LUNA EN DE FOUTE REDACTEUR
Een paar weken terug kreeg ik via Instagram een berichtje van een redacteur. Of ik wel eens was benaderd voor een eigen serie op Youtube? Hij werkte in de media en wilde me graag helpen met een mediaplan. Hoewel ik in eerste instantie wat sceptisch was, checkte ik het CV van de redacteur en, ach, een keer een gesprek leek me best een goed idee. Want, hé, iemand met veel ingangen in de media! Ik werd beroemd! Nog beroemder! Hoera! TV! Film! President of the United States! World domination! We spraken af dat we zouden bellen na zijn vakantie.
En dat telefoongesprek, 2 weken later, was eigenlijk best gezellig. Maar ja, ik praat altijd makkelijk over seks, seksualiteit, dildo’s, vibrators, buttpluggen, ik gooi er een grapje tussendoor en ik ben niet onzeker over hoe ik overkom op radio of tv of op wie dan ook. Maar toen ik even later na het gesprek op de bank zat bekroop me ineens een Unheimisch gevoel. Waarom had de redacteur me verteld dat hij regelmatig op zaterdag richting ‘het Zuiden’ ging om daar naar de parenclub in Ammerzoden te gaan en dat hij voordat hij daar naartoe ging wel bij mij op de koffie kon komen? Waarom had hij gevraagd of ik ‘openminded’ was en niet of ik ‘openhartig’ was? In mijn naïviteit en enthousiasme was ik vergeten dat dit een zakelijk gesprek was en de redacteur had zich allesbehalve zakelijk naar mij opgesteld.
Ik belde iemand die met hem had samengewerkt en het eerste wat diegene zei toen ik zijn naam noemde was; ‘Nee.’ Dat gaf me de geruststelling dat mijn gevoel klopte.
Ik besloot de redacteur een appje te sturen met de vraag of hij echt een programma wilde maken, of dat hij iemand zocht om mee naar een parenclub te gaan. Dat ik z’n vragen allemaal wat ‘off balance’ vond.
Hij probeerde meteen weer te bellen, appte dat hij echt een programma wilde maken, sprak een bericht in, maar alles in mij zei ‘laat deze vent het even lekker bekijken met z’n praatjes’. Ik heb in mijn leven te vaak niet naar mijn onderbuikgevoel geluisterd. Te vaak dingen gedaan die niet goed voelden. M’n ‘foute-mannen-radar’ begon te knipperen als een stroboscoop en ik besloot de redacteur verder te negeren. Doei.
Hij liet mij echter niet met rust.
[09:07, 28-09-2021] Heb ik je kunnen overtuigen dat mijn bedoelingen oprecht zijn?
[09:49, 30-09-2021] Hi Chantall is alles ok? Ik hoor niks meer van je. Nogmaals ik zoek niemand voor sex of als parenclub maatje. Vind je het leuk een keer koffie te drinken? Liefs (…)
[10:01, 30-09-2021] Maar als je niks meer wilt afspreken laat het me weten. Ik wil echt een leuke serie maken!
[17:30, 01-10-2021] Jammer dat ik niks meer hoor
[17:30, 01-10-2021] Wens je het allerbeste
[17:31, 01-10-2021] Je hebt mijn woorden verkeerd geïnterpreteerd in ieder geval.
[17:31, 01-10-2021] Spijtig
[10:14, 02-10-2021] Waarom hoor ik niks meer? Beledigd? Ik ben overigens bisexueel om die reden ben ik niet direct uit op sex met een vrouw.
Wat? Omdat je biseksueel bent, ben je niet uit op seks met een vrouw? Of niet direct? Dit soort informatie wil ik helemaal niet weten van iemand met wie ik eventueel ga samenwerken. En zeker niet op zaterdagochtend om 10 uur. Omdat ik het gevoel kreeg dat hij niet uit zichzelf zou stoppen met appen, stuurde ik hem toch maar een berichtje terug.
[10:20, 02-10-2021] Bedankt voor je interesse om met mij te gaan samenwerken… ik kies ervoor om dat niet te doen… groetjes, Chantall
De redacteur kon blijkbaar niet zo goed met deze zakelijke afwijzing omgaan.
[10:22, 02-10-2021] Beetje suf! (…) zeker geluld
[10:22, 02-10-2021] Klaar met jouw soort
Wat hij precies bedoelde met ‘jouw soort’ weet ik niet. Vrouwen in het algemeen? Vrouwen die niet met hem willen samenwerken? Vrouwen die ‘nee’ zeggen? Vrouwen die hun grens aangeven?
Wat ik wel weet is dat de redacteur mij nog even een laatste berichtje stuurde via m’n Instagram-DM, voordat hij me blokkeerde op alle social media-kanalen en Whatsapp. En dat berichtje liet me zien dat mijn voorgevoel over hem precies klopte.
