web analytics

LUNA, P. EN DE MODEPOLITIE

Soms is het moment daar om de realiteit eens diep in de ogen aan te kijken. Om de kledingcollectie die je in de loop der jaren bij elkaar hebt verzameld eens flink onder de loep te nemen en eens flink uit te dunnen. Gisteren was dat moment daar voor P. en mij. Nu zijn P. en ik niet zo van het weggooien. Aan elk kledingstuk hangt een herinnering en elk kledingstuk denken we toch, ooit, nog eens te dragen. Maar onze bewaardrift begon de laatste tijd wel erg groteske vormen aan te nemen. Onze rekken, kasten en lades puilden uit. “Je draagt de helft niet meer”, riepen we tegen elkaar. Want we vonden vooral dat de ánder maar eens iets weg moest gooien. Om onze relatie een beetje gezellig en in balans te houden, besloten we een modepolitie-avondje te houden. Om en om moesten we kledingstukken in een vuilniszak doen. Hij 1 en dan ik 1. Het ging hierbij vooral om het acceptatieproces dat sommige kleding echt niet meer kan en waarschijnlijk ook nooit meer gaat kunnen. “Kan deze broek nog?”, vroeg ik aan P. terwijl ik mezelf in de spiegel bekeek. “Eh, nee, meisje, die kan echt niet meer”, zei P. voorzichtig. “Ja, maar ik heb nu een gewone onderbroek aan. Met een string kan het toch best nog? Toch?”, vroeg ik. “Eh”, zei P., “eh, nou.” Die paarse broek kon dus echt niet meer. Zucht. In de vuilniszak ermee. Daarna kwam P. voor me staan in een veel te grote, gebreide beige trui: “Dit was m’n lievelingstrui toen ik nog studeerde.” Ik bekeek ‘m eens goed. Nee, toen hij nog studeerde was ik zeker niet op P. gevallen. Nog even checken voor de zekerheid. Nee, zeker niet! Wat een afzichtelijke trui! “Jesus, P. heb jij dat aangehad?”, lachte ik. “Weggooien dus”, zei P. een beetje beteuterd. Totaal hebben we 2 vuilniszakken met kleding gevuld. Wat een geestelijke bevrijding! Ter compensatie heb ik vandaag 2 paar schoenen gekocht.

19

LUNA IN DE WACHTKAMER

Ik zit om 10.30 in de wachtkamer van de tandarts in Tiel. “Koud wah buiteh?”, zegt een man die net binnenkomt tegen niemand in het bijzonder. “Ik heh me eigeh vahmorgeh maar goed ingepak.” Hij hangt z’n jas aan de kapstok en gaat zitten op een wit klapstoeltje. Hij kijkt onrustig om zich heen. Ik probeer me te concentreren op een Libelle, maar de man is een prater. En die praten toch wel. “Ge bin toch nie senu-achtig wah?”, vraagt de man. Hij kijkt mij aan. Nee hè, hij heeft het tegen mij. Er zitten hier 7 wachtenden en hij kiest mij. Heb ik weer. “Nee hoor, ik ben helemaal niet zenuwachtig”, zeg ik beleefd. Om dat te bewijzen geef ik hem een vriendelijke glimlach zodat hij kan zien dat al mijn tanden keurig op een rijtje staan. “Ja, want witteh, ik zeg altijd moar, ge kun bitter bij de tandarts zitteh dan bij de dokter”, vervolgt de man. Hij heeft iemand gevonden om tegen te praten, dus nu is er geen houden meer aan. Hij vervolgt zijn monoloog over een bedrijfsongeval van 6 jaar geleden. Hij was betonvlechter. Iets met een machine die niet werkte, en huppakee, zo een stalen buis door z’n pols. “Ja, en dan stoah de wel effe te kieken”, zegt hij. “Nou”, zeg ik. Hij balt z’n vuist en draait z’n pols op en neer. “Maar gelukkig heh de dokter alles weer aan elkoar witteh te zetteh”, zegt hij. “Ja, dat kan allemaal tegenwoordig”, zeg ik. “Soms hedde een dokter gewon nodig”, zeg hij. Hij doet z’n vuist open. Ah! Nee! Nee! Die kerel mist 2 kootjes van z’n wijsvinger! Ah! En het is nog ochtend! Als ik amputaties wil zien dan kijk ik wel op Yorin naar ‘Shock Doc’. Waarschijnlijk vertelt deze man, al 6 jaar lang, aan iedereen het verhaal van zijn bedrijfsongeval. En dan laat hij aan iedereen een beetje terloops z’n geamputeerde vinger zien. Zo van, kijk, ik zit er helemaal niet mee. Heus niet. “Ja, soms hedde een dokter gewon nodig”, herhaalt de man. “Nou”, zeg ik. En ik kijk de andere kant op.

