LUNA SCHIET
De verkering en ik staan sinds een paar weken 1 avond per week achter de bar van een Tielse schietclub. Ik weet ook niet meer precies wat me bezielde, maar vorig jaar heeft hij een pistool van mij gekregen voor z’n verjaardag en als je een pistool hebt, dan wil je er ook mee schieten, dus de verkering zit op schieten. “Ik moet m’n vrouw en kind kunnen beschermen als er oorlog komt”, vindt hij. Ik vind hele andere dingen, maar soms moet je je man z’n stoere-mannen-pleziertje gunnen, want anders is de hele man-vrouw-verhouding zoek binnen de relatie. Moet je niet willen. Dus wij samen achter de bar. Want schieten is dan wel niet mijn ding, achter de bar staan is een roeping! Biertjes tappen, nootjes neerzetten, frikadelletje frituren, ondertussen slap ouwehoeren met wat Tielse oude mannetjes en zelf ook een biertje meedrinken; jammer dat het vrijwilligerswerk betreft! Een zinnetje dat ik iedere avond meerdere keren hoorde was: “Nee, maar als je eenmaal 1 keer zelf hebt geschoten, dan ben je verslaafd.” “Nee, ik vind het niks, echt niet”, zei ik steeds. Maar je kunt iets pas echt niets vinden als je het een keer geprobeerd hebt en gisteren kon ik de peer pressure niet meer aan en stond ik ineens met een pistool in m’n handen te richten op een papieren schietschijf. “Liefie, ik vind het écht niet leuk”, zei ik nadat ik de trekker 1 keer had overgehaald. “Jawel, gewoon nog een paar keer doen, dan ga je het vanzelf leuk vinden”, zei hij. “Nee”, zei ik, “ik vind dit helemaal niet de bedoeling van het leven.” Ik voelde mij niet in sync met mezelf. Hetzelfde gevoel heb ik altijd als ik op een trein sta te wachten. Zo’n als-ik-nu-spring-is-alles-voorbij-gevoel. Niet dat ik wíl springen of levensmoe ben, maar van de gedachte dat het kán krijg ik de rillingen over m’n lichaam. Of, nog een categorietje verder; in een luchtballon en dan beseffen dat je zo, hop, over de rand kunt springen. Ik bedoel; even een momentje flippen kan de beste overkomen en je zal je maar net op het moment dat je flipt in een luchtballon bevinden. Of een pistool in je hand hebben. Dus dat Smith & Wesson-ding in m’n hand voelde helemaal niet goed. Ik zweette me kapot. Ook verteld door 1 van de schietclub-dames: “Zo’n pistool in je hand geeft je echt een gevoel van macht en ermee schieten voelt beter dan een orgasme.” Toen ik dat hoorde had ik al zoiets van; nou, ik weet niet met wie jij in bed ligt, maar ik kan nu met zekerheid zeggen; liever een harde pik in m’n hand, dan 10 schoten in de lucht.
LUNA DOET DE DEUR OPEN
Ik doe de voordeur open en er staat een man met een Wachttoren in z’n hand. Ha! Een Jehovah Getuige! In plaats van te zeggen dat ik niet zo’n zin heb in een religieus gesprek, besluit ik om het eens helemaal anders te doen. Om helemaal in de voetsporen van m’n oma te treden, die als rechtgeaarde katholiek altijd de Jehova’s bij haar uitnodigde op de koffie.
“Wilt u koffie?’, vraag ik.
De man kijkt ietwat verbaasd.
“Ik ben niet alleen”, zegt hij.
“Oh, gaan jullie met z’n allen door de Heiligestraat?”, vraag ik en ik kijk om het hoekje van de deur. Bij m’n buren en bij de buren van de buren staat ook iemand voor de deur.
“Jullie mogen allemaal wel koffie hoor”, zeg ik.
