web analytics

LUNA, P. EN GESPREKKEN OVER DE VERBOUWING

Daar stond ik. In m’n nieuwe huis. De muurtjes voor het toilet waren verkeerd geplaatst. Een toilet van 6 vierkante meter leek me niet zo logisch. Ook wilde ik dat het muurtje van het toilet zou lijnen met een pilaar. Leek me esthestischer. Maar ja, het muurtje stond er al bijna. “P. ik wil dat muurtje niet, ik hoef geen toilet van 6 vierkante meter. Belachelijk”, zei ik. “En ik wil dat er raampjes komen van van dat glas met dingetjes erin”, zei ik. “En ik wil van dat gewaaierde beton op de vloer, heb ik ooit een leuk plaatje van gezien”, zei ik. “Het is gevlinderd beton”, zei P. “Jaja”, zei ik. Het begint een beetje echt te worden. Het nieuwe huis. Te echt. Er moet ineens van alles besloten worden en geregeld. Waar komen precies de muurtjes, wat voor een gootsteen willen we en wat voor een tegeltjes komen in de badkamer. Dat soort dingen. Dingen waar je eigenlijk niet te lang bij stil wil staan, want gesprekken over dit soort dingen zijn funest voor een gezellige relatie. “Ja, maar ik dacht dat we hadden afgesproken dat we in de slaapkamer van dat hoerige tapijt zouden leggen?”, “Wil je écht een prikbord van 8 meter lang in het kantoor?” en “Ik dacht dat jij ook liever een wenteltrap had dan een gewone trap?”. Dat soort dingen. Zeiken over de kleur van een toiletpot is hetzelfde als zeiken over het wel of niet plaatsen van een dopje op de tandpasta. Zeer essentieel. Wanneer je dit soort gesprekken tot een einde weet te brengen waar beide partners gelukkig mee zijn, dan weet je dat het goed zit. Dan weet je dat je niet voor niets een hypotheek hebt afgesloten waar je allebei nog jaren aan vastzit. Dus er komt rood hoerig tapijt in de slaapkamer.

2

LUNA WORDT MAANISCH

Na er toch zeker 10 dagen over nagedacht te hebben ben ik eruit. Alle namen zijn de revue gepasseerd. Lovely Luna, Lucky Luna, Twisted Luna, Dalai Luna en Cosmic Luna; werkelijk alle Engelse bijvoeglijke naamwoorden hebben voor mijn naam gestaan, maar het was het allemaal net niet. Iedereen heb ik om raad gevraagd en iedereen zei iets anders. Wat ik zelf helemaal geweldig vond, vond een ander weer niks en toen vond ik die naam zelf ook weer minder. En iedere dag P. bellen op z’n werk: “Liefje, wat vind je van dit?” Vond-ie altijd niks. Of wel aardig. Maar nooit geweldig. Vandaag zat ik met buurman M. te chatten. Vertelde hem dat ik er gek van werd. Dat ik geen naam kon verzinnen. Dat ik in een manische periode zat. “Manic Luna?”, schreef buurman M. “Nee, dat klinkt niet lekker”, schreef ik. “Maanisch”, schreef de buurman. Dat was ‘m. Liefde op het eerste gezicht. Prachtige woordspeling. Dekt de lading. Maar nu de rest. Nu registreren. Nu de vormgeving. Nu een blog-programma installeren. Daar heeft Luna geen verstand van. Gilles van www.abcdefghijklmnopqrstuvwxyz.nl, mijn nachtelijks chatmaatje, bood uitkomst: “Gilles, ik snap er niks van, maar ik wil snel weer online, hoe regel ik dat?”, vroeg ik. “Ik help je wel”, zei hij. “Kom deze week maar een keertje langs.” Dus vannacht kan ik met een gerust hart gaan slapen. Met nieuwe url is geregeld en Gilles gaat me helpen. Daar neem ik een borrel op.