‘Jammer je had wel geweldig grote tieten! Wat een geile grote kanjers’
En toen werd ik boos. Pissig. Furieus. Wie dacht hij godverdomme wel dat hij was? Mij ‘verleiden’ met een programma? Maar eigenlijk helemaal niet zulke professionele plannen hebben? Ik maakte screenshots van al onze gesprekken en ik zou ‘m wel even met naam en toenaam gaan exposen op internet. Fuck you, you fucking zielig mannetje.
Maar daarna kwam de twijfel. Want straks is het een gekkie? Een mafkees met te veel tijd die straks voor m’n deur staat? Een seksueel gefrustreerde sukkel die me gaat stalken? Die me de komende weken blijft lastigvallen, online of offline? Daar zat ik helemaal niet op te wachten. Als ik daaraan dacht werd ik zelfs een beetje bang. En dat, die angst, het fysieke overwicht dat een man heeft, of bij deze redacteur in kwestie de ‘meer macht in medialand’, maakt dat je zwijgt.
En dat is dus precies waardoor dit soort klootzakken met dit foute gedrag weg kunnen komen.
Deze tekst verscheen gisteren op www.climaximaal.nl, maar omdat ik weer vaker wil gaan bloggen op Maanisch.com, plaats ik ‘m ook hier!
NOOIT MEER NINA
Ik wilde nooit een hond. Toen niet. Nu niet. Nooit niet. Ik ben een kattenvrouwtje, maar mijn ex J. wilde een hond. Oh, wat wilde hij een hond. Hij wilde zo graag huisje, boompje, hondje en hij zou haar elke dag uitlaten, echt, heus, beloofd. Uiteindelijk kwam het erop neer dat ik haar elke dag moest uitlaten en dat hij een paar jaar later bij een andere vrouw introk, mij achterlatend met Nina.
Hoewel het voor mij waarschijnlijk niet zo verstandig was om meteen na J. aan een nieuwe relatie te beginnen is dit voor Nina een lot uit de loterij geweest. Mijn inmiddels ex M. was stapelgek op Nina en zij op hem. Met alle liefde heeft M. de afgelopen jaren, samen met mij, voor haar gezorgd. En hoe! You can know a man by how he treats his dog.
Een paar jaar terug kreeg Nina melkklierkanker. Heeft ze overleefd na een operatie waarbij 1 van haar tepels en een stuk oksel werd verwijderd.
Ze werd incontinent. Bleek prima te verhelpen met 2 maal daags een pilletje.
Ze scheurde de kniebanden van een achterpoot af waardoor ze dagelijks aan de pijnstilling moest.
Ze kon, en mocht, hierdoor eigenlijk niet meer rennen en spelen, maar zo af en toe gooide ik nog met een balletje of een stok, maar dat moest ze altijd bekopen met de volgende dag een beetje mank lopen.
Waar ze vroeger altijd voor me uit liep, liep ze de afgelopen maanden steeds langzamer. Ze liep steeds vaker achter mij aan en ik moest mijn tempo aan haar aanpassen. Sjok. Sjok. En de vraag is dan; heeft ze pijn? Of is het gewoon ouderdom?
Ze kreeg steeds vaker darmklachten en darmklachten bij een hond van 45 kilo kwamen er in het geval van Nina op neer dat diverse plekken in huis per ongeluk werden ondergescheten en dat ze om de 2 uur uitgelaten moest worden.
Ze was moe. Zo moe. Van een klein stukje lopen van 10 minuten moest ze een half uur uithijgen.
En ik was ook moe.
Het is niet eerlijk als ik zeg dat ik nooit een hond wilde.
Want dat wilde ik wel.
Elke dag van de afgelopen 9,5 jaar wilde ik dat Nina bij me was.
En omdat ik thuiswerk kan ik zeggen dat we ook bijna 24 uur per dag samen zijn geweest.
Ook ’s nachts, want ze mocht de afgelopen jaren op bed slapen.
Ik koos 9,5 jaar geleden óók voor Nina.
Vandaag moest ik ervoor kiezen om haar te laten gaan.
Ik wilde nooit een hond.
Maar ik wilde Nina wel.
GEZIEN LUNA’S LEEFTIJD
“Ja, hallo met Luna, ik wil graag een herhaalrecept voor de anticonceptiepil, maar de laatste keer dat ik ‘m had is 5 jaar geleden.”
“Oh, wat is je geboortedatum?”
“17 november 1975.”
“Oh, en menstrueer je nog regelmatig?”
“Nou, niet echt, ik hang denk ik wel tegen de overgang aan, maar ik zit ook in een nogal stressvolle periode, dus het kan eigenlijk van alles zijn.”
“Gezien je leeftijd mag ik geen herhaalrecept uitschrijven.”
“Gezien mijn leeftijd?”
“Ja.”
“Oh, okay, maar ik wil toch echt wel weer aan de pil.”
“Ik ga het even met de huisarts overleggen en dan kun je morgen bij de apotheek terecht.”
“Okay.”
De volgende dag lag er nog geen recept bij de apotheek. En 3 dagen later ook niet.
“Hoi, met Luna, 17 november 1975, jullie zouden een recept voor de anticonceptiepil doorsturen naar de apotheek, maar die ligt er nog niet.”
