LIEVE VRIENDEN,
Sommige van jullie lezen hier al meer dan 11 jaar met mij mee. Sommige korter. Maar jullie hebben allemaal met mij meegeleefd. Met alles. Met me gelachen. Met me gehuild. Sommigen hebben zich verbaasd over mijn keuzes de afgelopen jaren. Over wat ik meemaakte. Over wat ik meemaak. Over wat ik doe. Wat ik zeg. En al is alles waar wat ik schrijf, natuurlijk overdrijf ik ook regelmatig, ‘dichterlijke vrijheid’ heet dat dan. Een flesje wijn noem ik al snel 2 flesjes wijn. Vijf minuten in de rij bij de kassa wachten wordt al snel een half uur. Maar van de afgelopen 3 weken is niets overdreven. Niets. “Wat een beproeving is dit hè, mamma?”, heb ik elke dag tegen haar gezegd.
De afgelopen 3 weken heb ik zoveel lieve mailtjes, zoveel lieve reacties, zoveel lieve kaarten, bossen bloemen, zoveel liefs ontvangen. Daarvoor ben ik jullie heel erg dankbaar. Ik ga m’n best doen om iedereen persoonlijk te bedanken, maar het is zoveel! WOW!
Mijn moeder is er nog lange niet. Nog lange niet. En ze gaat nog niet naar huis, nog lange niet, nog lange niet. Want m’n moeder is dus niet thuis, maar in het ziekenhuis.
Maar…
Mamma Luna is van de Intensive Care af.
Mamma Luna ligt in een normaal ziekenhuisbed.
Ook dat is meer dan WOW.
Mijn moeder is geen vrouw die vraagt om dingen. Want mijn moeder kon altijd alles zelf. Dat heb ik van haar. Als mijn moeder, of eigenlijk wie dan ook, mij iets wilde leren, dan reageerde ik altijd met een: “Zelf doen.”
De strijd die zij nu levert en nog moet leveren, moet ze zelf doen.
Haar grootste strijd nu is accepteren dat er dingen zijn die ze niet zelf kan.
Nog niet.
Omdat mijn moeder het niet zelf kan en eigenlijk ook nooit zelf zou doen, vraag ik aan jullie om haar een kaartje te sturen. Zodat mamma Luna straks als een Koningin in haar ziekenhuisbed kan liggen alsof ze de grootste celebrity van Tiel is! Fuck die hele Frans Duijts! Of Jomanda! De bekendste en beste Tielenaar is nog altijd mijn mamma Luna!
Mamma Luna weet dus nog NIET dat m’n vader binnenkort z’n baan kwijtraakt, dus een ‘beterschap’ en ‘sterkte’ en ‘kusjes’ en ‘liefs’ of een stichtelijk gedichtje of gewoon ‘de groetjes’ is GEWELDIG! Iets met poesjes en vogeltjes ook.
Wil je mijn moeder alsjeblieft een kaartje sturen?
Ziekenhuis Rivierenland Tiel
t.a.v. Amazing RecoveRiet van den Heuvel
Kamer M311
Postbus 6024
4000 HA Tiel
HET EINDE VAN DE TUNNEL IS NOG NIET IN ZICHT
Toen pappa en ik gisterochtend bij mamma aankwamen lag ze er totaal versuft bij.
“Wat is er gebeurd?”, vraag ik aan de verpleegkundige.
“De arts komt zo even langs om het uit te leggen”, zegt ze.
Even later horen we dat er een luchtbelletje in het bloed van mamma terecht is gekomen toen haar infuus verplaatst werd van haar nek naar haar pols. En dat mamma ook iets met haar hart heeft, linkerkamer, rechterkamer, iets wat 20% van de bevolking heeft, niets ernstigs, maar wel iets waardoor het niet helemaal goed ging met dat luchtbelletje.
Mamma’s hart heeft een halve minuut stilgestaan.
De kans dat dat gebeurt is klein. Heel erg klein.
“Ja, je leest erover in de boeken, dat dat kan gebeuren”, vertelt de arts, “maar het is in mijn carrière nog nooit voorgekomen.”