“Oh, nou, wat vriendelijk”, zegt hij en even later zit ik met 3 Jehovah’s aan tafel en binnen no time liggen er ook 3 bijbels op die tafel.
“Ik ben niet te bekeren hoor”, zeg ik terwijl ik de koffie neerzet, “maar een kop koffie uit een goed hart is altijd okay toch? Koekje erbij?”
Wat voor geloof ik aanhang.
“Nou, eigenlijk geen enkel”, zeg ik.
De bijbel en de waarheid is als een koker. En als iets in een koker zit, dan kun je niet zien wat erin zit hè? Nou, en als ik maar heel goed de bijbel lees, dan gaat die koker vanzelf van de waarheid.
“Dus u gelooft dat wat er in de bijbel staat, dat dat allemaal waar is?”, vraag ik.
Ja, wat in de bijbel staat is de waarheid.
“Maar”, probeer ik, “wat als ik nou vind van niet? Dus u vindt wat in deze bijbel staat de waarheid en ik vind van niet. Dan moeten we er samen toch ook uit kunnen komen? U vindt van wel, ik van niet en het antwoord waar we ons beiden in kunnen vinden is dan toch dat het misschien de waarheid is? Misschien?”
Nee, dat is niet zo.
“Dus jullie geloven echt in Adam en Eva?”
Ja, dat doen ze echt.
“En de evolutie dan? En Darwin?”
Satan was in de geesten van de mensen gedrongen om hen dingen te laten geloven die niet zo waren.
“Nee, joh!”
En Satan is ook in de geesten van de regeringen gedrongen en het Jehovah-mannetje leest een stukje uit de bijbel voor waaruit blijkt dat dat zo is.
“Dus Mark Rutte is Satan?”
Dat dan weer niet helemaal, maar Adam en Eva hadden ooit het eeuwige leven, maar omdat Eva een hapje van de appel nam en dus tegen God’s wil inging moeten al hun nakomelingen boeten.
“Dat is toch een heel negatieve en depressieve gedachte? Helemaal niet gezellig. Dat u moet boeten voor iets wat een vrouw duizenden jaren geleden heeft gedaan?”
Ja, dat was nou eenmaal zo, maar daarom heeft God dus Jesus Christus naar de aarde gestuurd. Om te laten zien dat eeuwig leven toch nog mogelijk is voor degenen die erin geloven en voor degenen die wél handelden naar God’s wil en naar de bijbel dus.
“Maar er zijn ook mensen die in de Koran geloven, of de Torah of de Bhagavad Gita?”
Satan heeft ook allerlei boeken op de markt gebracht om de échte waarheid, dus die van de bijbel te verhullen.
“Nee joh! Het blijft altijd maar een vertaling van een vertaling en daar dan weer een interpretatie van.”
De bijbel is het woord van God en het Jehovah-mannetje begint weer te bladeren. Ditmaal stop hij bij Korintiërs 13.
“De liefde is geduldig, vriendelijk en niet jaloers. De liefde vervalt niet in grootspraak en doet niet trots; is niet grof en handelt niet uit eigenbelang, wordt niet geprikkeld en rekent het kwaad niet aan”, leest het Jehovah-mannetje voor.
“Er staan prachtige teksten in de bijbel”, zeg ik, “dat ben ik wél met u eens.”
Dit kan toch nooit door een mens geschreven zijn?’, zegt de Jehovah.
“Misschien niet”, zeg ik.
Maar misschien ook wel.
LUNA DOET AAN TOPOGRAFIE
“Zullen we dan nu even topografie doen?”, vraagt dochter S.
“Okay, geef maar hier die papiertjes”, zeg ik.
Dochter S. drukt me 2 A4-vellen in m’n handen. Eentje met een grove tekening van Nederland met allerlei cijfers en letters erop en eentje met 2 lijstjes met namen van rivieren en steden.