“Oh, ja, sorry, ik ben je vergeten terug te bellen, maar de huisarts geeft geen goedkeuring voor de anticonceptiepil.”
“Wat?”
“Ja, er is een verhoogd risico op trombose gezien je leeftijd.”
“Gezien m’n leeftijd?”
“Ja, we adviseren om een Mirena-spiraal te plaatsen.”
“Nee. Nee. Nee. Nee! Dat wil ik niet. Ik kan niet met de gedachte leven dat er iets in me zit dat er niet hoort. En zeker niet daar. Nee. Nee. Nee. Ik ben een sekstoy-tester en ik ken mezelf, dan denk ik er iedere keer dat ik een speeltje test dat ik die spiraal voel zitten en daar word ik helemaal zenuwachtig van. Dat gaat ‘m test-technisch voor mij niet worden. En alleen op een condoom vertrouwen doe ik ook niet, want daar word ik ook zenuwachtig van en dan kan ik me niet overgeven aan het moment en dan wordt het allemaal heel ingewikkeld en gewoon klote en kut.”
“Ehhhhhhhh, okay, dan kan ik je nu niet verder helpen.”
“Ik ga dit even laten bezinken.”
Het is echt niet dat ik onwijs om een stijve pik sta te springen, nou ja, misschien een klein beetje, maar het leek me wel verstandig om alvast wat na te denken over de eventuele gevolgen van een avondje seks met de een of de ander. Dus ik heb keurig een paar doosjes condooms gehaald, maar de kans op een zwangerschap is daarmee alsnog tussen de 2% en 5%. Dus ik wil, naast condooms, graag nog een ander soort anticonceptie te gebruiken. Better double safe than sorry! Want ik durf te wedden; de paar eitjes die ik nog ergens links of rechts heb zitten willen waarschijnlijk dusdanig graag bevrucht worden dat ze spontaan een condoom laten scheuren zodat ik van de eerste de beste one night stand zwanger raak.
En dat lijkt mij, gezien mijn leeftijd, al helemáál geen goed idee.
AIN’T GOT NO – I GOT LIFE
Ik ben sinds 2,5 maand vrijgezel en ik ben de afgelopen 20 jaar nog nooit zo lang vrijgezel geweest. Ik kreeg al vrij snel een nieuwe relatie na een vorige relatie en hoewel dat op dat moment de allerbeste, fijnste, lekkerste beslissing leek kan ik nu wel zeggen; dat was het niet. Op de ruïnes van de ene relatie kun je geen andere bouwen.
Ik doe momenteel pogingen om mijn eigen fundament weer een beetje stevig op te zetten, maar dat gaat niet zo snel en gemakkelijk als ik zou willen.
Het gemis is groot en de focus gaat al snel naar dat wat je niet hebt.
Ik heb geen relatie.
Ik ga nooit een gouden huwelijk vieren.
Ik ben helemaal alleen.
Ik heb niemand om tegenaan te liggen.
Ik heb niemand die van me houdt.
Ik heb niemand die het vuilnis aan de weg zet.
Ik heb niemand die thuis op me wacht.
Of de focus gaat naar dat wat anderen wél hebben.
Zij hebben wel samen een huis gekocht.
Zij zijn nu lekker met z’n tweetjes op vakantie.
Zij zijn opa en oma geworden.
Zij zitten samen romantisch aan een cocktail.
Zij zijn wél gelukkig.
Zij hebben het wél leuk.
Toen mijn moeder net was overleden zag ik overal het woordje ‘mama’ of ‘moeder’ staan. Ik hoefde maar een krant of tijdschrift open te slaan en het was het eerste woord dat ik zag. Hetzelfde geldt voor televisieprogramma’s of films. Iedereen had ineens een moeder en het moest er ook iedere keer over gaan als ik de televisie aanzette. En ook op Facebook of Instagram zag ik alleen maar foto’s van moeders met dochters, dochters met moeders, gezellig uit eten, gezellig een dagje winkelen, gezellig, proost, cheers.
Zij wel.
En ik nooit meer.
Verdriet. Jaloezie. Au.
Kutwijven.
Maar de focus is in 1,5 jaar gegaan van dat wat ik niet meer heb, naar dat wat ik wél heb gehad. En ik heb een geweldige moeder gehad.
Ik had er misschien een cursusje mindfulness of mediteren tegenaan kunnen gooien, of een paar yogaklasjes kunnen volgen, psycholoog, psychiater, pastoraal medewerker misschien, maar ik vertrouw er nu op dat mijn liefdesverdriet, net als het verdriet om m’n moeder, vanzelf minder wordt. Verdriet hoort bij het leven en krampachtig proberen om maar geen verdriet te hebben, om het weg te stoppen, geen pijn te hebben, dat doet uiteindelijk meer kwaad dan goed. Ik vertrouw op mijn verdriet, ik geef me eraan over, zet gewoon wél die zielige liedjes op, kijk gewoon wel naar die foto’s van vroeger, en ik huil en ik huil en ik huil en ik ga ervan uit dat al dat huilen uiteindelijk stopt.
