I’M TRAVELLING AT THE SPEED OF LIGHT
Terwijl ik naast mamma zit te borduren komt er een vrouwtje de ziekenhuiskamer binnenlopen.
“Hallo, ik ben van de ziekenomroep”, zegt het vrouwtje.
Mamma kijkt mij aan met een blik van oh-krijgen-we-dat-weer.
“Wilt u misschien een plaatje aanvragen?”
En terwijl ik eigenlijk had gedacht dat m’n moeder hier dus helemaal geen zin in zou hebben, antwoord ze met een: “Ja, maar welke?”
“Waar houd u van?”, vraagt het ziekenomroep-vrouwtje.
“Je wil vast wel iets van Queen of niet, mam?”, zeg ik.
Ja, dat was wel een goed idee.
Mijn moeder is gek van Queen. Understatement.
“Heeft u misschien een lievelingsplaat?, vraagt het ziekenomroep-vrouwtje.
“Nee, niet echt”, zegt mamma.
“Bohemian Rhapsody? Of Innuendo? Of We Are The Champions?”
Nee, nee, nee.
“Of Who Wants To Live Forever?”
“Nou, laten we die maar niet doen hè, mamma, die wil je op je begrafenis, maar laten we hopen dat dat nog minstens 10 jaar duurt”, zeg ik.
Glimlach.
Die avond werd er Don’t Stop Me Now van Queen gedraaid, speciaal voor Riet van den Heuvel, tijdens de uitzending van de ziekenomroep.
Mamma lag lekker te slapen.
HARRY & TIFFANY
Volgens de tweet van Jeanique zou ik wél kek op de foto in de huidige Viva staan, maar zij had nog nooit zo slecht op een foto gestaan. De foto was zelfs zo erg dat ze ‘m niet online wilde zetten, dus kreeg ik ‘m toegestuurd via een sms. Mijn eerste reactie: dit ben ik niet. Mijn tweede reactie: dit ben ik niet. Mijn derde reactie: dit ben ik niet. En ook mijn huidige reactie: dit ben ik niet. Ik ben het wel, dat dan weer wel, maar er klopt iets niet. Sowieso zijn Jeanique en ik al verkeerd bij elkaar gephotoshopt. Mijn eerste reactie toen ik Jeanique voor de eerste keer zag was namelijk: Jesus, wat ben jij een klein meisje! Klein van formaat dus. En op deze foto, ik weet het niet, het klopt gewoon niet, we zijn gewoon een heel raar setje zo samen. Proportioneel gezien dan dus, al zie ik heus wel dat we allebei gigantisch lekkere benen hebben, dus eigenlijk moeten we niet zeiken, al is het natuurlijk wel jammer dat er geen foto van de zijkant is genomen, of dat we niet wat meer decolleté laten zien, want we hebben allebei ook gigantisch lekkere tieten, maar nogmaals: ik ben dit niet. En dit is ook Jeanique niet. Mijn haar zit dus nooit zo. De haarstyliste, die trouwens m’n haar kamde met een verschrikkelijke nonchalance, vroeg hoe ik normaal m’n haar droeg en deed het toen toch helemaal anders. En de bloem die ik normaal gesproken altijd net boven m’n oor draag, en als ik zeg ‘altijd’ dan bedoel ik ook ‘altijd’, want ik heb elke dag een bloem in m’n haar, maar die bloem dus, die deed de haarstyliste op m’n achterhoofd. En zo’n laptop hè, die draag ik dus ook niet elke dag bij me, maar dat allemaal geheel terzijde, want die wenkbrauwen! Die wenkbrauwen! Die heb ik dus niet in het dagelijks leven en zijn erop getekend door de make-up-artist! En als er iets bepalend is voor een gezicht, dan zijn het wel je wenkbrauwen! En normaal gesproken heb ik altijd, en als ik zeg ‘altijd’, dan is dat dus al 20 jaar, hele donkere oogschaduw en een rand van oogpotlood boven m’n ogen, maar ik draag dus nooit, maar dan ook nooit lippenstift. Dit alles bij elkaar zorgt ervoor dat ik dus niet ben. Ik ben dit niet! Ik ben dit niet!! Jeanique vindt zichzelf lijken op Tiffany, de Bride of Chucky. Ik zie eruit als een transseksuele Harry Potter.
