web analytics

Maandelijks archief juli 2004

JA, DAN GAAN WE NAAR DE SPEELTUIN!!!

“Wauw, het is hier een kinderparadijs!”, zei oppaskind M. toen we De Linnaeushof binnenliepen. De Linnaeushof is het kinder-equivalent van Six Flags en ook al vond M. het er allemaal fantastisch uitzien, meestal moest ik hem flink oppeppen voordat hij ergens in durfde. Het hielp  om zelf te beginnen met klimmen, schommelen of draaien en hem een ‘watje’ te noemen. Vervolgens deed hij mee en vond het allemaal fantastisch. Dus toen ik met een kokosmat de trappen richting glijbaan beklom kwam hij met zijn kokosmat braaf achter me aan. Om boven gekomen niet meer te durven. “Je bent toch niet al die trappen omhoog geklommen om weer naar beneden te lopen? Glijden moet je! Watje!”, zei ik. Maar na een paar minuten staren naar de glijbaan en een huilbui besloot hij via de trap weer naar beneden te gaan. Ik niet. Ik wou glijden. En dus roetsjte ik met een jippie-gevoel op mijn kokosmat naar beneden om hem daar weer op te wachten. Na de hangbruggen, de hobbelfietsen en de lachspiegels zag M. ineens iets waar hij écht in wilde. “Jaaaa!!!”, riep hij enthousiast. Kut, dacht ik. Heb ik weer. Van alle attracties in deze speeltuin, van alle 350 speeltoestellen en attracties, kiest hij nou net die attractie uit waar ik niet in durf. Ongelooflijk. We stonden inmiddels bij de motorskelters. Ze gingen hard en kinderen mochten alleen met een volwassene in zo’n motorskelter, dus hij mocht niet alleen. En ik durfde echt niet. Dingen met snelheid in combinatie met andere weggebruikers zijn niet aan mij besteed. Dit houdt in dat Luna niet aan autorijden, niet aan brommerrijden, niet aan skiën en dus ook niet aan motorskelteren doet. “Eh, M., je hebt nu dat ene ding uitgekozen wat ik niet durf”, zei ik. “Ik durf niet eens op een brommer.” Hij keek me aan met grote ogen en zijn gezicht klaarde op. “Watje”, zei oppaskind M. en keek me triomfantelijk aan. Maar we gingen er echt niet in.
www.linnaeushof.nl

18

TRINK, TRINK, BRÜDERLEIN DRINK!

“Mam! Ik zit hier aan een prachtig meer met allemaal zwanen erin. Zo mooi! En het is goed weer! Ik kom helemaal tot rust en ik geniet en de zon schijnt en ik zit bij een supermooi riviercafé aan een wit wijntje!”, meldde ik mijn moeder donderdag aan de telefoon. “Aan de wijn?”, zei m’n moeder, “het is pas 12.00. Let je wel een beetje op?” “Mam, ik heb een beetje vakantie hoor! P. is aan het werk en ik vermaak me prima! Ik heb net een Bratkartoffel besteld! Doei!” Of ik nu elke dag of eens per maand ’s middags drink, iedere keer is het een cadeautje voor mezelf. Een wijntje bij de lunch is voor mij misschien wel het toppunt van decadentie. Het toppunt van zelfverwennerij. Daarom doe ik het zo graag, maar de wijntjes die ik ’s middags dronk in Hamburg waren extra lekker. Omdat de zon scheen, omdat ik van huis was, omdat het uitzicht over Der Alster briljant was en omdat ik vond dat ik deze wijntjes ontzettend hard verdiend had. En de Duitsers weten niet alleen van bier drinken, ze weten ook alles van wijn drinken. Niks geen lullige mini-glaasjes wijn die in 1 slok op zijn, nee, wanneer ik om een ‘weiß Wein’ vroeg, dan kreeg ik tenminste een weiß Wein. Een groot glas tot het 0,2-liter-streepje gevuld of een klein glas met daarbij een kannetje met witte wijn tot het 0,25-liter-streepje. Een land naar Luna’s hart. En na 1 dag in Hamburg had ik de Sissi-lifestyle helemaal te pakken. Beetje wandelen door de stad, beetje lezen in een park, beetje slenteren langs het meer, beetje wandelen door de dierentuin, beetje op een bootje door de havens. En ondertussen mijn denkbeeldige personeel voor me laten lopen: “Ein weiß Wein bitte.”

