anything kan krijgen waar je behoefte aan hebt. Zou ik naar een museum willen, dan ligt de wereld aan mijn voeten; het Tropenmuseum, het Stedelijk, het Rijksmuseum; ik kan overal binnen 10 minuten zijn. En allemaal elke dag geopend. Heb ik behoefte aan theater, opera of cabaret; bijna elke avond is er welke leuke voorstelling ergens in Amsterdam. Wil ik uit eten? Er zitten een paar hele leuke en lekkere restaurantjes op slechts 4 minuten lopen. Heb ik behoefte aan een flesje wijn, dat zijn de jongens die bij mij op de hoek een hotel runnen altijd bereid die mij te verkopen voor een tientje. En dat 24 uur per dag. Mocht ik verlangen naar wat voor een soort drugs dan ook; de ‘pillenbrug’ die zich in het Wallengebied bevindt is op slechts 3 minuten wandelen en daar zou ik alles kunnen scoren waar ik zin in heb, pillen, coke, marihuana, speed, crack, de hele mikmak. Alleen denk ik dat over de kwaliteit van de merchandising van de pillenbrug-verkopers nogal valt te twisten. Want, het grote nadeel van wonen in het centrum van Amsterdam is namelijk dat gebruikers van de daar verkochte drugs het bij mij voor de deur tot zich nemen. En die zien er niet zo fris uit als ik na een avondje stappen. Iedere avond en nacht spelen er zich bij ons voor de ramen namelijk de meest vage en ranzige tafereeltjes af. Soms in stilte; het gebruik van het een-of-ander in combinatie met zilverpapiertjes en lepeltjes. Vaker voorzien van een hoop geschreeuw; junks die niet willen betalen aan hun dealers, of junks die niet met een andere junk willen delen. Of gewoon ‘zegt de ene junk tegen de andere junk’. Feit is dat wij alles woord voor woord kunnen verstaan, omdat onze ramen zich meteen naast de stoep bevinden. En dit zorgt er weer voor dat wij bijna elke nacht bellen met 0900 8844; niet spoedeisende zaken. Want tot een uurtje of 1.00 vind ik het allemaal nog best geinig. Maar na 2.00 heb ik er geen behoefte meer aan om wakker geschreeuwd te worden met de woorden: “Je moet je aan je afspraken houden godverdomme.” Prima dat je drugs gebruikt, maar doe dat gewoon even lekker binnenshuis. Of in ieder geval ergens waar niemand anders er last van heeft. Dat doe ik zelf ook.
LUNA EN DE HOKJES
Gisteravond ging ik met vriendin S. mee naar een cd-presentatie van een internetforum waarop vriendin S. al een aantal jaar actief is. Een feestje waar zij bijna iedereen en ik niemand kende. Gelukkig stelde zij me aan iedereen voor met de lovende aanprijzing: “Dit is Luna en Luna is heel leuk en ze is kunstenaar ze heeft een heel gaaf weblog en ze woont in een heel mooi huis en ze heeft 4 katten en een hele toffe vriend.” Ja, en daar sta je dan. En dan moet je in het introductiegesprekje dat daarna volgt maar mooi even aan al die lovende woorden gaan voldoen. “Ja, ik ben ook echt heel leuk”, zei ik dan maar met een grote glimlach. “En wat doe je nou precies?”, werd er gevraagd. “Eh, nou”, begon ik en ik probeerde voor de zoveelste keer te verzinnen wat ik nu eigenlijk moest antwoorden op die vraag. Vroeger was het makkelijker. Toen was het: “Ik studeer media- en informatiemanagement.” En dat werd meteen begrepen. En je kon meteen in een hokje. Want ook al zegt iemand niet in hokjes te denken of nooit iemand in een hokje te plaatsen; iedereen doet het. Want dat is makkelijk en maakt de wereld lekker overzichtelijk. Na mijn studie antwoordde ik op de vraag wat ik deed: “Ik ben eindredacteur bij een tijdschrift.” Duidelijke taal. Werd ook meteen begrepen. Meteen in een hokje. Vorig jaar nog kon ik antwoorden: “Ik schrijf voor een seksblad.” Dat werd niet meteen begrepen, maar ik zat wel meteen in een heel afgebakend hokje. Maar nu? Wat zeg ik nu als iemand vraagt wat ik doe? Ik hou er niet van om mezelf ‘een kunstenaar’ te noemen. Want zo wil ik mezelf niet neerzetten. En ik krijg het ook m’n strot niet uit. Momenteel kom ik dus niet verder dan: “Ik maak poesjes van stof.” En gisteren was dat antwoord voldoende. Want, als vriendin van een vriendin word je automatisch in een positief hok geplaatst. Vaker maak ik mee dat als ik uitleg wat ik doe: “Ja, poesjes, helemaal custom made, van stof en met kant en dan maak ik ook echte poezen na van een foto en dan heeft iemand dus een Look-a-Like pluche poes van z’n eigen kat”, dat er dan moeilijk wordt gekeken. En daarna altijd de vraag: “En loopt dat een beetje?” “Ja, dat loopt heel goed. Ik heb een eigen bedrijf”, zeg ik dan. “Ooh, leuk”, hoor ik dan. Maar ik hoor ook dat mijn gesprekspartner me waarschijnlijk al in het huppelkuttenhokje heeft geplaatst bij de woorden ‘ik maak poesjes van stof’. En ik vind het vaak niet eens nodig om mezelf daaruit te praten.