3

ALS EEN VROUW ‘NEE’ ZEGT, BEDOELT ZE ‘JA’

“Is het goed als ik morgenavond met vriend P. uitga”, vraagt partner P. aan de telefoon. “Wij gingen morgen toch iets doen?”, vraag ik. “Ja, maar wij zouden toch alleen even gaan winkelen voor het huis en daarna naar de bioscoop? Daarna kan ik toch wel uit? Anders ga je toch mee?”, zegt P. Ik heb geen zin om uit te gaan. Ik ben depressief. En als ik het niet ben, dan word ik het binnen nu en een week. De wereld draait niet in mijn richting. Zelfs het kopen van een paar metallic roze Puma-gympies heeft me niet echt blij kunnen maken. Ook het kopen van een gifgroene broek niet. Het in combinatie dragen van die broek en gympies ook niet. Zelfs niet met een knalrood shirt erop. Ik moet nadenken over dingen, dus heb ik geen zin om te gaan dansen in de Paradiso. “Ik wil thuisblijven”, zeg ik tegen P. “Is het goed als ik dan alleen ga?”, vraagt hij. “Dat moet je zelf weten. Ik ga jou niet zeggen wat je wel en niet moet doen”, zeg ik. “Nee, maar omdat we morgen samen iets zouden gaan doen. Wil je dat ik bij jou ben ’s avonds?”, vraagt hij. “Als je liever uitgaat, dan moet je uitgaan”, zeg ik. Als ik hem was zou ik uitgaan. Zonder mij. Ik ben geen aangenaam mens om naast te zitten momenteel. Chagrijnig tot op het bot. Niks gaat goed. Alles is fout. Het moet anders en ik ben de enige die mijn haar weer in de goede richting kan laten waaien. Maar mijn haar hangt voor mijn ogen en het hangt daar goed. “Dan ga ik straks een kaartje kopen”, zegt P. “Dat is goed”, zeg ik, maar ik zie er nu al tegenop om morgenavond alleen thuis te zitten.

2

LUNA EET VIETNAMEES BIJ OUDERS

“Je staat weer in de krant”, zegt m’n moeder terwijl ze een bakje met gesneden kip in de wok gooit. Had ze die ochtend al gesneden. We eten iets Vietnamees. “Ik ben gestopt met de site”, zeg ik en ik leg haar uit wat er gebeurd is. Dat ik niet meer wilde schrijven voor een site die op naam van iemand anders stond. Dat dat niet goed voelde. En nog meer van die dingen. Dat ik het jammer vind. Heel jammer. Dat ik hoop dat ik snel weer online ga met een andere site. “Je moet niemand vertrouwen”, zegt m’n moeder. “Jij bent net je vader. Denkt dat iedereen het beste met je voorheeft. Neem maar van mij aan dat dat niet zo is”, zegt ze. “Ik kan er niks aan doen”, zeg ik. Ze gooit een vergiet vol met gesneden prei, wortel en champignons bij de kip. Daarna strooit ze er een half busje Aromat overheen. “Als je dit voor jou en P. maakt, dan moet je die Aromat niet vergeten”, zegt ze. “Zonder Aromat smaakt het niet.” Volgens mij hebben ze in Vietnam geen Aromat. Maar dat maakt niet uit. “Dan begin je toch gewoon met zo’n nieuwe site”, zegt ze, “anders betalen je vader en ik dat wel.” Ik zeg dat dat niet hoeft. Dat het wel goed komt allemaal. Dat ik sowieso andere dingen wil gaan doen. Precies om 17.30 komt m’n vader thuis. We kunnen meteen aan tafel en ondertussen vertel ik hem over m’n huis, m’n site en m’n toekomstplannen. “As je nog één keer vur die klootzak schrijft, dan schup ik je vur je ballen”, zegt m’n vader in plat-Betuws. M’n moeder en ik schieten in de lach. “As je ballen zou hebben,” zegt m’n vader lachend. Maar hij meent het.