Al is dat vertrouwen de afgelopen weken ook wel een paar keer dusdanig weggeweest dat ik echt dacht dat het nooit meer goed zou komen. Laat maar zitten. Ik doe niet meer mee. Ik ga in bed liggen en misschien verplaatst ik me van het bed naar de bank, maar dat is het voor vandaag en als het aan mij ligt voor de rest van m’n leven. Doei!
Maar de volgende dag sta je toch gewoon weer op, je kleedt je aan, je laat de hond uit en ach, dan gaat het ook wel weer. Je doet de boodschappen, je kookt, de ene dag wat gezonder dan de ander, je eet, je drinkt, je spreekt met vriendinnen af, je belt huilend naar je ex, je knuffelt je 4 katers, je probeert toch weer wat te werken, je gaat weer een keertje naar de kroeg, je gaat weer eens een keertje dansen. De focus van dat wat je niet hebt gaat heel langzaam naar dat wat je wel hebt.
En zo word je ineens op een dag wakker met het liedje van Nina Simone in je hoofd.
‘I got my tongue, I got my chin
I got my neck, I got my boobs
I got my heart, I got my soul
I got my back, I got my sex
I’ve got life, I’ve got my freedom
I’ve got life, I’m gonna keep it.’
LUNA EN EEN KAAL PLEKJE
“Hé, je hebt hier een kaal plekje”, zegt M.
“Huh?”, zucht ik.
We liggen op de bank een film te kijken en ik lig met mijn hoofd tegen hem aan. Ik voel M.’s vingers over m’n hoofdhuid gaan.
“Ja, een kaal plekje, wacht, ik maak even een foto.”
Even later houdt M. zijn mobiele telefoon voor m’n ogen.
“Wat?”
Ik schrik. Op het beeldscherm zie ik een kale plek ter grootte van een 2 euro muntstuk. Dit is niet goed. Dit is niet de bedoeling! Wanneer ik m’n vingers richting het kale plekje breng voel ik het nu ook zitten. Dat voelde ik nooit eerder en ook tijdens het verven van m’n haar is het me niet opgevallen. Het plekje moet dus ergens in de afgelopen 2 weken zijn ontstaan. Lichte paniek.
Niet gaan Google’en, niet gaan Google’en, niet gaan Google’en, niet gaan Google’en!!!!!
Toch gaan Google’en.
‘Alopecia areata is een haaraandoening, waarbij een persoon vrij plotseling gedeeltelijk kaal wordt. De plekken waar Alopecia areata zich voordoet, zijn vaak rond of ovaal van vorm. In deze plekken vallen alle haren uit. Het verloop van Alopecia areata is grillig. Het is niet of nauwelijks te voorspellen of het haar terugkomt en of dat eventuele herstel blijvend zal zijn. Er zijn geen behandelingen waarvan bewezen is dat ze helpen tegen Alopecia areata. Dit betekent dat men eigenlijk altijd het natuurlijke beloop zou moeten afwachten.’
Lekker dan.
De plaatjes onder ‘Google Image Search’ zien er weinig hoopvol uit. Mijn plekje is momenteel nog ter grootte van een 2 euro muntstuk en zit midden op m’n hoofd, dus m’n haar kan ik er nog overheen laten vallen, maar ik zie foto’s met kale plekken ter grootte van diverse golfballetjes, een kale plek ter grootte van een hand, een heel kaal achterhoofd, goed zichtbare plekken aan het begin van de haargrens en plekken waarbij het lijkt alsof iemand een paar keer flink is uitgeschoten met een tondeuse.
Nog lekkerder dan.
De paniek wordt groter. De onzekerheid al helemaal. Blijft het bij dit plekje? Zitten er al meer? Word ik straks helemaal kaal? Moet ik een pruik? What the fuck heb ik nou weer!? En waarom? Godverdomme. Kut. Kut. Kut. Ik ben zo blij met m’n haar. Zo trots dat het zo lang is. Zo dik. En zoveel. Ik zie mezelf in gedachten al met een kaal hoofd. Dat wil ik niet. Ik heb geen mooie schedel. Ik heb geen hoedenhoofd. Nee! Nee! Nee!
‘Krijgt u ineens één of meer kale plekken? Ga dan naar uw huisarts om te kijken waardoor dat komt.’
Laten we dat eerst maar doen.
Update: Ik ben inmiddels naar de huisarts geweest. Het is Alopecia areata. Valt niks aan te doen. Kan hierbij blijven (ik had nog ergens anders een plekje), kan erger worden. De toekomst zal het leren. Kan aan stress liggen (“Wil je met iemand praten?’), kan ook gewoon pech zijn (‘Is mindfulness niks voor jou?’). Het is dus vooral afwachten en hopen dat het hierbij blijft. Het is gewoon kut.