Ik krijg een flashback en zie mezelf 25 jaar geleden met een joystick in m’n hand over een beeldscherm vliegen met een wel heel erg grafisch helikoptertje. Op het scherm de landkaart van Nederland en ik vlieg naar plaatsen als Hengelo en Drachten. Ik speel het spel ’topografie’ op de Commodore64 van mijn oom en tante. Als ik alle plaatsen binnen een bepaalde tijd had bezocht met m’n helikoptertje mag ik door naar het volgende level. Europa.
“Wat ligt hier?”, vraag ik aan dochter S. en wijs op een plek waar een ‘D’ in een cirkeltje staat.
“Die heb ik nog niet geleerd”, zegt S.
“Moet je die dan niet eerst gaan leren?”, vraag ik.
“Nee, we moeten ze samen leren.”
“Nee, leren doe je in je eentje.”
“Nee, ik moet het samen met iemand doen.”
“Nee, leren doe je alleen, ik kan je alleen overhoren.”
“Ja, maar ik moet ze samen met iemand leren.”
“Dat kan jij echt wel alleen.”
“Nee, echt niet.”
“Echt wel.”
“Echt niet.”
“Echt wel.”
“Echt niet.”
“Echt wel.”
“Echt niet.”
“Echt wel”, zeg ik, en geef haar de vellen weer terug.
“Echt niet”, zegt ze mokkend.
“Ik heb gestudeerd in Amsterdam en ik heb al m’n diploma’s, dus ik weet véél beter hoe je moet leren dan jij”, zeg ik.
Een discussie die getuigt van een prachtig staaltje parenting skills, al zeg ik het zelf!
En in de paar minuten dat ik met haar discussieer over wat ‘leren’ nu precies is had ik mooi even de tijd gehad om subtiel te checken wát ze nou eigenlijk precies moest leren. Want een beetje stoer doen dat je gestudeerd hebt en zelf niet eens weten waar de Rijn ligt, ja, dat zou al die prachtige parenting skills meteen weer teniet doen. Beetje zonde.
Maas, Waal, Amsterdam-Rijnkanaal, Lek, Ijssel, Deventer, Eindhoven, tik, tik, tik; mijn focus blijkt het nog prima te doen op momenten dat het écht nodig is.
“Is het gelukt?”, vraag ik een kwartier later.
“Ja”, zegt S. en geeft me de A4-tjes terug.
Zonder dat ik zelf naar de antwoorden hoef te kijken noemt S. de namen van de rivieren en plaatsen die ik aanwijs.
“Zie je nou wel dat je het alleen kan?”, zeg ik, “Je hebt alles goed!”
En terwijl S. straalt van trots ben ik zelf ook reuzeblij dat ik weer weet waar Delfzijl ligt.
LUNA ZIET HET EVEN NIET MEER ZITTEN
“En ik word er zo moe van”, zei ik, “en ik zie het gewoon ook helemaal niet zitten.” “Wat niet?”, vroeg de verkering. “Niks niet, helemaal niks niet, de hele toekomst niet.” De verkering staarde me aan. “Ik kan toch niet m’n hele leven PloesiePoesie blijven maken? Dat kan toch niet m’n toekomst zijn? En over seks schrijven? Ik kan toch ook over andere dingen schrijven? Ik ben toch niet alleen iemand die vibrators recenseert? En handleidingen hoe je haar zo ver krijg om anale seks te hebben? Ik heb toch meer kwaliteiten dan dat? Moet ik daar niet nu mee beginnen dan? Ik moet echt meer geld gaan verdienen hoor, maar hoe, ik weet het allemaal niet meer. Maar ik heb er eigenlijk ook helemaal geen zin in ook.” “Maar het gaat toch goed?”, zei hij. “Ja, nu nog wel”, zei ik, “maar ik vind het zo onzeker allemaal. Ik ben volledig afhankelijk van andere mensen. Dat ze de dingen willen