3

EEN VAAS MARGRIETJES

Een maand terug zag ik vriendin R. voor het laatst. Ze was ziek, maar zag er nog goed uit. Ze lag vandaag net als toen op een bed in de woonkamer. Uitzicht over Amsterdam. De zon scheen en ze droeg een lichtblauw mutsje. Het gevolg van 3 chemokuren. Niet aangeslagen. Ze zag eruit alsof ze kanker had. Wat een maand met iemand kan doen. Medicijnen. Prednison. Ik had een bos margrietjes voor haar gekocht bij de bloemenwinkel op station Amstel. “Ik zet eerst even de bloemen voor je in een vaas”, zei ik, maar eigenlijk moest ik even m’n tranen gaan bedwingen in de keuken. Ik wilde niet dat zij ze zag. “Is goed”, zei ze, “gezellig dat je er bent.” Ik hoefde niet te zoeken naar een vaas. Stond net als in ieder ander huis onder de gootsteen. “Ga even daar zitten, dan kan ik je goed zien”, zei ze toen ik binnenkwam met de margrietjes. “Geloof jij in een hemel”, vroeg ze. Ik zei dat ik dat niet wist. Dat ik wel zou willen geloven in een hemel. Dat hemel een mooi concept is. “Ik moet nu wel geloven in een hemel, anders heb ik niks meer”, zei ze. Ze was bang om dood te gaan. Om mensen achter te laten. Ze was bang, dat als ze dood zou gaan, dat er daar niemand meer voor haar was. Ze durfde niet alleen. “Wil je een lolly”, vroeg ze. “Lekker”, zei ik. Ze vroeg hoe ik die dingen zag. Dood. Of ik er bang voor was. “Ik ben niet bang om zelf dood te gaan”, zei ik. “Ik ben bang om oud te worden en zo steeds meer mensen van wie ik hou dood te zien gaan.”

20

LUNA HOUDT NIET VAN STOPPEN

Ik wilde helemaal niet stoppen. Afgelopen vrijdag. Wilde in principe nooit stoppen. Langstlopende lifelogger worden, dat was mijn streven vanaf het begin. Oud worden met mijn log, al dan niet door later op minder regelmatige basis de site te voorzien van updates. Oud worden met mijn lezers. Leek me leuk. Leek me wel een uitdaging. De url was helaas niet van mij. De eigenaar van de url had wilde plannen met de site. Een merk moest het worden. T-shirts, slipjes, sms-berichten, dat soort dingen. Ja, dat wilde ik wel. Donderdag. Euforisch was ik. Verblind door succes. Na een goed en geanimeerd gesprek met partner P. ging er bij mij een lichtje branden. Vrijdag. Ik wilde helemaal geen T-shirts, slipjes en sms-berichten. Ik wilde helemaal niet meer schrijven voor de url van iemand anders. Daar komt alleen maar gedoe van. Ik wil schrijven voor m’n eigen site en al voelde www.electricluna.nl als mijn eigen site, dat was niet zo. Ik werd er zenuwachtig van. Ik wil schrijven zonder gezeik. Zonder druk. Het afscheidsstukje op www.electricluna.nl was daarom gedeeltelijk waar. Het bijhouden van een lifelog kost veel tijd. Zonde van de tijd. Maar ik wil niet zonder. Lifeloggen lijkt een manier van leven voor mij. Dat ik door nu voor een andere url te kiezen een groot gedeelte van m’n lezers kwijt ben is jammer. Heel jammer. Dat ik nu geen AD Web Award win, ook jammer. Maar dat ik nu op mijn eigen voorwaarden aan een nieuwe site ga beginnen stemt me blij. Aan een echte url, mijn url, en een geweldige vormgeving wordt gewerkt.