HET BEHANG VAN #MAMMALUNA
Als ik iedereen persoonlijk kon bedanken, kussen en knuffelen, dan had ik het gedaan… mamma heeft inmiddels 150+ kaartjes aan haar muur hangen. De zusters maken er ook grapjes over. Dat ze misschien naar een grotere kamer moet voor alle kaartjes. Of dat de kaartjes nu op het plafond geplakt moeten worden. Ze heeft zoveel kaarten gekregen, bloemen zelfs, tekeningen, een beschilderd boomstammetje, zoveel! Zooooooveeeeel liefs… Nogmaals: DANKJEWEL!!!
LUNA DOET WAT ZE NORMAAL GESPROKEN ZOU DOEN
Wanneer ik binnenkom in de ziekenhuiskamer van mamma zit ze op een po-stoel terwijl een zuster het bed opmaakt. Haar haar staat ‘steil op het koppetje’ zoals ze het zelf zou noemen en ze heeft pijn, veel pijn en wil graag zo snel mogelijk haar bed weer in. Uit een soort beleefdheid vraag ik aan mamma of ik even buiten moet wachten, maar dat hoeft niet. Ik heb m’n moeder de afgelopen maand in veel erbarmelijker posities gezien en veel schaamtevoller ook, maar omdat het toch allemaal plaatjes in m’n hoofd zijn die er eigenlijk niet in horen, blijf ik steeds doen wat ik vind dat normaal is om te doen. Wat ik normaal gesproken zou doen. Nou ja, wat m’n moeder normaal gesproken zou doen. Zo blijf ik haar haar kammen als het iets te steil op dat koppetje staat, omdat ik weet dat ze dat zelf zou doen. En terwijl ik de borstel van m’n moeder nat maak onder de kraan en m’n moeders haren kam is de zuster klaar met het opmaken van het bed. Dat had voor m’n moeder geen seconde later moeten duren, want ze zit nu al een half uur op die po-stoel en ze heeft er sinds een paar dagen ook een gekneusd ribbetje bij, of 2, dus zitten, liggen, alles doet pijn. “Ik ga even een collega halen”, zegt de zuster en weg is ze. En daarna sta ik 1 minuut, 2 minuten, 3 minuten, wel 10 minuten tegen m’n moeder in die stomme po-stoel aan en ik aai haar door haar haren en we zeggen helemaal niets, want praten doet haar pijn en ik weet niet wat ik moet zeggen. Ik kan wel janken, schreeuwen, want, Godverdomme, Godverdomme; ik wil mijn moeder terug!!! Ik wil de moeder die tegen mij zegt dat ik niet de hele tijd aan mijn haren moet trekken. Die zegt dat er een gat in m’n jurkje zit en ‘m even later dichtnaait. Ik wil de moeder bij wie ik kind kon zijn! Omdat zij de enige in de wereld is bij wie ik dat nog kon en mocht zijn. Ik wil mijn moeder terug!!!! Maar een schim van mijn moeder wordt even later door 2 zusters in haar bed gelegd. “Lig je lekker mam?”, vraag ik. En ja, dat ligt ze wel en als ze ligt heeft ze weinig pijn. “Ik heb de Mijn Geheim voor je meegenomen”, zeg ik, “stomme verhalen, van stomme vrouwen met stomme problemen, echt iets voor jou.” En terwijl zij de Mijn Geheim leest, zit ik 2 uur naast haar te borduren. Het is dinsdag. Normaal gesproken kwam zij elke dinsdag bij mij. Ik zit nu naast haar.
EN NOU?