kopen die ik maak of schrijf. En daar word ik helemaal zenuwachtig van. Of dat wel goed blijft gaan. Ik kan nog zulke leuke dingen maken, als niemand het wil kopen, dan zit je daar met je leuke dingen en dan zit je daar de hele dag tegenaan te kijken ook nog.” “Dan neem je toch een fulltime baan”, zei hij. “Ja, dat gaat ‘m helemaal niet worden”, zei ik, “dat is echt het allerlaatste wat ik zou doen, ik heb nog nooit een fulltime baan gehad en als het moet dan moet het natuurlijk, maar van die gedachte word ik helemaal niet blij.” “Maar dan ben je wel verzekerd van een vast salaris”, zei hij. “Ja, dat dan weer wel”, zuchtte ik, “maar dan heb ik geen tijd meer op de PloesiePoesies te maken en dat is echt van mij en het zijn mijn kindjes en ik ben er zo trots op, maar ik vraag me af en toe gewoon af of ik wel goed bezig ben. In ’t leven. Of ik niet een andere richting in moet slaan. Voor andere bladen gaan schrijven? Moet ik workshops gaan geven? Moet ik hondjes gaan maken? Moet ik weer gaan studeren? Toch de zorg in? Andere dingen gaan maken?” “Volgens mij moet je ongesteld worden of niet?”, sprak de verkering. En onder ieder andere omstandigheid had ik ‘m verbaal z’n kop afgebeten. Maar aangezien hij gelijk had leek het me beter om daar nog even mee te wachten.
LUNA KRIJGT HAAR ZIN
‘Miew’, hoorde ik heel zielig op de overloop.
‘Miew.’
‘Miehiehiehiehiehiew.’
“Ah, mogen de poezen voor 1 nachtje op de slaapkamer?”, vraag ik J.
“Nee”, zegt hij resoluut.
‘Miew.’
‘Miehiehiehiehiehiew.’
“Ah, ik kan het niet aanhoren”, zeg ik.
“Hij houdt vanzelf op”, zegt de verkering.
‘Miew’, klinkt het nog iets zieliger.
“Bruce”, roept de verkering hard, “en nou is het afgelopen.”
“Nou”, zeg ik.
‘Miew’, miauwt Bruce.
“Ah, joh, voor 1 keertje, jij hebt in alles je zin gekregen, met die stomme televisie en elke nacht van dat standup-comedy gewauwel door de radio en ik wil gewoon 1 nachtje met de Bruce slapen. Dan is Bruce het voorste lepeltje en ik het middelste en jij het achterste lepeltje, ah, dat lijkt me zo gezellig.”
“Ik wil geen poezen in bed.”
“Nou, dan slaap ik vannacht in het bed van S.”
Ja, en dat ik een nachtje in het bed van dochter S. zal doorbrengen, dat is natuurlijk geen optie voor de verkering. Dus voor 1 keertje mag het! Als ik maar wel de volgende dag het bed verschoon. Dus ik zet de slaapkamerdeur open en wacht tot de poezen op het bed springen. En ik ben helemaal blij als Bruce met een zacht miauwtje het bed opspringt en richting de kussens loopt. En ik miauw bijna zelf van gezelligheid als Bruce met z’n kop en lijf onder de dekens gaat… om zich vervolgens te settelen tussen de benen van de verkering.
“Ligt-ie nou bij jou?”, vraag ik beteuterd.
“Ja.”
“Nou.”
“Bruce, kom nou bij het vrouwtje”, probeer ik nog.
“Hij is al aan het spinnen”, zegt J.
“Nou! Ik wou een lepeltje andersom!”
Later die nacht maakt de verkering me wakker: “Liefie, liefie.”
“Wat?”
“Kijk dan eens hoe lief Frank bij me ligt.”
Ik buig me over de verkering heen en zag kater Frank met z’n kop onder het hoofdkussen vandaan komen.
“Ligt-ie nou onder het kussen?”