30

HET IS MOOI GEWEEST

Ik heb gisteren de hele nacht wakker gelegen. Nagedacht. Over stoppen met www.electricluna.nl. Het is mooi geweest. Het is heel mooi geweest. Meer dan een jaar lang bijna elke dag een column schrijven. Voor nop. Voor aandacht, hits en eigengeilerij. Heb de kranten gehaald. Ik ben trots. Nu ben ik trots genoeg om te stoppen. Misschien zet ik later die trots weer aan de kant. Ik heb het gehaat. Het loggen. De irritante verplichting die ik mezelf elke dag oplegde. Ik heb het gehaat. Het dagelijks checken van de reacties. Ik heb ze gehaat. Sommige reacties. Ik heb het geweldig gevonden. Het schrijven. De reacties. De mailtjes. Het wereldje. Ik heb me meer dan een jaar lang beziggehouden met het beschrijven van mijn leven. Mijn gedachten. Voor wildvreemden. Daar heb ik van geleerd. Ik heb vooral veel geleerd, het afgelopen jaar. Het was een fijne besteding van de dag. Het heeft m’n leven een beetje beheerst. Ik keek anders naar de dingen. Denken in zinnen. Zinnen voor Luna. Nu wil ik weer zinnen voor mezelf. Zinnen voor P. Zinnen voor m’n vrienden. Zinnen voor m’n ouders. Misschien dat ik ooit weer begin met een ander lifelog, een andere site. Ergens anders. Iets anders. Maar niet meer hier. En niet nu. Nu ga ik even een liedje van Herman van Veen opzetten. Even lekker janken. “En vandaag is het de elfde / en hij is precies hetzelfde / als de twaalfde of de tiende / ik kreeg wat ik verdiende.” Rozegeur. Maneschijn.

183

LUNA EN DE MAN UIT TEL AVIV

Ik fietste gisternacht om 2.00 langs de Amstel. Bijna thuis. “Hello”, hoorde ik iemand achter me zeggen, “can I ask you something?” Ik stapte van m’n fiets en liep een stukje terug. “Of course”, zei ik. Ik schatte de man een jaar of 40. Hij zag er vermoeid uit. Met een lange baard en een vierkant hoedje. De man kwam uit Tel Aviv, zei hij. En hij deed iets met ‘research’, zei hij. Hij was in Amsterdam aangekomen, maar hij moest naar Berlijn. Daar was zijn werk. In Amsterdam was zijn rugtas gestolen. Alles was weg. Hij had niets meer. Hij had in Amsterdam gezocht naar de ambassade, maar die was er niet. Hij moest naar Den Haag. Daar was de ambassade van Israël. Hij had geen geld. Hij had dorst en hij had honger. Ja, en dat moet ik geloven, dacht ik. Weer zo’n zieligerd. Gewoon een zwerver. Gewoon de zoveelste zwerver. “And what do you want from me?”, vroeg ik hem. Of ik iets te drinken had. De Florence Nightingale in me zei: “Wait here, I live just around the corner, I’ll get you something.” Thuis deed ik een zak borrelnoten, 2 flesjes mineraalwater, een pak Prince-koeken en een handvol snoepjes in een tas. Buiten gaf ik hem de tas. Hij zag er zielig uit. Beteuterd. M’n verstand vertelde me dat hij gewoon een lulverhaal had verteld. M’n gevoel zei iets anders: “Let’s walk to Amstel-station, I’ll buy you a ticket to Den Haag.” Samen liepen we naar het station. Met m’n pinpas kocht ik een enkele reis naar Den Haag HS. Ik gaf hem nog een briefje van € 20,-. Ik vroeg hem om, als hij ooit de mogelijkheid had, me een mailtje te sturen. Als teken van leven. In plaats daarvan schreef hij zijn e-mailadres op de achterkant van mijn pinbon. Naar dat bonnetje staar ik nu. Het adres hoort inderdaad bij een research-instituut in Berlijn. Ik heb hem net gemaild.

