web analytics

Categorie: Standaard

LUNA’S MASCARA LOOPT UIT

En dan vertelt P. me datgene wat ik eigenlijk al een beetje aan had zien komen.
Hij zag het ook.
Datgene waarvoor iedereen bang was.
Maar wat niemand uit durfde te spreken.

Dat.

“Oh, liefje toch. Lieve, lieve, lieve, lieve, lieve liefje toch”, zeg ik tegen P.

En als ik het zelf ook allemaal even niet meer weet.
Als alles teveel is.
Dan bel ik natuurlijk m’n moeder.

“P. belde net met de uitslag."
“En?”, vraagt m’n moeder.
“Het is darmkanker”, zeg ik, “en het is al helemaal uitgezaaid. Van z’n darmen tot z’n maag en z’n longen. En agressief en kwaadaardig.”
Ik hoor m’n moeder adem halen.
“Nee, dit komt niet meer goed hoor”, zeg ik.
Ik begin te snikken.
“Ik vind het zo erg voor P.”
“En voor z’n moeder.”
“Ik ben zo bang voor straks.”
“En toen had de dokter het verteld aan z’n vader en toen zaten P. en z’n moeder natuurlijk te huilen daar in het ziekenhuis. En toen had P.’s vader gezegd: ‘Jullie moeten niet huilen.’”

En toen begon mijn moeder te huilen.
En toen begon ik nog veel harder.

56

STEEDS MEER STAPELS

Vanachter mijn computer staar ik uit op een prikbord. Het prikbord is 8 meter lang, verdeeld in 8 vakken en elk vak is geschilderd in een kleur van de regenboog; groen, blauw, paars, roze, rood, oranje, geel. En dan nog een wit vak. Het prikbord is vooral beprikt met poezenfoto’s, poezenansichtkaarten, Hello Kitty-merchandising, m’n eigen schilderijtjes, poezenschilderijtjes of tekeningen van anderen en nog veel meer memorabilia of parafanalia. Allemaal gezellige items ter inspiratie en ter motivatie, maar vooral om mezelf te omringen met positieve, blije beelden. Zeer belangrijk in tijden van wanhoop en depressiviteit! Maar helaas wordt mijn positieve, blije uitzicht al maanden verstoort door een ander beprikt item; de liaspen. Vanaf mei 2008 hebben zich daar bonnetjes opgestapeld. En die stapel werd natuurlijk steeds hoger en hoger. En al had ik me begin 2008 toch echt voorgenomen om nu echt, nee, nu echt écht, m’n administratie keurig elke maand bij te houden, omdat het anders zo’n kutwerk is; dat goede voornemen was ik dus ergens in juni 2008 alweer vergeten. Want, ja, ach, 1 maandje overslaan, kon best, vond ik. En die ene maand werden er 2 en die werden er 3 en uiteindelijk zit ik hier dus tegen een achterstand van 7 maanden administratie aan te staren. En nu weet ik dat ik gewoon nu moet gaan beginnen. Nu. Nu! En dat ik dan strakjes, aan het einde van de dag, of misschien morgenmiddag, dat ik dan heel erg opgelucht en trots ben. Dat ik misschien zelfs zal denken; goh, was dat nou alles? Heb je daar nou al die maanden tegenop gezien? Maar op dit moment kan ik me er gewoon niet toe zetten. En ook de 5 bakken koffie die ik net, als steuntje in m’n rug, naar binnen heb gewerkt hebben me nog niet doen besluiten om de eerste stap te zetten. En nu doe ik al weken niks. Geen reet. Niks tastbaars dan, voor m’n gevoel. Ik had even een soort van vakantie. Soort van even tot mezelf komen. Soort van toegeven dat ik toch misschien wel ergens een beetje lichtelijk overspannen was. Maar starend naar de liaspen begin ik sterk te verlangen naar een jaartje helemaal sabbatical.

29

P. EN LUNA EN DE MATSWEKEN

 
“Het is rood”, zeg ik.