De arts ziet er niet uit dat hij net begonnen is aan die carrière.
“Jesus, mamma, dat nou net jou dat moet overkomen”, zeg ik.
Ze zucht.
“Heb je die tunnel met licht nou al gezien?”, vraag ik.
Dat nog niet.
Mamma’s hart is op de een of andere manier uit zichzelf weer gaan kloppen, want er zit een niet-reanimeren-sticker op haar dossier.
“Sta je daar nog achter”, vraag ik, “wil je nog steeds niet gereanimeerd worden als er iets ergs gebeurd?”
Ja.
Die avond vraagt een andere verpleegkundige aan mamma of ze nog weet wat er die ochtend gebeurd is.
“Bijna dood”, zegt ze.
Daarna voer ik haar een bakje citroenvla.
LUNA HOUDT HET HOOFD KOEL
“Laten we dit maar niet aan mamma vertellen hè?”, spraken we gisteren af.
Als zij hoort dat m’n vader z’n baan kwijtraakt, dan lijkt dat nieuws me goed voor een hartaanvalletje. Of 2. Of een te hoge bloeddruk voor de rest van haar leven. Of ze springt met haar laatste levenskracht van het Intensive Care-bed om een telefoontje te plegen en de longen uit haar lijf te vloeken en schelden. Kan ze er nu net niet bij hebben. En ze zit ook niet op een toekomst te wachten waarin m’n vader de hele dag om haar heen hangt, want als ze ergens van houdt, dan is het wel alleen zijn en haar eigen dingetjes doen; lezen, borduren en prachtige miniatuur-kunstwerkjes maken. Om 24 uur per dag met m’n vader opgescheept te zijn is niet haar idee van een feestje.
Dat laatste was een grapje.
Mijn ouders hebben mij geleerd; eerlijk duurt het langst. En afgezien van het feit dat m’n vader op dit moment z’n baan kwijtraakt, wat op zichzelf natuurlijk al te bizar en te onwerkelijk voor woorden is, moet mijn vader liegen, of in ieder geval z’n mond dichthouden tegen m’n moeder. Iets wat in hun 38-jarig huwelijk nog nooit, maar dan ook nooit is voorgekomen! En dat, dat vind ik het ergste van deze hele situatie.
“Er moet hier boven wel iemand heel boos zijn op ons”, zei m’n vader gisteren.
“Nee hoor pappa, zo moet je het niet zien”, zei ik.
“Hoe dan?”
“Ik zal nog maar 1 van mamma’s wijsheden uit m’n mouw schudden: ‘ Je wordt altijd overreden door een strontkar, nooit door de gouden koets.'”
“Ja, maar waarom?”
“Geen idee, maar we komen hier samen doorheen.”
Ik wil mijn gedachten niet vervuilen. Ik wil niet boos zijn. Ik wil niet denken: waarom ik? Waarom wij? Waarom mijn vader, die Godverdomme de goedheid zelve is! Die zo puur en oprecht is, zo lief en zo vriendelijk! Die zich z’n hele leven de tyfus heeft gewerkt, amper ziek geweest en met een arbeidsethos waar iedereen een puntje aan kan zuigen! Die nog maar 5 jaar moest werken en dan kon hij samen met mamma van z’n pensioen gaan genieten. Waarom mijn moeder, die zo gezond heeft geleefd, die nog zo actief was, die altijd voor anderen klaarstond, die zo rechtvaardig is, zo behulpzaam, zo mooi, zo creatief? En waarom ik? Waarom ik! Ik vond mezelf toch ook best wel heel lief en goed bezig en ik heb de afgelopen jaren eigenlijk al genoeg op m’n bordje gehad, dacht ik zo. En ik ben echt geen moeder Theresa, maar ik kom er verdomme best wel dicht bij in de buurt!
Maar ik wil mijn gedachten niet vervuilen.
Denk niet; waarom ik?
Denk; juist ik!
ER KAN NOG MEER BIJ
Vandaag, 13 juni 2012 is mijn moeder 70 jaar geworden.