“Ja, hij is helemaal onder het kussen gekropen en ligt met z’n kop tegen m’n hoofd aan te spinnen, al een hele tijd. Lief hè?”
“Nou”, zeg ik.
Krijg ik eindelijk m’n zin, is het toch niet helemaal naar m’n zin.
LUNA, SIMYO & DE PROSECCOSLIJTERIJ
De mensen van het PR bureau van Simyo hadden dus totaal geen verstand van een goede reclamestunt (“Ja, want Simyo gaat binnenkort de markt op, eh, eh, de lucht in, ja, Simyo gaat de lucht in, de lucht, lucht, ballonnen, laten we iets doen met ballonnen, ja laten we ballonnen gaan sturen naar mensen, ja, dat is geinig, snap je ‘m?”). Om even standup comedian Bill Hicks te quoten: “If anyone here is in marketing or advertising… kill yourself. Thank you. Just planting seeds, planting seeds is all I’m doing. No joke here, really. Seriously, kill yourself, you have no rationalization for what you do, you are Satan’s little helpers.” Maar gelukkig hadden de mensen van Simyo zélf wel verstand van zaken! Ze moesten erg lachen om mijn ballonnen-column. En ze vonden ‘m zelfs zo leuk dat ze een aanbieding voor me hadden. Het Simyo-meisje brabbelde toen iets door de telefoon over gratis bellen, gratis belminuten, gratis sms-jes, allemaal dingen die volledig langs me heen gingen. Het werd pas interessant toen ze zei: “Of.” “Of wat?”, vroeg ik. “Of… we sturen je een lekkere fles prosecco.” “Nou en of ik dat een goed idee vind!”, zei ik, “ik mail je mijn adres wel even en laat maar lekker doorkomen die fles!” En zo kwam het dat ik een week later niet 1, maar zelfs 2 flessen prosessco binnenkreeg. In een allerprachtigst houten doosje en gewikkeld in roze en gele papiertjes. Eigenlijk zonde om open te maken! Nog veel meer zonde om te laten liggen natuurlijk. Maar ja, met drank is het met mij hetzelfde als met luxe bad- en beautyproducten. Je kan mij de allerduurste champagne voorzetten, goedkope prosecco, dure prosecco, flessen cava van € 100,-, flessen van € 5,-, je kan er zelfs wat glaasjes kinderchampagne tussendoor gooien; ik proef weinig verschil. Aan het einde van de avond is mijn conclusie altijd; goh, wat heb ik lekker gebubbeld hè? Dus ik plopte de eerste fles Malibràn, Gorio, Prosecco Superiore DOCG, Extra Dry open. “Hmmm, ik vind ‘m wel lekker hoor”, zei ik tegen m’n moeder nadat ik een paar slokken had geproefd, “en hij is iets zoeter dan die van de Albert Heijn, maar ik heb nou niet zoiets van; Jesus, wat voor een bocht heb ik de rest van m’n leven gedronken. Jij dan?” “Oh, ik vind ‘m wel lekker”, zei ze toen ik haar een slok liet proeven. “Jij lust normaal niet eens bubbels”, zei ik. “Oh, maar deze lust ik echt wel hoor”, zei ze en ze smakte met haar lippen, “geef maar aan mij, parels voor de zwijnen als jij dat drinkt.” Conclusie; mijn smaakpapillen heb ik dus overduidelijk niet van m’n moeder en de prosecco-pareltjes van De Proseccoslijterij zijn uiteindelijk aan mijn neus én lippen voorbij gegaan.
COMMERCIAL BREAK: LUNA TEST BUDDHA NOSE
Ik kreeg spontaan een DM-berichtje via Twitter: ‘Wat dacht je van een cadeauset Buddha Nose?’
‘Hoe bedoel je? Gratis?’, twitterde ik terug.
‘Ja, gratis.’
‘Zomaar?’