Het is het eerste dat ik zeg tijdens de weg naar huis vanaf het ziekenhuis. De rest van de rit hebben we, enigszins opgelucht omdat de pa van P. er iets beter uitzag en ook weer wat babbeltjes had, zitten luisteren naar de laatste cd van Madrugada.

Nu rijd P. altijd keurig. Altijd. En als hij rijdt, want wij hebben zelf geen auto, dan rijden we met een huurautootje van ConnectCar. En gisteren reden we dus per ongeluk met zo’n huurautootje door rood. Kan gebeuren. Het mag niet, maar kan een enkele keer gebeuren.

‘Tuuttuut’, komt er naast onze ConnectCar vandaan.
Een politieauto.
Zul je altijd zien.

P. draait z’n raampje open.
“Waarom reed u door rood?”, vraagt een agent.
Het is een vraag met meerdere antwoorden.
“Had ik gewoon zin in.”
“Dat gaat jou geen reet aan, motherfucker.”
“Ik lette niet op.”
“Doe ik altijd.”
“Het is nogal een verkeerschaos hier op het Mr. Visserplein hè?”
“Oeps.”
“M’n vader ligt in het ziekenhuis en ik had m’n gedachten er niet helemaal bij.”
Geen enkel antwoord zal de agent doen besluiten om ons geen bon te geven.
“Ik moet u een proces-verbaal geven”, zegt de agent.
“Dat begrijp ik”, zegt P. gelaten. Gelatenheid is vaak de beste optie wanneer er een agent tegen je praat.
“Heeft u een rijbewijs?”, vraagt de agent.
“Ja, dat heb ik, maar ik heb ‘m niet bij me”, zegt P.
“U moet uw rijbewijs altijd bij u hebben.”
“Dat weet ik.”
“Heeft u echt een rijbewijs?”
“Ja, ik heb echt een rijbewijs.”
“Weet u dat zeker?”
“Ja, dat weet ik zeker.”
“U moet uw rijbewijs altijd bij u hebben.”
“Dat weet ik, maar ik rijd in een huurauto, ik kom net terug van m’n vader uit het ziekenhuis, m’n gedachten zijn ergens anders vandaag.”
“Maar dan moet u toch altijd uw rijbewijs bij u hebben.”
“Dat weet ik.”

“U krijgt een boete van 150 euro voor het rijden door rood”, zegt de agent. “En dan mats ik u nog, want ik geef u geen boete omdat u uw rijbewijs niet bij zich heeft.”

Bedankt.

11

LUNA EN DE ONBEKENDE WEG

“En je moeder?”, had ik woensdag gevraagd. “Nee, die wil vanavond alleen zijn”, zei P. vanuit het ziekenhuis. Snapte ik. Je man ineens in het ziekenhuis, dat is iets wat je eerst even in je eentje wil verwerken. Zou ik ook doen. Maar donderdagavond wilde z’n moeder ook alleen zijn en vanavond eigenlijk ook. En in de tussentijd werden er allemaal testen op P.’s doodsbange pa gedaan. Bloedtesten, harttesten en met z’n magere lijf in een scanner op en neer. Infuus erin. Infuus eruit. En van alle tussentijdse uitslagen werd niemand blij; cyste op de nieren, vocht achter de longen, bloedarmoede, lekkende hartklep en ‘maandag vertellen we u de rest’.

“P.”, zei ik gisteravond, “als je morgen met je moeder naar het ziekenhuis bent geweest, neem ‘r dan maar mee hiernaartoe, dan kook ik lekker en dan haal ik een bos bloemen en een paar harinkjes om mee te nemen en dan breng je haar daarna weer naar huis. Volgens mij wil ze dat stiekem toch wel, maar durft ze het niet te vragen. Dan is ze er even uit.” Was een goed idee.

“Ik heb een lekker portje voor je gekocht”, zeg ik.
Ik schenk in.
“Een halfje hoor”, zegt ze.
Zes halfjes worden uiteindelijk 3 helen.