De verpleegkundigen van de Intensive Care hadden haar kamer versierd met vlaggen en ballonnen en dat was lief. M’n moedertje werd in een stoel gezet, want ja, ze moet toch een uurtje per dag rechtop zitten, want ja, gerevalideerd moet er worden, of ze het nou wil of niet. En dat weet ze. En dat snapt ze. Maar ze zat te huilen in haar stoeltje, iets wat totaal niet bij mij moeder past, maar ze is zo ongelooflijk moe. Zo moe. Zo vreselijk moe. En het enige dat ze nog kon zeggen was; “In bed.”
Vandaag, 13 juni 2012 zijn mijn ouders ook precies 38 jaar getrouwd.
Ik zag m’n vader deze middag, op zijn trouwdag, het kwijl van m’n moeders kin afvegen, omdat ze zelfs te moe is om haar onderlip omhoog te houden. Huil-momentje.
Vanmorgen kwam de baas van mijn vader bij hem langs. Thuis.
“Dat is aardig, dacht ik nog”, zei m’n vader, “die komen even vragen hoe het met mij en met je moeder gaat.”
Vanmorgen kreeg mijn vader te horen dat hij z’n baan kwijtraakt.
Gefeliciteerd.
NOU, EN HET IS DUS KANKER
Woensdag, 2 weken geleden, reed ik m’n doodzieke moeder in een rolstoeltje uit de spreekkamer van de internist. We hadden het slecht-nieuws-gesprek net achter de rug. Ik legde m’n hoofd in haar schoot en huilde en huilde en huilde. Haar hand op mijn hoofd, in mijn haren. Ze hoefde niets te zeggen, want alles was al gezegd, maar haar handen vertelden mij; komt wel goed, schatje. Niet dat het met haar goed zou komen, maar meer een groter iets. Het komt wel goed. Ook dit gaat over. Ook dit gaat voorbij.
De afgelopen 2 weken heb ik elke dag, 3 keer per dag, aan haar bed gestaan. Ik heb de dood gevoeld, gezien, bijna aangeraakt. Ik heb ook om de dood gesmeekt zelfs, ervoor gebeden, er kaarsjes voor aangestoken. Niet dat ik wil dat m’n moeder er niet meer is, integendeel, maar laten we het alsjeblieft een beetje menselijk houden. En ja, dat doet natuurlijk iedereen daar op de Intensive Care, I know, maar voor het personeel daar is ze een patiënt, volgende week weer een ander. Al zijn ze allemaal heel lief en zorgzaam en heel goed in hun vak en zij kunnen als de beste op alle knopjes drukken en alles wat er in en uit het lichaam van mijn moeder gaat checken en alle snoeren en stekkers controleren. Maar het is mijn moeder! Mijn moeder! Want hoeveel operaties, of vacuümwissels, of wat kan mij het schelen hoe ze het noemen, kan een mens hebben in zo’n korte tijd? Hoe vaak kun je onder narcose, aan de beademing, er weer vanaf, er weer aan? Wanneer breekt een mens? Wanneer breekt mijn moeder?
Nou, voorlopig niet.
Vandaag hadden we weer zo’n soort van slecht-nieuws-gesprek. Met zo ongeveer als conclusie: nou, en het is dus kanker, maar het is behandelbare kanker en de kanker in uw darmen is dezelfde gebleken als die in uw nier en die kanker valt te behandelen, maar ja, u moet eerst die buikinfectie maar eens te boven komen en ja, wij snappen ook niet hoe u het doet, maar u doet het wonderbaarlijk goed, alles ziet er wat dat betreft prima uit, dus dat is heel fijn en als u dan weer een beetje bent aangesterkt van die buikinfectie, dan gaan we met de kanker aan de gang.
Ik huilen.
En m’n moeder ligt in haar ziekenhuisbed en kijkt mij streng aan en schudt me haar hoofd. Want zij is weer strijdlustig. Heeft zoiets van; ja, hallo, ik ben bijna klaar met die buikinfectie en heb de dood al een paar keer in de ogen gekeken en laat die doktoren maar lekker lullen en krijg ik nou nog een perenijsje of niet?
Het komt wel goed.
Ook dit gaat over.
Ook dit gaat voorbij.