‘Ik hoop natuurlijk stiekem wel dat je er een stukje over schrijft op je blog, maar het is niet zo dat je er een contract bij krijgt of iets dergelijks.’
‘Dus je gaat mij een cadeauset met bad- en beautyproducten opsturen? Zomaar?’
Ja, dat was inderdaad het geval! De dame had mijn blog over de ballonnen van Simyo gelezen en vond het, als persvrouw, op z’n minst een beetje opmerkelijk dat het persbureau van Simyo me had afgescheept met 2 ballonnen.
‘Het is geen iPad, maar toch’, twitterde de persvrouw nog.
Ik twitterde: ‘Laat maar doorkomen.’
En de volgende dag arriveerde er al een pakketje.
En het had nog gekund dat ik 3 proefmonstertjes in een envelop op de deurmat zou vinden. Ik bedoel; als je een iPad verwacht en 2 ballonnen krijgt, dan zouden 3 proefmonstertjes in van die lieflijke kleine plastic dingetjes ook nog tot de mogelijkheden behoren. Maar. Ik kreeg 3 echte producten toegestuurd, dus geen proefmonsters. Alleen daarom al 100 punten voor de persvrouw!
En het zijn prachtige producten! Het is dat mijn badkamer spuuglelijk is van zichzelf, anders hadden deze mooie blauwe potjes en flesjes waarschijnlijk gorgeous gestaan op de badrand. Ik kreeg een potje Sugar Scrub, een flesje Heart Spray en een blikje Bodhi Balm.
Nu ben ik niet zo van het ontspannen. Een badsessie duurt bij mij gemiddeld 10 minuten en dan heb ik het er al weer helemaal mee gehad. Ik ben wel weer een sucker voor bad- en beautyproducten die woorden als ‘serenity’, ‘zen’, ‘buddha’, ‘organic’, ‘calm’, ‘soothing’ en ‘relax’ op de verpakking hebben staan. Die koop ik dan in de hoop dat het ooit nog wat wordt met dat ontspannen. Meestal niet.
Dus hoe onwijs lekker alle producten van Buddha Nose ook roken en hoe zacht m’n huid ook was na een snelle sessie met De Bodhi Sugar Scrub; echt ontspannen ben ik er niet van geworden. Maar dat ligt dus volledig aan mezelf. Op de producten staat ‘Be Still and Breathe’ en nu heb ik met dat doorademen nooit zo’n probleem, maar stil zijn is aan mij niet besteed, dus de ontspannende werking heb ik eigenhandig om zeep geholpen door in bad te gaan met de Bodhi Sugar Scrub én een cd van Paul Oakenfold. Heerlijk! Zowel de scrub als de cd van Oakenfold. En ik ben al dagen als een dolle aan het sprayen met het flesje Heart Spray. Volgens de verpakking zullen dan heartbreak, loss, en anxiety, helemaal away driften, om ruimte te maken voor love and peacefulness. En dat willen we natuurlijk allemaal!