LUNA EN EEN KAFKAËSKE DAG
Als je een geliberaliseerde woning huurt ben je verplicht om mee te werken aan de verkoop van het huis. Je moet dus ook kijkers toelaten in je thuis, zodat, in ons geval, nieuwe investeerders kunnen checken of het een investering waard is. Het was iets waar M. en ik tegenop zagen, maar zoals dat gaat met dingen waar je tegenop ziet; uiteindelijk moeten ze toch gebeuren en uiteindelijk werd het vanzelf maandagochtend 9:00, de dag en het uur van de eerste bezichtiging. Wij hadden besloten om zelf ook thuis te zijn, zodat we nog een beetje het idee hadden dat we controle hadden over de situatie.
Want er komen ineens allerlei types bij je over de vloer. Door je huis. In je keuken. In je woonkamer. In je seksspeeltjes-kantoor. In je slaapkamer. Tussen je dromenvangers. In je badkamer met kattenbakken. En wat voor types er komen, daar heb je dus helemaal geen invloed op. Je weet maar 1 ding; het zijn types met ergens minimaal € 250.000,- op de bank.
In 3 uur tijd zien we diverse mannen met grote auto’s, mannen met geld, jongens met geld, snelle jongens en nog snellere jongens die binnen 5 minuten weer vertrekken. Een paar keer kijk ik in heel vriendelijke ogen boven een mondkapje.
Je went er blijkbaar snel aan dat er een vreemd makelaars-mannetje met een vreemd investeerders-mannetje op je zolder staat te praten over huurcontracten, funderingen, over een gedateerde badkamer zonder schimmel, kozijnen, een zonnige woning, een CV-ketel van 10 jaar oud en huurders die hier heel graag wonen, maar door omstandigheden het huis niet zelf kunnen kopen.
Er staat een gezin met 2 kinderen voor de deur. Die komen het huis ook bezichtigen.
“Maar we wonen in principe prima in Druten hoor”, hoor ik de vrouw even later zeggen terwijl ik onderaan de trap het gesprek tussen de makelaar en het gezin sta af te luisteren. Het vriendelijke makelaars-mannetje heeft haar er net op gewezen dat het hier toch echt om een investeringspand gaat mét huurders. Ik heb niet het idee dat de vrouw de situatie goed begrijpt.
“En hier is een muziekkamer”, zegt het makelaars-mannetje als hij het kantoortje van M. laat zien. Daar moeten we iedere keer om lachen, want M. heeft dan wel een gitaar, een keyboard en een koffer vol ambitie op z’n kantoor staan, maar ondanks herhaalde pogingen te beginnen met een cursusje gitaar of piano, kan hij geen noot spelen.
“Meneer en mevrouw hebben zelf een nieuwe koelkast gekocht, omdat de koelkast die bij het huis hoort het niet meer doet”, zegt het makelaars-mannetje en wijst op onze grote Amerikaanse koelkast.
“Dus deze doet het niet meer?”, vraagt de vrouw en ondertussen trekt ze onze oude koelkast open.
“Die staat uit en dat is nu onze snack-kast”, roep ik richting de keuken, wetend dat de vrouw een blik heeft kunnen werpen in onze oude koelkast die nu volgestouwd is met chips, koek en chocolade. Je voelt je ergens betrapt, maar het lijkt me niet de bedoeling dat kijkers zomaar uit zichzelf kastjes en deurtjes gaan opendoen. “En die oven en de vaatwasser hebben we trouwens ook zelf betaald.”
Nadat het gezin onze achtertuin en garage heeft geïnspecteerd keren ze terug naar binnen. Het zoontje is op z’n hoofd gevallen tegen de stoeptegels en we hoorden hem vanuit de tuin al onbedaarlijk huilen. De vrouw staat met hem op haar heup in mijn woonkamer en ze wil nog wat aan ons vragen, maar is de vraag vergeten. Ze stamelt wat vanachter haar mondkapje, het zoontje huilt erdoorheen en haar dochtertje is bezig met het uittrekken van haar metallic roze schoentjes met klittenband. De vader, die ik nog geen woord heb horen zeggen, staat erbij en kijkt ernaar.
Je wil netjes blijven. Je moet netjes blijven. Want het zou dus zo maar kunnen dat je hier met je toekomstige huurbaas te maken hebt. Maar je vraagt je af waarom iemand z’n 2 kinderen meeneemt naar een huisbezichtiging. Wat ging hier mis? Waarom blijft zij hier staan met dat huilende kind? In mijn thuis? Dit duurt te lang! Waarom pakt haar man dat kind niet even over, zodat zij haar vraag kan stellen? Wat is dit? Wat gebeurt hier? Ga weg! Ga allemaal weg! Neem je huilende kind mee naar Druten en laat ons met rust. Ik wil rust! Ik wil dat dit stopt!
“Willen jullie zelf niet ooit een huis kopen?”, vraagt de vrouw tussen het gehuil van het kind door.
“Nee, wij willen hier blijven huren”, zegt M. resoluut.
Het meisje zonder de roze metallic schoentjes is inmiddels op onze bank gaan liggen. Kater Chuck springt ernaast.
Kafka. Vandaag was Kafka.
Laat onze nieuwe huurbaas alsjeblieft 1 van de mannen met de vriendelijke ogen zijn.