TUSSEN HOOP EN REALITEIT STAAN SNOEREN IN DE WEG
Hoop is iets passiefs.
Je zit en wacht en hoopt.
Hoop vertraagt.
Ik doe heel erg m’n best om nergens op te hopen en elke dag te nemen zoals hij komt. Elke dag weer opstaan en dan die eerste 5 seconden dat je wakker bent je nog niet realiseren wat er eigenlijk allemaal aan de hand is. Ontwaken in een wereld waarin mijn moeder niet op de Intensive Care ligt. Zorgeloos. Die eerste 5 seconden van de dag mogen de rest van mijn leven duren. Maar de realiteit komt na die 5 seconden elke keer weer hard aan. Wakker in een vreemde wereld. Al is deze vreemde wereld de realiteit en is het allemaal niet anders. Het is zoals het is. Het komt zoals het komt. En wat moet dat moet. En ik hoef niet te hopen dat deze toestand ergens goed voor is, want ik wéét dat het ergens goed voor is. Iedereen de levensles die hij of zij verdient of nodig heeft. En dan daarna graag reïncarneren als een roodborstje.
Ik heb de afgelopen 2 weken stiekem toch gehoopt op een dag dat mamma uit zou kunnen leggen hoe zij haar ziekenhuisopname heeft ervaren, hoe zij het vond om aangekoppeld te liggen met allemaal snoeren en draden door haar neus en mond. Ik had ook al bedacht wat ze dan zou zeggen: “Het is zo’n akelig gevoel om aan de beademing te liggen.” ‘Akelig’ is een typisch woord wat m’n moeder vaak gebruikt. Gistermiddag lag m’n moeder wat te draaien en had het over haar katheter: “Dat is zo’n akelig gevoel.”
Mamma had trek in aardbeien met slagroom, zei ze ’s ochtends, dus die had ik in m’n tuintje geplukt. Ook zelf slagroom geklopt en haar die avond een bakje gevoerd. Je schrijft het zo makkelijk op; “Ik heb m’n moeder een bakje aardbeien gevoerd.” Ga er maar aanstaan.
Gisteren was een mooie dag.
Vanmorgen was mamma misselijk en had ze de kracht of zin niet om zelf een ijsje naar haar mond te brengen.
“Jij moet het doen”, zei ze moe.
“Dat wil ik wel mamma”, zei ik, “maar je moet het toch echt zelf doen. In beweging blijven, al is het alleen maar een stom ijsje naar je mond brengen. Je bent misselijk omdat je weer wat normale voeding in je maag hebt gekregen gisteren. Dit hoort er allemaal bij. Kom op, zelf doen.”
Ja, toen brak ik van binnen wel een beetje.
Ik hoop dat pappa over een jaar en liever nog over 10 jaar en het liefst nog elke dag tegen m’n moeder kan zeggen: “Vrouwke, wat bindegij toch een medisch wonder.”
ZATERDAG, 9 JUNI, 15.00
“Hé, mamma, hoe is het dan?”, vraag ik.
“Slecht”, zegt ze.
“Oh, nou, maar het feit dat jij ‘slecht’ kan zeggen, dat vind ik al een hele verbetering.”
“Ja, maar ik lig hier.”
“Ja, en dat is kut hè?”
“Van mij hoeft het allemaal niet.”
Mamma is in 1 week 3 keer geopereerd, met alle narcoses en medicamenten en snoeren en slangen die daarbij horen. Vandaag om 15.00 was het voor het eerst in een week dat ze écht aanspreekbaar was, want niet meer aan de beademing lag en niet volledig onder de opiaten zat. Vandaag was het dus voor het eerst dat ze echt realiseerde waar ze lag en wat er allemaal gebeurd is.
Dat komt hard aan.
Weer zo’n understatement.
“Ja, hallo! Weet je wat de afgelopen week gekost heeft? Aan doktoren en operaties en al die apparaten waar je aan gekoppeld zit? En ik zit al een week met pappa opgescheept, weet je hoe zwaar dat is voor mij?”, grap ik.
“Dan stuur je ‘m naar huis”, zegt ze.