Nu de rust enigszins is teruggekeerd, mamma is op dit moment niet meer in direct levensgevaar, al is het hebben van kanker natuurlijk wel iets wat je leven in gevaar brengt, komt de volgende, grote vraag naar boven: En nou?
Die vraag spookt niet alleen door mijn hoofd, maar ook door die van m’n moeder en door die van m’n vader.
En iedereen gaat er op zijn of haar manier mee om.
Mijn vader is vooral van de praktische kant. Hoeveel zou mamma nu wegen, dat wil hij nou wel eens weten. En ze is nu vast wel 18 kilo afgevallen sinds vorig jaar, dus ze moet goed eten en drinken en wat zullen we nou eens voor haar halen? En waarom heeft ze nou maar 1 hapje op, ze moet meer eten, meer, meer, want dan sterkt ze aan en dan kan ze binnenkort weer lopen. En ze moet goed oefenen en er moet een plan zijn, waarom is er geen plan, verdomme, dat hadden ze nou toch allang geregeld moeten hebben, en ze zouden zo’n bedfiets voor haar regelen, maar dat heeft ze maar 1 keer gedaan en dat kan toch niet genoeg zijn? En mamma wilde gisteren nog televisie kijken en een boekje lezen, maar daar heeft ze nu ook geen zin meer in en ze zegt haast niks meer en nou?
Ik probeer momenteel vooral mijn vader op de rit te houden. Mijn vader is van de generatie kan-nog-geen-ei-zelf-bakken, dus hij eet al een maand hier mee. Hij had ook nog nooit zelf geld gepind. Ook nog nooit zelf een sms-je verstuurd. Nog nooit z’n beltegoed opgewaardeerd. Mijn vader is, kortom, enorm verwend door m’n moeder. Hij heeft de laatste weken een woordenboek thuis op tafel liggen omdat hij af en toe woorden hoort die hij niet begrijpt. Ook ik probeer alle gesprekken voor hem wat te verduidelijken, te herhalen, zodat hij zichzelf geen dingen gaat verbeelden. Zodat hij niet gaat malen. Mijn vader zit tegen overspannenheid aan, of misschien zit hij er al lang in, ik weet niet hoe je dat soort dingen meet.
Mijn moeder ligt in haar ziekenhuisbedje te zwijgen.
“Je moet niet zoveel prakkiseren hoor, vrouwtje”, zegt m’n vader.
“Ja, maar je kan je gedachten niet uitzetten”, zegt m’n moeder.
Ik heb een doodzieke moeder.
En een vader die de weg kwijt is.
En nou?
Gisteren stuurde mijn vader mij z’n eerste sms: ‘hallo ik hou van jou’
LUNA EN HET CAVIA-EFFECT
De afgelopen weken heb ik regelmatig kunnen genieten van het cavia-effect.
Het cavia-effect ontstaat vaak al op jonge leeftijd.
“Ik doe m’n spreekbeurt over cavia’s.”
“Ik heb ook een cavia!!!!”
“Ja, mijn moeder ligt op de Intensive Care en heeft een buikinfectie en kan elk moment doodgaan.”
“Oh, heeft de tante van de zus van m’n moeder ook gehad, die lag op de Intensive Care, ja, met iets heel anders hoor, maar die lag er ook met iets met haar darmen, maar die was binnen 2 dagen dood.”
“Nou, m’n moeder heeft kanker.”
“De broer van de zus van m’n buurvrouw, die had ook zo’n soort kanker en die is een paar jaar behandeld, maar die hebben we vorige week begraven.”
“M’n vader krijgt ook nog eens z’n ontslag.”
“De man van de zus van m’n achterneef, die was 62 toen hij ontslag kreeg, maar is gewoon weer aan het werk nu.”
“Hoe is het met je moeder?”, vraagt E. op de schietclub.
En ik vertel haar het verhaal.
Al heeft ze alles eigenlijk al gelezen.
Want ze leest me elke dag.