ER WORDT GEMORRELD AAN LUNA’S BASIS
De deurbel gaat op zondagochtend om 10:00. Ik voel meteen dat het kijkers voor het huis zijn. De afgelopen dagen zijn er al verschillende mannetjes met auto’s door de straat gereden om precies te stoppen voor ons huis. Het was afwachten tot 1 van die mannetjes uit zou stappen om aan te bellen en te vragen of hij even binnen zou mogen kijken.
Dat ons halve hebben en houden nu ineens online te bekijken is op Funda, dat is gewoon kut. Maar dat we mee moeten werken aan de verkoop van het huis, dat weten we, ook al is het kut. Het is wat het is, maar je voelt je gewoon bekeken. Online, maar dus ook offline. Of misschien eerder; ik voel me weggekeken en dat terwijl ik hier helemaal niet weg wil. Ik heb het gevoel dat ik uit dit huis moet, terwijl daar helemaal geen sprake van is en ook niet kan gaan zijn, want de Nederlandse wet beschermd huurders gelukkig, halleluja, heel goed.
Maar 2 Polen, of 2 Tsjechen, of 2 Oekraïners, of in ieder geval 2 mensen met een Oostblokkerig accent aan je voordeur, met nog een andere Oostblokker op videocall erbij, daar zit je niet op te wachten op een zondagochtend om 10:00.
“You sell house?”
“No, we rent this house, our house owner is selling it.”
“How much is it?”
“Please contact the real estate agent.”
“How long do you rent?”
“We are renting this for more then 8 years, but please contact the real estate agent.”
“When are you planning to leave?””
“Our contract is indefinitely.”
“How much you pay?”
“Please contact the real estate agent.”
Het liefst wil je natuurlijk zeggen dat ze op moeten rotten: “You go away, yes! Mafkees! Are you niet goed bij je hoofd? Alles staat op Funda, ga daar maar lekker kijken en bel de makelaar maar, doei, de groetjes!” Maar je moet wel een beetje aardig en vriendelijk blijven, want misschien heb je dus te maken met je toekomstige huiseigenaar.
Maar we weten niet wie het huis gaat kopen. En ook niet wanneer. We hopen natuurlijk op een fijne huurbaas die eindelijk de kozijnen buiten gaat vervangen, die bij problemen meteen de boel komt oplossen, die eens per jaar keurig de huur verhoogd volgens de huurindexering en die het pand ziet als een zakelijke investering. Maar misschien hebben we iets te veel afleveringen van ‘Horrorhuurders en Huisjesmelkers’ gekeken, want je kan ook een klootzak krijgen die ons middels allerlei nare trucjes probeert weg te krijgen, zodat-ie zelf lekker kan gaan genieten van onze tuin die grenst aan een slootje. En ook al hebben we huurbescherming, je wil gewoon geen toestanden met je huiseigenaar.
Dit huis is dan misschien wel niet van ons, maar dit huis is wel ons thuis. En dat willen we graag zo houden.
LUNA EN EEN FUCKING GROOTHOEKLENS
“Waar gaan jullie naartoe?’, vraagt de fotograaf terwijl hij z’n camera op een statief richting de keuken zet.
“Wij gaan helemaal nergens naartoe”, zeg ik.
“Oh.”
“Wij huren dit van een particulier en die gaat het nu verkopen.”
“Oh.”
“Met ons erin.”
“Oh.”
“Het is een beleggingsobject.”
“Oh.”
“Wij zitten hier niet echt op te wachten.”
“Oh.”
Ondertussen pakt de fotograaf onze vuilnisemmer op en verplaatst ‘m van de keuken naar de woonkamer. Ook de plastic zak die aan de muur hangt om ons plastic afval in te verzamelen mag niet op de foto. De etensbak van Nina ook niet. Wanneer even later onze woonkamer aan de beurt is om op de foto te gaan wordt de hondenmand van Nina verplaatst, net als de krabpaal van de poezen, de etensbakjes van de poezen en een poezenmandje. Nina zelf had ik al voor een paar uur naar m’n vader gebracht.
Er staat een vreemde in m’n huis. Er zit een vreemde aan m’n spullen. Ik trek dit heel slecht.
Ik herinner me een vakantie met partner P. naar Isla Margarita. Op de terugweg werden we er op het vliegveld tussenuit gepikt en van een Venezolaanse dame moesten we al onze koffers open maken, zodat ze ertussen kon snuffelen. Het ergste vond ik nog dat de dame met een mesje over de lege pagina’s in m’n dagboek schraapte om te kijken of ik er misschien cocaïne tussen had zitten. Net als toen moet ik deze hele toestand met de fotograaf maar gewoon ondergaan. Ik kan niet anders.
Ik woon al 8,5 jaar in dit huis, waarvan de laatste 3 jaar samen met Michael. De eigenaar van het huis heeft besloten het huis te verkopen en we zijn wettelijk verplicht om als huurder mee te werken als de verhuurder het pand wil verkopen. En wij kunnen het zelf niet kopen, maar willen wel blijven huren. Of eerder; we moeten dit wel blijven huren, want de huurhuizen liggen niet echt voor het oprapen.