De producten van Buddha Nose zijn vrij van synthetische stoffen en chemische conserveringsmiddelen en hiermee respecteert Buddha Nose niet alleen de gezondheid van je lichaam, maar ook de gezondheid van onze planeet! Niet geheel onbelangrijk! En alles is te koop bij www.mybodhy.nl
LUNA NAAR HET KINDERCARNAVAL
Ik had het gezegd voordat ik erg in had: “Nou, en dan kunnen we morgen wel even naar het kindercarnaval gaan.” En ja, dan zit je eraan vast hè, want ik haat carnaval, maar opvoedtechnisch is het dus de bedoeling dat je doet wat je belooft. Dus de verkering en ik met dochter S. en neefje V. naar de carnavalswinkel de volgende dag. Neefje V. wilde vooral géén polonaise aan zijn lijf en koos voor een stoer militair pakje. Dochter S. kon moeilijk kiezen, maar besloot uiteindelijk als Catwoman te gaan, met een panterjurkje van mij, een lange zwarte pruik, handschoentjes en geinige poezenoortjes. En ik ging als mezelf; gewoon in een hysterische bloemetjesjurk met nepbloemetjes in m’n haar. M’n vrienden zagen geen verschil met mijn dagelijkse outfitjes, maar de rest van de bezoekers van het carnaval moeten gedacht hebben; goh, die vrouw is als FlowerPower. Ook de verkering ging gewoon als zichzelf, want die vond carnaval ook stom, maar die viel dus heel erg door de mand toen hij alle carnavalsliedjes gewoon by heart mee kon zingen. Stond-ie met een biertje: “Alaaf, alaaf, alaaf you!” “Jij kent dit allemaal?”, vroeg ik verbaasd. “Tuurlijk”, zei de verkering, alsof het écht de normaalste zaak van de wereld was. En zo leer je elke dag wat over elkaar! Geweldig! En zo gemakkelijk had ik trouwens zelf ook alle liedjes onder de knie. Stond ik te helikopteren: “Ik heb een helihelihelihelikopter! Ik heb een heliheliheliheeeee! Daarmee vlieg ik over bergen, daarmee vlieg ik over zee, hé, kom op ga met de helikopter mee!” En ondertussen een beetje met m’n hand draaien boven m’n hoofd. Ik zat er meteen in. En we gaan zwaaaaaaien: “Geef mij de sleutel van jouw voordeur, want jij, jij bent zo’n lekker ding.” Toegegeven; na 3 biertjes begon ik alles pas écht leuk te vinden, maar dat is ook waarschijnlijk de bedoeling van carnaval. Maar het meest geweldige vond ik dat verschillende generaties met elkaar aan het feestvieren waren. Verkleedde baby’ op de arm, peuters in krokodillenpakjes vooraan, kleuters hard rennen en springen en op zoek naar snoep en chips en cola, tieners, pubers en volwassen in de polonaise, Carnavalsvereniging Witte Gij Ut die de sfeer erin hield en de opa’s en oma’s die op de tafels mee zaten te bungelen met hun orthopedische schoenen. Mooi plaatje in m’n hoofd. Of, om het even bij de kindercarnavalskrakers te houden: “Met z’n allen! Met z’n allen! Laat de limonade nu maar knallen! Met z’n allen! Met z’n allen. Ze zeggen wel eens oud gedaan is jong geleerd!”
WITTE JAS UIT, BLOEMETJESJURK AAN
Dit is voor mijn huppelkutjes van collega’s die liever koffie dronken (uurtje) dan even een stapje harder lopen wanneer het nodig was.
Dit is voor mijn collega’s die wel zélf een sigaretje gingen roken (5 keer per dag) en niet even die ene demente meneer meenamen die z’n hele leven had gerookt, maar het op de afdeling niet meer mocht.
Dit is voor die collega die liever een dame 2 happen met jam gaf (“Want dan heeft ze toch haar calorieën binnen en kunnen we de insuline spuiten.”) in plaats van even in alle rust samen met haar te ontbijten.
Dit is voor die collega die liep te zeiken over het appeltje dat ik voor iedereen wilde schillen bij het ontbijt (“Pas op met de calorieën.”), maar zelf net zo gemakkelijk een grote schep suiker in de koffie van alle bewoners deed.
Dit is voor die collega’s die een bewoner nog even een kwartiertje lieten zitten, ook al moest ze heel nodig plassen, omdat hún pauze net was begonnen.
Dit is voor de dames die week in week uit elke ochtend demente meneer de B. (92) vermanend toespraken alsof hij een kind van 5 was, en elke ochtend weer een nieuwe katheter plaatsten in plaats van gewoon een volwassen gesprek met hem aan te gaan om hem te vertellen waaróm hij die katheter had.
Dit is voor de collega die mij, nadat ze me 1 minuut kende, vroeg of ik mevrouw B. even naar het toilet kon brengen, terwijl ik daar vrijwilligerswerk zou gaan doen.