EN LUNA HOUDT OOK NIET VAN ROMANTIEK
“Liefje?”, begon P. een paar dagen geleden, “doen we dit jaar aan Valentijnsdag?” “Eh, wat denk je zelf?”, vroeg ik terug. “Eh, nee”, zei P., “maar ik dacht; ik check het even voor het geval je ineens van gedachten was veranderd sinds de afgelopen 8 jaar.” “Nee, liefje”, zei ik, “Valentijnsdag hoeft niet voor mij, maar als je de komende dagen niet lief voor me bent, dan gooi ik 14 februari voor je voeten dat je een klootzak bent en dat je als klapper op de vuurpijl ook nog eens niks aan Valentijnsdag hebt gedaan.” Na 8 jaar samen, wist hij dat dit een grapje was. Want hij weet dat ik geen fuck geef om romantiek. Ik geef niks om kaarslicht. Om openhaard-gesprekken. Om momenten die van te voren gecreëerd worden om romantische een herinnering te bouwen. Ik hoef daarom niet perse op vakantie. Ik hoef niet duur uit eten. Ik hoef geen dure sieraden. Ik hoef geen bonbons. Hij hoeft niet elke week een bos bloemen te kopen voor mij, want dat doe ik zelf wel. Van zijn geld. Hij hoeft me niet elke dag te vertellen dat ik er goed of lekker uit zie, want dat doe ik niet elke dag, maar ik weet wél dat hij over 50 jaar nog steeds naast mij wil staan. En ik naast hem. Ik wil gewoon dat hij elke doordeweekse dag weer zo snel mogelijk thuis komt na z’n werk. Maar ik ben ook blij dat hij de volgende dag weer gaat werken en dat ik weer alleen in huis kan zijn. Mijn Valentijnscadeau 2007 bestond uit een Champions-League-voetbalavond op de tv, met eerst AZ tegen Fenerbahce, en daarna Ajax tegen Werder Bremen. En ik had me voorgenomen, en P. beloofd, om hem dat lekker te laten kijken, zonder dat ik ondertussen zou lopen zeiken dat ik iets anders wilde zien. En ik deed het best leuk eigenlijk. Maar echt enthousiasme opbrengen, dat zit er nooit in bij mij tijdens de voetbal. Een mooie pass, een mooie goal, een foute beslissing van de scheids; het zal wel. Tot na een half uur voetbal P. aan me vroeg of ik misschien nog een voetbalclub uit Istanbul kende, naast Fenerbahce dan. “Galatasaray”, zei ik. En P. keek me aan met grote ogen. Gaf me een high five. En realiseerde zich in die ene seconde dat 8 jaar schijnbaar oeverloos lullen over voetbal tegen je vriendin toch z’n vruchten blijkt af te werpen. En dat? Dat was nou een romantisch moment.
BRUCE’S AANBIDSTER
Nou ja, aanbidster? De poes van Agnes van http://www.log-nes.nl/ is er volgens mij nog niet uit of ze Bruce nou heel knap of heel eng vindt. Klik hier voor een lief filmpje: KLIK.