26

LUNA – DIE JUNGE KEIZERIN

“Jesus”, zeggen P. en ik tegen elkaar als we door een taxi voor de deur van ons hotel in Hamburg worden afgezet. We staren naar het rijtje auto’s in de parkeervakken. Jaguar’s, BMW’s, allemaal luxe glimmende wagens. Het hotel in rococo-stijl is aan de buitenkant al net zo luxe en glimmend en als we bij de receptie komen blijkt de binnenkant precies hetzelfde. Overal goud en dan vooral goud van het kitsche soort. Ik had op internet al gelezen dat het hotel was ingericht met echt antiek en we worden inderdaad omringd door grote schilderijen met typisch Duitse panorama’s, een waanzinnige gouden klok, een piano en marmer op de vloer. Alles lijkt te hebben gefungeerd als decor voor een Sissi-film. “Jesus”, zeggen P. en ik nog maar een keer tegen elkaar. Directeur N. van de Miami Ad School waar P. 2 dagen workshops gaat geven heeft ons opgewacht bij de receptie en vraagt of het naar onze zin in is. “Yes, it’s absolutely beautiful!”, zeggen we. En daarna zeggen we meteen dat het echt niet zo chique had gehoeven allemaal. Dat een simpel hotelletje ook prima was geweest. Maar N. wil van niets weten. Hij is vastberaden om ons een toptijd in Hamburg te geven en om ervoor te zorgen dat het ons aan niets ontbreekt. “I’m so happy to see you”, zegt hij gemeend. En dat is wederzijds. We vertellen hem over onze pech met hotels. Dat we altijd uitkijken op liftschachten of blinde muurtjes. “We really hope we have a view on the lake this time”, zeggen we. Even later blijkt onze kamer net zo schitterend als de rest van het hotel. En wanneer ik de gordijnen open kijk ik regelrecht naar een ondergaande zon in Der Alster. Ik voel me volledig niet in stijl als ik met mijn plastic slippertjes, oude joggingbroek en t-shirt op een chaise longue ga zitten.

8

TERUGKOMEN

Wie terugkomt van een reis, draagt de afgelegde afstanden nog met zich mee als gespreide vleugels – tot hij de sleutel in zijn voordeur steekt. (…) Op het moment dat hij de deur achter zich dichtdoet, kan hij zich al niet meer voorstellen dat hij ooit weg geweest is.
Harry Mulisch

9

HAPPY NAAR HAMBURG

Partner P. gaat de komende dagen workshops geven in Hamburg. En ik ga lekker mee als vrouw-van! Heerlijk een paar dagen in een hotel. Ik ben er aan toe. Zucht!

13

LUNA IS TELEFOBISCH

Het is vrijdagavond 19.15 en onze vaste telefoon gaat. Pieppiep pieppiep. “Ik neem niet op”, zeg ik tegen P., “het is niet voor mij.” Dat zeg ik altijd als de telefoon gaat. We zitten op de bank en de telefoon ligt in het midden. Pieppiep pieppiep. Partner P. maakt net als ik weinig aanstalten om op te nemen. Pieppiep pieppiep. “Neem jij ‘m nou op”, zegt P., “ik heb ‘m de vorige keer al opgenomen.” “Nee, ik heb er geen zin in”, zeg ik. “En ik heb m’n moeder al gesproken vandaag, dus die is het niet.” Pieppiep pieppiep. Als P. beseft dat ik echt niet op ga nemen, pakt hij de telefoon, drukt ‘m aan en houdt de hoorn bij mijn oor. Ik kijk P. rustig aan en zeg niks. We blijven zo een paar seconden naar elkaar staren tot P. merkt dat ik echt niks ga zeggen. “Met P.”, zegt hij terwijl hij de telefoon naar zijn oor verplaats. Stilte. “Ligt eraan waar het over gaat”, zegt hij daarna. Ha, een verkoper! Eigen schuld. Haha! Goed dat ik niet heb opgenomen. Ik ben lichtelijk telefobisch de laatste tijd. Ik word een beetje gek van het altijd maar bereikbaar zijn. Mobieltje, vaste telefoon, e-mail. Ik heb er soms helemaal geen zin in. En ik neem dan ook regelmatig mijn mobieltje niet op. Geen zin om er naartoe te lopen. Of geen zin om op te staan. Of gewoon geen zin om te praten. Geen zin om te bellen. Met wie dan ook. En als ik het nummer niet ken, of het nummer is afgeschermd, dan neem ik sowieso niet op. Dit tot grote verbazing van P., die vindt dat je de telefoon altijd op moet nemen. Je weet immers maar nooit wie het is. Of wat je mist. Als het belangrijk is, dan spreken ze wel wat in op m’n voicemail, vind ik. Maar ja, dan moet ik weer terugbellen. En dat is nu net het probleem.

Luna heeft vast last van een mobiele burn-out. Een burn-out die ontstaat door het altijd maar bereikbaar en online te zijn.

24