“Ik ben niet zo’n grote eter hoor”, zegt ze.
Maar ze schept 2 keer op van m’n zelfgemaakte aardappelpuree en neemt wel 2 stronkjes witlof met ham en kaas uit de oven.
En terwijl ze met haar vingers nog steeds af en toe wat stukjes kip van het karkas plukt zegt ze: “Maar je kan echt lekker koken hoor.”
Ze zegt het wel 10 keer.
Ze likt letterlijk haar vingers af.
Ik geef haar een servet.
Ik heb het goed gedaan.

Ik zie een klein, fragiel, bejaard vrouwtje aan m’n tafel zitten. Dit is de moeder van mijn man. Een omaatje met keurig gekapt grijs haar die het op dit moment erg belangrijk vindt dat haar man straks, áls hij weer thuiskomt uit het ziekenhuis, in een keurige gestofzuigde kamer en in een fris opgemaakt bed kan liggen. Ging ze morgen meteen regelen. Hier zit mijn schoonmoeder. Ze vertelt P. en mij over vroeger. Over hoe zij en P.’s pa elkaar hebben leren kennen. Bijna 50 jaar geleden. En dat ze heus wel andere vriendjes had voordat ze hem ontmoette. Hier zit een vrouw die dan wel altijd heel hard en veel op de pa van P. heeft lopen zeuren en vitten, maar uiteindelijk nog geen dag zonder ‘m kan. En ‘m zeker nog niet voor altijd wil missen. Ik zie haar angst. Ik zie P.’s angst. Ik voel de mijne.

Wanneer P. haar die avond weer met de auto naar huis brengt ga ik op de bank zitten en schenk mezelf een portje in. Ik heb nooit eerder voor mijn ouders of schoonouders hoeven zorgen. Vanavond voelde ik me in 1 klap volwassen.

19

WAT IK NODIG HAD…



De pa van P. is gisteren opgenomen in het ziekenhuis. Het ging al een tijdje niet zo goed, het gaat nu niet zo goed en de vooruitzichten zijn eigenlijk ook niet zo goed. Via Marloes klikte ik net op de live-uitvoering van ‘Mooi’ van onze held Maarten van Roozendaal. Eindelijk hard huilen, sinds lange tijd. Om alles. Maar ook juist een ‘dat-alles-komt-uiteindelijk-wel-goed-gevoel’. Een grote opgeluchte zucht. Over hoe je een liedje soms net op het juiste moment kunt horen. Over hoe ik eigenlijk uren naar Maarten van Roozendaal kan luisteren. “Maar ik ben goddank dus nog een keer een jonge lente waard!” Dit is zo mooi!

6

LUNA & VIKTOR & ROLF

Toen P. en ik dit huis kochten woonden wij 4 huizen naast het atelier van modeontwerpers Viktor & Rolf. Na een paar jaar verhuisden zij met hun atelier naar een groter pand ergens in Zuid, maar volgens mij wonen ze nog wel steeds ergens bij mij in de buurt, want ik zie 1 van de 2, ik bedoel diegene met de bril, al zolang ik hier woon regelmatig een tekkeltje uitlaten. En nu heb ik ooit een interview gelezen, met Viktor of met Rolf, daar wil ik vanaf zijn, en daarin zei hij iets over de kledingkeuze van de Nederlandse vrouw. Dat die ruk is. Zo gewoontjes. Slordig. Dat Nederlandse vrouwen over het algemeen zo weinig aandacht aan hun kleding besteden. Dat dat bij Franse vrouwen wel anders is. Nu las ik dat interview en wist meteen; gaat over mij. For sure. Want ik kom altijd Viktor of Rolf met die tekkel tegen als ik in m’n pyjama boodschappen ga doen. Altijd dus hè? No shit! In m’n pyjama of uitgelubberde joggingbroek. Niet dat ik geen mooie pyjama’s heb of dat ze me niet staan, maar ik heb dus nooit een encounter als ik in een überkek vintage jurkje met dito schoenen over de grachten flaneer. Nooit! Ik staar altijd zenuwachtig naar Viktor of Rolf met z’n hippe bril en z’n zwarte pak met perfecte snit en die tekkel glimt altijd alsof-ie dagelijks wordt opgepoetst en dan durf ik geen geinig gesprekje meer te beginnen als: “He, hoi, wat een leuke tekkel, ik woonde naast jullie atelier toen, ja, mooi wonen hè, ja, maar hoe heet je tekkel eigenlijk?” Nee, dat durf je dus niet als Nederlandse vrouw die rechtstreeks uit haar bed komt. Logisch! En ook tijdens m’n bezoek vandaag aan de overzichtstentoonstelling ‘The House of Viktor & Rolf’ in het Centraal Museum voelde ik me ietwat ongemakkelijk. Ik had dan wel dat leuke vintagejurkje aan, maar met daaronder een setje rode nep-Uggs van de Albert Cuijp. Niks high fashion. Wel praktisch. Want, ja, doei, ik zou die dag een paar kilometer gaan lopen en dat doe ik dus echt niet op van die sexy hoge hakken. Zelfs niet voor Viktor & Rolf. Maar morgen ben ik van plan om in een mooi jurkje en mooie schoenen naar de supermarkt te gaan. Heus. Echt. En dan zul je net zien dat die hele Viktor of Rolf in geen velden of wegen te bekennen is.