16

LUNA EN DE TORI AMOS-FAN

Er kwam een meisje met een wollen mutsje het café binnen. En het meisje kwam, samen met haar IPod naast me staan. “Hé, een IPod”, zei ik. “Wil je meeluisteren?”, vroeg het meisje. En zo kwam het dat het meisje en ik om en om en af en toe tegelijkertijd naar de MP3-tjes op haar IPod luisterden. We zongen wat, we dronken wat, we dansten wat en we lachten wat. We vonden dezelfde liedjes leuk, tot het meisje 3 keer achter elkaar een liedje van Tori Amos opzette. Ik trek Tori niet zo. Maar ik snapte de subtiele hint meteen. En ik kon het ook niet meer voor me houden. Dus ik gooide het er gewoon uit: “Zeg, val jij misschien op vrouwen? Ik bedoel, Tori Amos is natuurlijk typisch muziek voor lesbiennes.” Ik zag het meisje voor m’n ogen ontploffen. Van lief naar door-het-lint in nog geen seconde. “Wat wil je daarmee zeggen?”, schreeuwde het meisje. “Wat! Wat! Wat!” “Nou, gewoon”, zei ik voorzichtig, “ik dacht, Tori Amos, eh, nou ja, die is toch lesbisch? En volgens mij is een groot deel van haar fans ook lesbisch. Dacht ik dan. Dus, eh.” “Ben je eigenlijk wel eens naar een concert van haar geweest?”, brieste ze. “Eh, nee, want ik vind haar dus niet zo goed”, zei ik. “Hoe kun je dan een oordeel over haar hebben?”, schreeuwde ze. “Jij probeert mij een reactie te ontlokken en daar hou ik niet van.” “Ik vroeg alleen maar of je lesbisch was hoor”, zei ik. “En wat bedoel je daar nou mee?”, brieste ze. Ze knapte nu echt volledig uit haar panty. “Eh, ik heb ook wel eens seks met vrouwen gehad hoor”, probeerde ik. “Ik vind jou echt niet leuk”, schreeuwde het meisje door het café. “Oh, ik jou wel”, zei ik, “we hebben net een paar uur heel gezellig gepraat en gedanst.” “Nee, jij bent niet leuk”, besloot ze het gesprek. In de kast en op de kast verliet het meisje het café. Volgens mij vindt ze me best aardig.

37

LUNA EN HARRIE

Woensdag gehoord, in plaats van ‘uit je knijter’, ‘uit je kanarie’, ‘uit je dak’ of ‘uit je plaat’; ‘harrie-in-de-warrie’. Briljant.

6

LUNA EN DE LAPDANCE

Waar het hart vol van is, stroomt de weblog van over, dus ik wil graag nog even schrijven over vorige week vrijdag. Want toen belandde ik, na het feestje in het webcamhuis, in een stripclub. “Luun”, zei vriend C., “ga jij even op die barkruk zitten.” “Ah, nee”, lispelde ik, maar ik zat natuurlijk meteen op die barkruk. Vriend C. knikte naar een blond moppie en even later stond ze voor me op de bar. Ik keek recht in haar slipje. “Joehoe”, glimlachte ik en het blonde moppie begon met haar heupen van links naar rechts te wiegen. Woehoe, dacht ik. Ze pakte mijn hand en legde die op haar tiet. Een neptiet, maar wat kon mij dat verdommen, op dit tijdstip en na zoveel drank. Handtam en kuikenmak keek ik haar aan. Als ze nu zou vragen of ik de rest van mijn leven met haar zou willen delen, dan zou ik ‘ja’ zeggen. En met liefde, dat ook nog. Ze duwde haar tepel richting mijn mond, en, natuurlijk likte ik haar tepel. En het kon mij niets schelen dat diezelfde tepel al door honderden mannen eerder gelikt was, want nu, op dit moment, was dit blonde moppie alleen met mij bezig. Ze wiegde van links naar rechts. En vriend C. duwde mij een briefje van 20 euro in m’n handen. Die was voor het blonde moppie! Dat had ik wel eens gezien op televisie. Ja! Ik wist wat ik moest doen, dus ik trok haar stukje string iets naar voren om het 20-euro-briefje erin te stoppen. Maar dat was dus niet de bedoeling volgens het blonde moppie, want ze haalde m’n hand weg. Compleet blanco keek ik haar. “Eh”, zei ik. Het blonde moppie stopte het 20-euro-briefje in m’n mond, deed haar slipje naar beneden en duwde mijn hoofd richting haar kruis. Ik kon niets anders dan het 20-euro-biljet loslaten tussen haar schaamlippen. Het blonde moppie keek me nog even aan en vervolgde daarna haar werkzaamheden in de bar. Zij 20 euro, ik 20 illusies rijker.

9