Dit is voor die collega die mij een vrouw met 20 washandjes liet wassen (want douchen was geen optie) ook al had zij zich helemaal onderpoept van kruin tot knie.
Dit is voor de collega’s die mij als vrijwilliger 2 uur alleen lieten zitten met een demente meneer die amper nog kon ademen.
Dit is voor de vrijwilligerscoördinator die seriously dacht dat ik een vibratorshowtje zou gaan geven voor de bewoners.
Dit is voor de huppelkutjes van het uitzendbureau die zeiden dat het wel mee zou vallen, zo’n nachtdienst met 30 verstandelijk gehandicapten in m’n eentje, en dat ik het heus wel aan zou kunnen.
En dit is voor iedereen die ik ben tegengekomen in de zorg die mij het gevoel heeft gegeven dat ik gek ben.
SORT OF ZORGFEUILLETON 4/4
“Ik kom hier nu een paar maanden”, zei ik met iets van trillende knietjes tegen m’n vrijwilligerscoördinator. “En op de een of andere manier heb ik steeds minder tijd om iets leuks met de bewoners te doen. Ik ben de hele tijd met het ontbijt bezig en volgens mij is het ontbijt een betaalde baan en ik kom hier vrijwillig en het is niet dat ik niet bereid ben om het ontbijt te doen, maar ik ga veel liever een spelletje doen met de bewoners of een stukje wandelen.”
“Maar je bent aangenomen als ontbijthulp”, zei hij.
“Say what?”
“Ontbijthulp.”
“Echt niet.”
“Echt wel.”
“Nee hoor, ik zou een ochtend in de week komen en dan wel meehelpen met het ontbijt, maar het is niet mijn bedoeling dat ik uiteindelijk in m’n eentje zorg zou draaien voor het ontbijt. Ik wil iets leuks doen. Iets extra’s. Ik wil Triviant-quizmaster spelen. En daar heb ik geen tijd meer voor. Ik ben hier om de bewoners een leukere ochtend te bezorgen en niet om de verpleegsters een relaxtere ochtend te geven.”
“Dat is dan misschien een miscommunicatie geweest, maar ik ga het even overleggen met de groep.”
En een dag later hoorde ik de onsterfelijke woorden: “Ja, maar Luna, zo moet je het niet zien, want als jij het ontbijt draait dan doe je juist iets extra’s.”
“Say what?”
“Als jij als vrijwilliger aanwezig ben op de groep, dan kunnen de bewoners rustig genieten van hun ontbijt.”
“Daar ben ik het niet mee eens.”
“Waarom niet?”
“Eten vind ik een basisbehoefte van een mens en dat regelen is een betaalde baan. Of op z’n minst een taak van een stagiaire.”
Ja, maar normaal gesproken hadden zij alleen maar de tijd om een boterham en kop thee voor ze neer te zetten, want daarna moesten ze weer iemand uit bed halen.
“Jullie zitten soms wel met z’n 8-en of 9-en koffie te drinken. Personeel genoeg!”
“Moet je zo niet zien.”
“Als er toch 8 medewerkers aanwezig zijn, inclusief stagiaires, voor 20 bewoners, dan is het toch raar dat jullie mij als vrijwilliger het volledige ontbijt laat doen? Mij die verantwoordelijkheid geven? Ik zie soms helemaal niemand, behalve om medicijnen te brengen.”
“Ja, maar de stagiaires mag je niet meetellen.”
“Waarom niet? Samen een boterham eten kan iedereen.”
“Moet je zo niet zien.”
Maar zo zie ik het dus wel.
En ik liep weg.
Ik ging niet tegen de vrijwilligerscoördinator in.
Niet tegen het hoofd van de afdeling.
Ik ben gestopt met mijn vrijwilligerswerk.
Ik ben 35.
En ik voel me fucking machteloos.