p.s.: De tentoonstelling is prachtig! En een hele grote aanrader voor iedereen die van mode, Viktor, Rolf, tekkels en mooie dingen houdt.

6

LUNA’S ARMAGEDDON

Nadat ik bijna 2 maanden niet had gedronken werkte het woordje ‘kerstborrel’ op mij als een rode lap op een stier. Partner P.’s bedrijf had een kerstborrel in de week voor kerstmis en die middag belde hij me vol enthousiasme op dat het hartstikke gezellig was en dat ik langs moest komen: “Ik krijg net een glas wodka-7up in m’n handen geduwd met de helft wodka.” Nu drinkt P. nooit. Nooit. “Liefje, doe je rustig aan?”, vroeg ik, maar meteen wist ik: partner P. die aan een alcoholische versnapering gaat; daar moet ik bij zijn! En dat was eigenlijk het begin van het einde van mijn alcoholvrije bestaan. Een paar uur later vroeg een blond meisje in een kittige hotpants en een glimmend rode legging of ik wat wilde drinken en ik twijfelde nog heel eventjes, maar dacht: fuck it, ik doe het gewoon, moet kunnen! Dus ik vroeg om een wit wijntje. En die kreeg ik. Weer een paar uur en een paar champagnes in wit en rosé later stond ik met het personeel van P. te dansen. En doe mij een paar drankjes, zet mij tussen een setje goedgeklede dansende vrouwen in glimmend rode leggings en de biseksueel in mij wordt meteen geactiveerd. Ping! Gelukkig realiseerde ik me net op tijd dat ik daar in de hoedanigheid was van ‘vrouw van de baas’, nam ik daarna met die baas snel een taxi naar huis en werd ik de volgende ochtend nog behoorlijk fris en fruitig wakker. Maar ja, daar ga je dan! Nog een kerstborreltje hier, kerstmis vieren daar en kerstmis vieren hier en een Nieuwjaarsborreltje daar en ook nog maar eentje hier en om het af te leren nog een keertje hier en daar. Ik werd 1 januari ergens einde middag wakker met een gigantische kater en in een toestand van algehele misère. Ik nam me voor om in 2009 echt nooit meer te gaan drinken. Echt nóóit meer! Echt! Maar dan nu écht!!! Maar 2 januari was ik nog steeds niet bijgekomen van de afgelopen 2 weken. En ook 3 januari niet. En ook vanmorgen voelde ik me nog steeds niet top en dat betekent dus eigenlijk gewoon het einde der tijden, de algehele aftakeling, omdat het echt niet normaal is dat je 4 dagen bij moet komen van een paar dagen feesten. Niet voor mij in ieder geval. Het jaar 2009 wordt het jaar dat ik ouder word. En bij die conclusie past volgens mij niets beter dan een borrel.