Even later fluistert de verkering in m’n oor: “Wist jij dat de moeder van E. ook een terminale vorm van kanker heeft en dat ze pas heeft besloten om niet meer met de behandeling door te gaan?”
Wist ik niet.
Wist ik niet!
Hoe een sterke vrouw ben je dan?
Dat je je eigen verdriet aan de kant zet?
Dat je niet meteen gaat roepen: “Mijn moeder heeft ook kanker.”
Dat je een andere vrouw haar verhaal laat doen.
En zwijgt.
Wegloopt.
Wacht.
Dat je mijn verdriet bij mij laat.
Hoe sterk is dat!
Dus, lieve E., dit stukje is voor jou.
Omdat jij net zo’n sterke vrouw bent als ik.
Net zo sterk als mijn moeder.
Net zo sterk als jouw moeder.
Omdat moeders sterk zijn.
En dochters ook.
LUNA MOET AAN HET WERK
Bijkomend nadeel van deze toch al ietwat nadelige toestand is dat ik eigen baas ben. Ik kan geen zorgverlof opnemen, ik kan me niet ziekmelden, ik kan geen vakantie-uren opnemen, ik kan kortom niet echt rekenen op enig begrip van mijn werkgever, aangezien ik zelf m’n eigen werkgever ben. Als ik niet werk, dan kan ik ook geen factuur sturen en als ik geen factuur kan sturen, dan blijft mijn bankrekening best wel blanco. Gelukkig is de moeder van oppasmeisje M. tevens een goede vriendin en goede buurvrouw en heeft ze mij, ons, ook door deze periode geholpen door als klankbord te fungeren en door samen met haar man een keer m’n hele huis te hebben gesopt. En gelukkig wil ik momenteel niets liever dan fröbelen en omrommelen met oppasmeisje M., dus dat werk is weer op de rit. Ook hoofdredacteur P. van de FOXY had alle begrip voor de situatie, dus dat ik de deadline niet helemaal gehaald heb was geen enkel probleem, want Jesus Christus, het allerlaatste waar je dus op zit te wachten als je moeder op de Intensive Care ligt en je hele leven zo’n beetje overhoop wordt gegooid is het testen van dildo’s, het surfen over het internet naar leuke, geile nieuwtjes, of een item schrijven met als titel ‘De 150 dingen die je niet moet zeggen tijdens de seks’. Dingen die J. niet tegen mij moet zeggen tijdens de seks: “Hoe zou het met je moeder zijn?” Sowieso nooit over je moeder beginnen tijdens de seks, trouwens. Maar, alle items zijn geschreven. Factuur gestuurd. Hulde en een medaille voor mij. Blijft over; m’n poezenbedrijf waar ik al een maand niet naar om heb gekeken, markten waar ik had moeten staan met al m’n Ploesie-merchandising en een mailbox die ik nu toch echt even moet gaan checken en beantwoorden. Want deze enigszins vreemde wereld van 2 of 3 ziekenhuisbezoekjes per dag is de realiteit en het is allemaal niet anders. Het is zoals het is. Het komt zoals het komt. En wat moet dat moet. En ik moet aan het werk. Ik moet geld verdienen. Ik moet weer een nieuwe structuur en regelmaat zien te vinden rondom de zorg voor m’n moeder en de zorg voor m’n vader. Want ik kon ooit nog wel eens makkelijk praten over dat je helemaal niks moet, maar dat het vooral met willen te maken heeft. Maar ik zit nu in een situatie waarin ik dolgraag wil werken, niets liever dan dat, maar het lukt allemaal niet zo goed. Maar het moet. Life goes on.
LIEVE, LIEVE VRIENDEN,
Gisterochtend kreeg mijn moeder maar liefst 42 kaarten, brieven, tekeningen en 1 flessenpost bezorgd op haar ziekenhuiskamertje.
“Ze hadden hier nog nooit zoiets meegemaakt”, vertelt ze.
“Wat gaaf!”, zeg ik.