“Ja, nee, mamma, zo heb je mij niet opgevoed. En je hebt me ook niet geleerd om je koppetje te laten hangen, dus dat ga je nu ook niet doen. Je hebt een week kei- en keihard gevochten, al heb je dat zelf niet in de gaten gehad, maar je kan het niet maken om nu het bijltje erbij neer te gooien, jij zou precies hetzelfde zeggen tegen mij. Er staan 20 generaties ijzersterke vrouwen boven jou en mij en ik snap dat het zwaar is dat je nu zo ligt en volledig afhankelijk bent, maar als ik je de foto’s laat zien van de afgelopen week, dan zie je er nu kiplekker uit. Echt waar. En je weet dat ik niet tegen je lieg.”
M’n moeder zucht en schudt met haar hoofd.
“En ik wil met alle liefde voor een euthanasieverklaring gaan zorgen, maar voordat je dat geregeld hebt ben je weken verder.”
“Dat weet ik.”
“En er is nog een kans en zo’n kans moet je pakken, dat zeg je ook altijd tegen mij, en de kans op herstel is groter als je er zelf ook voor vecht en je mag best chagrijnig zijn, je mag weken chagrijnig zijn als jij je daardoor beter voelt, scheld mij en pappa en het personeel hier maar verrot, maar zo ken ik jou niet. Zo ben je niet. En je hebt net appelsap op en thee en 2 perenijsjes en ik wil niet zeiken, maar dat is echt een verbetering. Je hangt al een week aan de sonde.”
“Ik wil nog wel meer.”
Even later drinkt m’n moeder nog een glas appelsap, een kopje thee en ze geeft aan zelfs wat trek te hebben in eten. Ze vertelt waar ze gemasseerd wil worden en of het harder of zachter moet. Ook slepen m’n vader en ik in een half uurtje meerdere washandjes van de kraan richting haar voorhoofd.
“Lekker”, zegt ze wanneer de koude druppels langs haar gezicht glijden.
“Dat dacht ik”, zeg ik.
IT AIN’T OVER TILL IT’S OVER
“Mamma, nu moet je even heel goed naar me luisteren”, zei ik vrijdagavond.
Haar blauwe ogen gaan open.
“We hebben de uitslag van het darmonderzoek binnen en het is kanker.”
Blauwe ogen.
“Maar… het is behandelbare kanker.”
Blauwe ogen.
“Dat wil dus zeggen dat als jij deze buikinfectie te boven komt en dat is een lange weg en een hele toestand, maar als je dit redt, dan is de kanker te behandelen.”
Ja.
“Snap je wat ik heb verteld?”
Ja.
“We moeten nog de uitslag van die nier afwachten, die komt waarschijnlijk dinsdag, maar voor nu is dit eigenlijk het beste nieuws wat we konden krijgen.”
Ja.
“Verder hebben ze vandaag weer die spons vervangen en alles in je buik gespoeld.”
Ja.
“En ze hebben een stoma geplaatst en daar moet je niet van schrikken, maar hierdoor kan alle energie die je nog in je lichaam hebt gaan naar het herstel van je buik. Als je van die buikinfectie afkomt, dan kunnen ze ook je darmen weer aan elkaar zetten, dat heeft de doktor me allemaal duidelijk uitgelegd en ik geloof ‘m en ik heb ook tegen hem gezegd dat jij en wij geen hele lange lijdensweg willen en anders stuur ik pappa op ‘m af en die schopt ‘m wel voor z’n kloten.”
Glimlach.
“Maar voor nu moet je nog vechten. En ik weet dat je pas nog tegen me fluisterde dat jij zelf niks deed en dat de machines alles deden, maar jij doet zelf heel veel. Snap je me nog?”
Ja.
“Dus er is nog een kans. Een kleine kans, maar er is een kans.”
J. had op 1 van de monitoren gezien dat de hartslag van m’n moeder tijdens dit gesprek van 74 naar 104 ging.
MAY THE FORCE BE WITH YOU
“Mamma”, zei ik gisteravond, “ik zou met alle liefde al die snoertjes en stekkertjes van je af trekken, dat weet je hè?”
Knikken van ‘ja’.