12

JOHN DIGWEED’S UITEINDE

Terwijl ik op Oudejaarsmiddag wat hardgekookte eieren sta te pellen zie ik John Digweed achter me langs richting de kattenbak vertrekken. Er volgt een hoop gerommel en gegraaf en even later loopt hij de keuken weer uit. Een paar minuten later hoor ik weer gerommel en gegraaf. Weer Digweed. En nadat hij in een kwartier 6 keer op de bak is geweest, maar niks heeft gedaan, sta ik meteen in de paniekstand. Na het blaasgruis-drama met Bruce Lee ben ik ontzettend op m’n qui-vive als het om het pis-en-schijt-gedrag van de poezen gaat. “Liefje”, zeg ik tegen P., “John is niet goed, hij is al een paar keer op de bak geweest, maar er komt niks, volgens mij moet-ie gekatheteriseerd worden.” “Meisje, doe nou maar rustig, kom gewoon op de bank zitten”, zegt P. relaxt. “Nee, dat kan ik niet”, zeg ik en til John Digweed op en vraag hem of alles okay is. Ik duw in z’n hele lijf, maar hij geeft geen kik. Ik ga toch maar op de bank zitten en probeer me te concentreren op een programma. Maar een kwartier later vertrekt John weer richting kattenbak. En weer niks. En dat gaat een uur of 2 zo door. “Ik word er zelf helemaal misselijk van nu”, zeg ik. “Liefje, er is vast niks aan de hand”, vindt P., “ga nou maar gewoon rustig zitten.” “Hij is niet goed, ik voel het, ik zie het”, zeg ik. Als bewijs legt Digweed even later een groot plakkaat kots op ons Perzische tapijt. Opgelucht ruim ik alles op. “Was dat het?”, vraag ik aan John, maar in plaats van een positieve miauw vertrekt hij weer richting kattenbak. Oh, God. Oh, kut. Ik zie mezelf al om 0.00 bij de Spoedkliniek voor Dieren aan de Amstel zitten. Te wachten tot ze met een naaldje in het pikkie van John gaan om ‘m te katheteriseren. Gelukkig Nieuwjaar. “Het duurt nu al een paar uur hoor P.”, zeg ik, “en als z’n blaas vol zit, dan kan hij zichzelf vergiftigen, ik ga zo een taxi pakken naar de Spoedkliniek.” “Okay”, zegt P., “jouw poezeninstinct is beter dan de mijne.” Wanneer ik het poezenmandje tevoorschijn heb gehaald en Digweed voor de honderdste keer van de kattenbak afkomt, besluit ik nog 1 keertje te checken of ’t misschien gelukt is. Wanneer ik in de kattenbak kijk tref ik daar een ontzettende dikke, smeulende kattenbolus aan. “Volgens mij is het opgelost”, roep ik euforisch tegen P., “er zat ‘m een hele dikke drol dwars.” Ook Digweed ging opgelucht 2009 in.

16

FIJNE FEESTDAGEN!


Ik had nog heel veel stukjes willen schrijven in 2008, maar ik doe het lekker niet. In plaats daarvan maak ik vanavond de laatste PloesiePoesie van dit jaar af en neem ik daarna lekker een weekje vrij! Een weekje helemaal niks moeten van mezelf. Fijn! Ik wens al mijn lezers hele fijne kerstdagen en een heel gelukkig en gezond 2009!

25

SID DE BOOMTIJGER


"Toch wel gezellig, zo’n boom, toch, liefje, toch? En m’n ouders komen en die vinden ook dat het eigenlijk hoort. En zal ik ‘m dan maar toch gewoon zetten, gezellig?", vroeg ik P. zaterdag. Van P. hoefde het allemaal niet zo. Sid daarentegen is zeer content met z’n nieuwe speledingetje. De kale boom stond nog geen 2 minuten of hij zat al in het topje. Hij is er de afgelopen dagen al meerdere keren ingeklommen en weer uitgedonderd, maar het blijft gezellig, zo’n boom.

13