“Er moest een broeder aan te pas komen om me te helpen met alles openmaken en het voor te lezen.”
Mamma heeft de kracht om 3 enveloppen open te maken, maar 42 was een beetje teveel van het goede.
Even later huil ik aan 1 stuk door terwijl ik alle kaarten met beterschapwensen, gedichtjes, verhaaltjes, complimentjes, grapjes, kusjes en foto’s doorlees en ophang.
Ook m’n vader houdt het niet droog.
Maar m’n moeder zit trots als een pauw rechtop in haar ziekenhuisbed. Die heeft haar tranen die ochtend al gelaten.
Zoveel liefs.
Zoveel goeds.
Van mensen die ik nog ken van vroeger.
Anonieme kaarten.
Van mensen die ik alleen ken van naam.
Van mensen waar ik nog nooit van heb gehoord.
Zo mooi.
Zo waanzinnig mooi.
“Als een mens hier niet beter van wordt, dan weet ik het ook niet meer”, zegt mamma.
Namens mijn moeder, mijn vader, J. en mij: HEEL ERG BEDANKT! Jullie hebben ervoor gezorgd dat good things happen to good people.
Ziekenhuis Rivierenland Tiel
t.a.v. Amazing RecoveRiet van den Heuvel
Kamer M311
Postbus 6024
4000 HA Tiel
Update: Vandaag, woensdag 20 juni, had m’n moeder WEER 34 kaarten!!!!!!
WHAT GOES IN, MUST GO OUT
Mamma ligt dus op zaal, zoals dat heet. Maar gelukkig heeft ze een kamertje voor zichzelf, want m’n moeder is niet zo’n mensen-mens. En mamma is dus weer mamma, al is ze vreselijk, verschrikkelijk moe, moe, moe en nog eens moe, logisch, want ze is ernstig ziek, heeft net 4 operaties achter de rug en de toekomst is onzeker. Wederom een understatement. Maar ze moet revalideren, dat moet. Ze moet elke dag uit bed, want zoals een verpleegkundige op de Intensive Care al opmerkte: “In bed gaan mensen dood.” Dus ze moet op de rand van het bed zitten, ze moet in een stoel zitten, al is het maar een paar minuten en van die kleine lichamelijke inspanningen wordt ze dus nog meer moe.
Maar ze is ergens weer zichzelf, met al haar lekkere eigenwijze, cynische, sarcastische dingetjes.
Moet je mee om kunnen gaan.
Kan ik.
Moet je van houden.
Ik hou ervan.
Maar er zijn grenzen.
“Mam”, vraag ik, “hebben ze hier geen lijstje van alles wat er in je gaat en wat er uit je gaat?”
“Waarom?”, vraagt ze.
“Nou, jij eet nu een bakje vers fruit wat ik voor je heb meegebracht, maar dat betekent waarschijnlijk wel dat je straks geen zin meer hebt in een toetje? En je hangt nog aan een infuus en je hebt een katheter en een stoma en nou ja, ze moeten toch weten wat er in je lijf gebeurd?”
“Ah, joh, blaas ‘m op, ik eet genoeg.”
Ik had een bakje verse druiven, aardbeien en framboosjes meegenomen.
Een bakje met wat stukjes stokbrood met filet americain.
Een bakje stokbrood met pastrami.
Een bakje met roggebrood met smeerkaas.
Een bakje met cherrytomaatjes met peper en zout.
Een bakje met radijsjes met selderijzout.
Een bakje met een paar stukjes gatenkaas.
Bijna allemaal op.
Maar het bord spaghetti bolognese wat het ziekenhuis die avond voor m’n moeder had gemaakt, dat gunde ze nog geen blik waardig. En dat bakje vanillevla wat bedoeld was als toetje, dat mag de naam ‘vanillevla’ niet eens dragen.
“Heb je wel doorgegeven dat je vanmiddag al eten van mij op had?”, vroeg ik.
“Waarom?”, zegt ze.