Met de makelaar is afgesproken dat mijn seksspeeltjes-kantoor en onze slaapkamer niet gefotografeerd worden. Die hoefde ik niet op Funda terug te zien. Dat ik zelf m’n dildo-collectie met de hele wereld deel, dat moet ik zelf weten. Ik ben er trots op. Maar dat mijn kantoor ergens in een Facebook-post terecht komt met een ‘kijk nou eens wat ik op Funda tegenkwam’ erbij, ja, daar pas ik voor. Toch moeten alle kamers wel ingemeten worden, dus ik onderga de ‘nee, ik heb wel gekkere dingen’ gezien van de fotograaf. En de inbouwkast in de slaapkamer moest ook opgemeten worden, dus zonder vragen trekt de fotograaf de kastdeur opzij en steekt z’n hand langs m’n beha-mandje om zo de diepte van de inbouwkast te meten. Ik zucht diep.
Een paar dagen later staat ‘ons’ huis op Funda. En hoewel ik normaal weinig moeite heb met het delen van m’n hele hebben en houden op internet voelt dit allemaal toch als een soort digitale aanranding. Mijn spullen, mijn boeken, mijn pluchen flamingo, mijn bank, mijn kussens, mijn veilige plek. Gewoon voor iedereen te bekijken. Met je fucking groothoeklens.
Volgende week moeten we ons huis openstellen voor kijkers.
Ik kan er nu al niet van slapen.
77 YEARS OF HOPES AND DREAMS
Vandaag, precies een jaar geleden overleed mijn geweldige moeder. Er gaat geen dag voorbij dat ik niet aan haar denk.
“We moeten iedereen wel een bedankkaartje sturen hoor”, zei m’n vader een paar weken na de condoleance.
“Ja, ja, pappa, komt goed, ik ga iets anders doen. Iets wat meer bij mij past. En wat meer bij mamma past.”
Iedereen die ons het afgelopen jaar heeft gesteund of hun medeleven heeft getoond, op wat voor een manier dan ook; bedankt. Elk gebaar, groot en klein, is enorm door ons gewaardeerd. Ik heb ervoor gekozen om geen bedankkaartjes te sturen. Ik wilde graag iets anders doen. Een soort ‘pay it forward’.
Pay it forward is een ‘uiting’ van een goede daad aan anderen in plaats van aan de oorspronkelijke weldoener. Je geeft de goede daad die aan jou is gedaan dus door aan anderen. Je kunt liefde teruggeven, maar je kunt liefde ook doorgeven.
Het afgelopen jaar maakte ik, met liefde, 77 dromenvangertjes. Eén voor elk jaar van m’n moeders leven.
Het was voor mij belangrijk om iets terug te doen wat mijn moeder me heeft geleerd. Iets fysieks. Iets met m’n handen. Iets creatiefs. Mijn moeder leerde me borduren. Breien. Haken. M’n moeder leerde me handwerken en van haar erfde ik m’n liefde voor textiel.
Mijn liefste herinneringen aan m’n moeder zijn die waarin we vroeger samen knutselden. Zo vouwden we, toen ik nog thuis woonde, samen ooit honderden sterretjes voor in de kerstboom. Maar ook de laatste jaren, tijdens haar ziekte, zaten we regelmatig tegenover elkaar aan tafel te handwerken. Ze hielp me met het haken van kleedjes, het uitzoeken van kralen, het opspannen van dromenvangers en alle dingen die ik maakte liet ik als eerste aan haar zien. Als iets niet lukte, dan belde ik haar voor advies of om gewoon even te klagen. Mijn moeder was mijn grootste fan. En ik die van haar.
Deze 77 dromenvangertjes maakte ik alleen. Al was m’n moeder er, zoals eigenlijk altijd als ik iets maak, in gedachten bij.
In elke dromenvanger hangt een ‘HOPE-hangertje’ in het midden.
Hoop is een emotie die ik pas dit jaar, het eerste jaar zonder mijn moeder, maar juist ook dit Corona-jaar, heb begrepen. Ik dacht dat hoop een passieve emotie was. Iets naïefs. Dat je gaat zitten en dan maar hoopt dat het morgen beter is of wordt.
Maar hoop zorgt ervoor dat je doorgaat. Dat je opstaat. Dat je kiest. Dat je staat. Dat je leeft.
Hoop dóét leven.
Deze dromenvangertjes wil ik graag gratis sturen naar mensen die een beetje hoop of gewoon iets liefs in hun leven kunnen gebruiken. En jij mag kiezen naar wie. Ik stuur het dromenvangertje gratis, namens jou en met een persoonlijke boodschap van jou naar degene die jij kiest.
Ga naar Maaneschijn.nl, vul jouw gegevens in, kies voor ‘verzenden naar ander adres’ en vul daar de gegevens in van de ontvanger. Bij ‘bestelnotities’ schrijf je het briefje dat ik naar de ontvanger mag sturen (ik print dit uit en stuur dit met de dromenvanger mee).