“En je weet ook dat we je echt niet onnodig laten lijden en dat ze dat hier op de Intensive Care ook niet zullen doen.”
Snapt ze.
“En J. en ik hebben hier nog goed met je over gepraat, toch?”
Ja.
“We moeten die uitslagen afwachten. Dat is iets wat moet. De doktoren kunnen pas beslissen dat het echt geen zin meer heeft om je te behandelen als ze dat daadwerkelijk op papier hebben hè?”
Ja.
“Het is kut. Ongelooflijk kut, maar het is niet anders.”
Nee.
“J. heeft net gepraat met de verpleging hier en ze geven je wat extra slaaptoestanden door al die slangetjes heen. Je moet hier nog minstens een nachtje liggen. Minstens. En dat kun je.”
Haar blauwe ogen staren me aan.
“Je kan dit mamma, je doet het al een week, je bent zo aan het vechten, ik ben zo trots op jou, je bent aan het bidden hè, blijf dat maar doen, je kan het, je moet zelfs, je moet die uitslagen afwachten, dat is het protocol, daar kunnen we helemaal niks aan doen.”
Blauwe ogen.
“Mind over matter, mamma.”
Blauwe ogen.
“Heb je geen pijn meer nu?”
Nee.
“Dat is fijn. Meer kunnen we niet voor je doen op dit moment. Ik zou alles voor je willen doen en pappa ook en J. ook, maar dit is het nu.”
Die avond heb ik voor het eerst in de afgelopen 2 weken hartverscheurend zitten huilen, want m’n eigen moeder moed inpraten? Nooit gedacht dat ooit te moeten doen.
“Hé mamma, daar zijn we weer”, zei ik vanmorgen.
Blauwe ogen staren pappa, J. en mij aan.
“Beweeg je voetjes eens”, vraagt m’n vader.
Wiebel de wiebel.
“Hé, ben je er nog?”, vraag ik.
Ze geeft ons een knipoog.
Levenslust is een keuze.
WATCH AND LEARN, LEARN, LEARN
In de film ‘Contact’ zit Jodie Foster in een ruimteschip en alles om haar heen beweegt en ze weet niet waarheen en waarvoor, maar zij is er nog en weet met haar laatste kracht, energie, weet ik veel wat, nog te zeggen, fluisteren, als een mantra te herhalen: ‘I’m okay to go. I’m okay to go.”
In de film ‘Awakenings’ zakt Robert de Niro, na een tijd in staat te zijn geweest om normaal te communiceren, weer langzaam terug in zijn coma. Hij zit als een schuimpje in een stoel en dwingt zijn psychiater om op te schrijven en te registeren wat er met zijn lichaam gebeurt: “Learn, learn, learn!”
Ik kom nu al een week bij mamma op de Intensive Care en iedere keer kijk ik haar aan.
Ik zie haar lichaam langzaam de strijd verliezen.
Iedere keer gevraagd: “Lukt het nog mam, zit jij er nog in?”
Iedere keer knikte ze van ‘ja’.
Mijn moeder is een tijger. Een bloody fucking tijger.
Gisteravond stelde ik dezelfde vraag.
En met alle kracht die ze nog in zich heeft, want hoeveel kracht moet je hebben als je aan de beademing ligt en weet ik veel hoeveel medicamenten in je lichaam gepompt krijgt om je in leven te houden, met al die kracht keek ze me aan en schudde heel hard van ‘nee’. Ze was even daarvoor al bezig geweest om alle snoertjes en stekkertjes uit haar lijf te trekken, vertelde de verpleegkundige later.
“Heb je er geen zin meer in, mam?”
Nee.
“Heb je geen zin meer om te vechten?”
Nee.
“Doe het dan voor mij, schatje”, zegt m’n vader.
Smeekt m’n vader.
“Doe het dan voor ons.”
“Wij kunnen niet zonder jou.”
“Ik kan niet zonder jou.”
“Want jij bent mijn schatje.”
“Jij hebt deze week al voor ons gedaan hè, mam?”, zeg ik.
Ja.
Ze is er nog.
En mijn moeder zit er nog in.
Maar ze is totally okay to go.