“Ja, hallo!”
“Hallo!”
Dus ik naar een verpleegkundige om de situatie uit te leggen en ja, zij vonden ook al dat m’n moeder weinig at inderdaad en ze hadden al bedacht dat ze misschien weer aan de sonde zou moeten als ze niet zou gaan eten, maar ze zouden meteen zo’n lijst op gaan hangen, dat hadden ze ook al bedacht.
“Lekker wijf ben jij”, zeg ik even later tegen m’n moeder, “je moet wel een beetje communiceren met de zusters hoor, anders moet je weer aan de sonde en daar heb je net 2 weken aan gelegen.”
“Ze doen maar wat ze niet laten kunnen, ik heb ergere dingen meegemaakt”, zegt ze en neemt nog een hap van de zelf meegebrachte hopjesvla.
Met zo’n eigenwijs wijf moet je om kunnen gaan.
Kan ik.
JE HEBT MENSEN EN JE HEBT POTLODEN
Mijn vader zit sinds 2 weken in de Ziektewet, omdat hij er naar eigen zeggen ‘met de kop helemaal niet bij is’. Niet gek als je vrouw al 2 weken op de Intensive Care ligt en hij al meerdere keren heeft gedacht dat ze de volgende ochtend niet zou halen. Ook niet zo gek als je bedenkt dat m’n vader erg zwaar werk doet; hij laadt en lost dozen en pakketten van soms wel meer dan 30 kilo.
“Jullie kunnen nu wel zeggen dat ik m’n baan kwijt raak”, had pappa woensdag 13 juni gezegd tegen 1 van z’n bazen, “maar het gaat bij mij allemaal het ene oor in en het andere oor uit, ik kan niks meer onthouden de laatste tijd. Ik ga het eerst overleggen met m’n dochter en m’n schoonzoon.”
Die middag bel ik met z’n baas.
“Hé, hadden jullie nou niet even een ander moment kunnen kiezen?”, vraag ik.
“Het is nooit een goed moment”, zegt z’n baas.
“Ja, maar m’n moeder ligt op de Intensive Care, jullie weten van de situatie, dit is wel écht een heel ongelukkig moment.”
“Ja, maar wij zijn wel menselijke mensen.”
Ze hebben pappa z’n ontslag per 13 juli aangeboden en dan krijgt hij fijn 2 maanden salaris mee, zodat hij nog fijn een paar maanden dicht bij z’n vrouw kan zijn. Althans, dat is wat pappa van het gesprek heeft meegekregen. “Ja, ik weet het ook allemaal niet meer precies”, zei hij woensdag, “ik ben met m’n gedachten alleen maar bij je moeder.”
15 juni krijgt pappa een brief van de Arbo-dienst. Of hij 18 juni op gesprek kan komen in verband met z’n ziekteverzuim. In Arnhem.
“Hoe moet ik dat doen?”, vraagt m’n vader in paniek, “je moeder ligt op de Intensive Care en ik kom nooit op de snelweg en vroeger kwamen ze van de Arbo toch gewoon bij je thuis om te controleren?”
Terwijl ik die vrijdag 15 juni met pappa bij de huisarts ben en hij slaapmedicatie krijgt voorgeschreven omdat hij de hele nacht wakker ligt en loopt te prakkiseren en nog een ander ‘pammetje’ meekrijgt zodat hij ook overdag een beetje rustig kan blijven, belt J. met de Arbo-dienst of de afspraak een paar dagen verzet kan worden. Naar een dag waarop J. mijn vader met de auto kan brengen. Naar een dag waarop mijn moeder van de Intensive Care af is.
“Daarvoor hebben we toestemming van de werkgever nodig”, vertelt de Arbo-dienst.
Dus J. belt weer naar de baas van pappa.
En die geeft geen toestemming.
Die geeft geen toestemming.
Geen toestemming.
“Want het heeft allemaal al lang genoeg geduurd.”
Nee, maar we zijn wel menselijke mensen.