LUNA HOUDT NIET VAN VROUWVRIENDELIJKHEID
Zo’n 3 weken terug vertelde Sophie Hilbrand tijdens het BNN-programma ‘Spuiten en Slikken’ over haar voornemens om nu eindelijk eens een écht goede vrouwvriendelijk porno op de markt te brengen. Want een vrouwvriendelijke pornofilm, oftewel; een liefdevolle pornofilm, die is er nog niet. Dus die moet gemaakt worden. Vinden ze bij BNN. Vindt Luna dus niet. Een liefdevolle pornofilm? En dat dan 1,5 uur achter elkaar? Wat gaan die acteurs doen dan? Beetje praten? Beetje lafjes tegen elkaar aan schuren? Beetje opgeilen en dan in de laatste 10 minuten eindelijk laten zien waar iedereen al 80 minuten op zit te wachten? Zonde van de filmrol. Want zien neuken, doet willen neuken en dat is volgens mij precies waar een pornootje voor bedoelt is, vrouwvriendelijk of niet; als een appetizer. En een appetizer van 1,5 uur? Nou, nee. Als ik naar porno kijk, dan zap ik meteen door naar de laatste 3 minuten, dat hele gebef en gepijp, en vooral de bullshit intro-stukjes, “Hi, my name is Cindy and I like to get double teamed and creamed”, die zijn er vooral voor mensen die niks beters te doen hebben. Ik moet zo snel mogelijk de hele set zien klaarkomen en dat graag met zoveel, maar wel zo realistisch mogelijk, gehijg. Ik vind dat geil. En ik word er geil van. Onderzoek van de Universiteit van Amsterdam heeft trouwens aangetoond dat vrouwen sowieso lichamelijke reacties krijgen tijdens het kijken naar wat voor soort porno dan ook. Dus vrouwen die niet geil denken te worden van een normale porno, zullen er ook niet zo’n behoefte aan hebben om samen met hun partner naar een vrouwvriendelijke porno te kijken. Want; na het kijken van zowel een gewone porno als naar een vrouwvriendelijke porno, dient er natuurlijk wel geneukt te worden. Dat is toch wel een beetje de bedoeling van dit tijdverdrijf. Anders heeft de meekijkende man spijt dat-ie die porno in de dvd-speler heeft gedaan en zich 90 minuten heeft op zitten geilen. Want als er toch niet geneukt gaat worden, dan had hij net zo goed een potje voetbal op Talpa kunnen kijken. Dus aan wat voor soort porno je als vrouw ook begint; achteraf moet je wel even laten zien dat je er wat van geleerd hebt. En daar moet je maar net zin in hebben.
PLOESIEPOESIE.NL LIFT OFFFF
Niks gepaste trots! Ik ben heel, heel, heel erg trots op www.ploesiepoesie.nl! Ik ben er meer dan een maand mee bezig geweest, maar achteraf was het elke minuut waard. De PloesiePoesie-shop is qua vormgeving precies zoals ik het wil; drukdrukdruk en gezellig! En nu m’n webshop af is kan ik eindelijk weer verder met dat wat ik momenteel het liefste doe; PloesiePoesies maken! Dus; klik naar www.ploesiepoesie.nl!
LUNA NAAR DE MAKRO
“Ik wil nog een keer zo’n dispenser hebben met van die échte zakjes”, zei vriendin I. toen ze maandagochtend haar zakje Wild Berry Zinger van Celestial Seasonings in een glas water hing. “Net als in een café!”, riep ik, omdat ik precies wist waar ze het over had. De thee van Celestial Seasonings is dé lekkerste thee, maar de theezakjes zijn een beetje saai. “Maar die met dispenser zijn nergens te koop”, zuchtte vriendin I. “Wel bij de Makro”, herinnerde ik me. “Maar ik heb geen Makro-pas”, zuchtte I. nog een keertje. “Ik wel”, zei ik. “Oh ja!”, kirde I. enthousiast, “zullen we morgen dan samen gaan?” “Eh, hoe dan?”, vroeg ik, “want we hebben geen auto.” Na heel lang en diep nadenken kwamen we met de oplossing; we zouden op de fiets gaan! Dat we daar niet eerder opgekomen waren! Op de fiets naar de Makro! Maar wat maandag nog zo’n goed idee leek, bleek dinsdag toch nog een hele beproeving. Ik, met mijn conditie van niks, minstens 10 kilometer fietsen. Zucht en steun. En het was dan wel een beproeving, toch was het een magisch moment toen ik met m’n eigen Makro-pas zo langs de balie kon. En na dat we plichtmatig een rondje deden op de nonfood-afdelingen, want als je voor de Makro-experience gaat, moet je ook voor de compléte experience gaan en het niet een beetje halfjes doen, belandden wij op de food-afdeling van de Makro; het Walhalla voor de budgetterende huisvrouw. Vriendin I. vond het echt de moeite waard om een doosje Prosecco mee te nemen, want die waren toch wel 50 cent goedkoper dan bij de Dirk van de Broek. En die 5-literfles olijfolie voor 12 euro, dat was natuurlijk ook een koopje! En 2,5 kilo bevroren frambozen voor maar 5 euro, die konden we allebei niet laten liggen. En op de snoep-, koek- en chocolade-afdelingen lieten wij al onze biologische en gezonde principes voor wat ze waren en vulden wij onze kar met plastic tonnen met dropveters, westerndrop, zure matten, witte muizen en nog meer chemische troep; want, omgerekend maar 3 cent per snoepje. De Celestial Seasonings dispenser, inclusief de gezellige kleine theezakjes, bleken ze toch niet te hebben bij de Makro. “Volgens mij hebben ze ze wel bij de HANOS”, zei ik toen we enkele uren later, moe maar voldaan met een glaasje Prosecco, naar onze boodschappen staarden. We keken elkaar aan en begrepen elkaar meteen.