Ik hoop dat ik alle 77 dromenvangertjes namens jullie mag versturen. Mocht dat eventueel niet lukken, dan breng ik de rest naar de afdeling chemotherapie in Ziekenhuis Rivierenland in Tiel!
Je vindt deze Hopes & Dreams-dromenvangertjes: www.maaneschijn.nl/dromenvanger/77-years-of-hopes-and-dreams
LUNA 2.0
Naar aanleiding van een wat zielig sms-je richting vriendin I. (strekking; alles is kut, kut-Corona, kut-leven, kut-weer, kut-geld en de gootsteen is ook nog eens verstopt) stuurt I. een berichtje terug:
‘Ik wil 1 dezer dagen nog een keer naar Arnhem. Dat zou ook vandaag kunnen. Als jij nou zegt: daar knap ik lekker van op… dan gaan we zo met gierende banden die kant op. Even naar Flying Tiger, Bos en Heij, de loempiakraam en een optie op IKEA.’
Nou! En zeker dat ik daarvan opknap! Wij rijden om 14:30 met gierende banden naar Arnhem, bezoeken de loempiakraam voor 2 x 2 stuks Vietnamese loempia met zoete saus en kopen daarna allerlei totaal overbodige producten bij de Flying Tiger, maar hé, het zijn 10 producten voor 5 euro, dus ik kan best 20 overbodige producten kopen, want altijd leuk als cadeautjes voor anderen die er eigenlijk ook niet op zitten te wachten. Daarna nog naar cadeauwinkel Bos en Heij voor een beeldschoon met-de-hand-gesneden houten roodborstje, bij Fabrics & More nog even een perfect-zittende vintage jurk gescoord en nog even snel een rondje door de Dille & Kamille. Om 17:00 gaan helaas de meeste winkels dicht op zaterdag, maar gelukkig is de IKEA in Duiven open tot 21:00 en daar hebben ze roze schapenvachtjes, mini-vaasjes, schaaltjes en potjes die ik gewoon moet hebben. In 3 uur blijk ik mezelf prima, tijdelijk, gelukkig te kunnen kopen.
Om dat gelukzalige gevoel nog even door te trekken besluiten I. en ik om er een all you can eat sushi-sessie achteraan te plakken. Het is dan wel niet de allerbeste sushi, maar ook van een middelmatige maki kan ik nog altijd heel blij worden.
Tijdens onze derde sushi-ronde voel ik me niet zo lekker worden. Ik krijg het warm en m’n hart lijkt sneller te kloppen. Of is het echt zo? Ik moet toch zelf wel weten of m’n hart harder of zachter klopt? Vinger op m’n pols, niks te voelen. Ik weet het niet meer. Het is hier wel echt warm. Laag plafond ook. Ik zeg iets tegen vriendin I. en ik struikel over een woord. Zei ik eigenlijk wel wat ik wilde zeggen? Jesus, ik ga hier toch geen hartaanval krijgen? Oh, God, ik krijg een hartaanval. Ja, ik voel m’n vingers tintelen. Ja, ik weet het zeker! Dit gaat niet goed hier. Ik voel me raar.
Dan valt m’n oog op m’n flesje bier.
“Wat heb je net voor bier besteld?”, vraag ik aan I.
Er komt tegenwoordig geen bediening meer te pas aan bij het opgeven van je bestelling, want je kunt via het touchscreen van een iPad laten weten welke sushi’s je wil hebben, net als welke drankjes.
“Ja, gewoon die Radler met citroen, wat je zei”, zegt I.
Ik check het flesje bier. Dit is een Radler met 2% alcohol. De eerste sushi-ronde heb ik besteld en toen kreeg ik een Radler 0.0 met citroen, maar er blijkt dus ook een Radler met citroen én met 2% alcohol op de digitale menukaart van de iPad te staan. Gewoon naast elkaar. En aangezien I. de laatste twee rondes heeft besteld ben ik blijkbaar al aan m’n tweede glas bezig.
“Oh! Gelukkig! Ik dacht dat ik doodging!”, zeg ik.
“Oooooooh, sorry, heb je in de tussentijd ook geen kersenbonbonnetje ofzo gehad?”, vraagt I.?
“Nee, ik heb echt 1,5 jaar niks gedronken”, lach ik.
Die nacht lig ik wakker tussen 2:00 en 3:00, net zoals ik vroeger, toen ik nog regelmatig dronk, ook altijd wakker lag rond deze tijd. Ik denk aan hoeveel ik tot een paar jaar terug wel niet heb gerookt, gedronken, geslikt en gesnoven. Ik word misselijk als ik eraan denk. Ik ben veranderd van een vrouw die niet moeilijk deed over een flesje wijn of soms wel 2 per dag naar een vrouw die van 2 per-ongelukke flesjes Radler van 2% al hartkloppingen krijgt.
Er zijn perioden in m’n leven geweest dat ik trots was op de hoeveelheid alcohol die ik dronk. Ik denk dat ik er momenteel trots op moet zijn dat ik er nu niet meer tegen kan.