35

DE ZOMER IS KUT

De zomer is niet mijn seizoen. En dat is zwak uitgedrukt. Ik heb zelden zo’n afkeer van m’n eigen lichaam als in de maanden juni, juli en augustus. Vanmorgen onder de douche telde ik 17 muggenbulten. Valt nog mee, ik heb er ooit 32 tegelijk gehad. In Nederland. Gewoon in Nederland. En aangezien ik licht-allergisch ben voor insektenbeten zijn het ook nog eens geen kleine bultjes, maar bulten van minstens 4 centimeter doorsnee. Tegen de jeuk valt niet op te smeren. En jeuk is erger dan pijn. Wanhopig probeer ik mijn lijf te negeren, maar in deze hitte is dat onmogelijk. Zweet tussen m’n benen, zweet tussen m’n billen, tussen m’n borsten, tussen m’n vingers, zweet tussen m’n oksels, zweet tussen m’n ellebogen en zweet tussen m’n knieën. Overal zweet en overal jeuk. De gehele dag. Het enige plezier dat een zomerdag mij kan brengen is onder de douche staan. En dan niet het douchen zelf, maar het afdrogen, het schuren van een keiharde handdoek langs de muggenbulten. Puur genot wat zeker 2 minuten duurt. Voor de rest is de zomer kut. Naast mijn lichte allergie voor insektenbeten, ben ik ook licht-allergisch voor de zon. Wat resulteert in heel kleine, rode bultjes op m’n schouders en armen. Eigenlijk kan ik überhaupt niet tegen de zon, want binnen 15 minuten ben ik verbrand. Ik blijf wit. Wit met vandaag dus 15 flinke muggenbulten op armen en benen. En 2 bulten op m’n vingers. Ook nog 3 blauwe plekken op m’n benen en 2 mini-spatadertjes. En met dat lijf moet ik vol plezier buiten huppelen in de zon? In een opwaaiend zomerjurkje? Dacht het niet.

39

DAT

Dat je wakker schrikt om 14:51 en dat je naast je kijkt en niemand ziet liggen. Dat je daarna het hele huis doorzoekt om te kijken waar hij is. Dat hij er niet is. Dat je denkt: ik ben vanmorgen om 10:00 strontlazarus thuisgekomen, wat heb ik gedaan? Hij heeft me verlaten, hij is weg, hij komt niet meer terug. Bellen: “Liefje! Waar ben je nou?” Dat je dan hoort dat hij gewoon naar die verjaardag is. En dat hij vraagt wat er aan de hand is. Dat je dat zelf ook niet weet, maar je wel plotseling realiseert dat je die dag moest werken. Om 14:45. Dat je daarna zonder nadenken de kleren aandoet die op de grond liggen. Zelfde sokken, zelfde ondergoed. Dat je op de fiets zit en probeert te bellen met je werk, maar het verkeerde nummer draait. Dat je om je heen kijkt naar alle mensen. Trams, auto’s. En dat je dan dingen probeert te herinneren. Dat dat niet lukt, maar dat je ineens voelt dat je nog dronken bent. Stomdronken. Geen kater, maar nog dronken. Dat je weet dat je de pil vergeten bent te slikken en vergeten bent je tanden te poetsen. Bier. Rode wijn. Verhitte discussie. Hard praten. Nog harder praten. Emoties. Katten. Mooie schilderijtjes aan de muur. Meer emoties. Dat je de nacht daarvoor met iemand aan tafel hebt gezeten die je eigenlijk nooit wilde ontmoeten. Dat je iemand niet aardig vond. Dat je eigenlijk een beetje bang was. Maar dat dat nu niet meer zo is. Dat je met bijzondere mensen hebt gepraat. Mooie mensen. Dat je vervolgens 8 uur lang automatisch je werk doet. Dat je vermoeid thuiskomt. Achter je computer gaat zitten. De pil slikt die je vergeten was. Een wijntje neemt en die er samen met de pil meteen weer uitkotst. Dat.

26