LUNA EN EEN HALF MANDARIJNTJE
Wanneer ik de Turkse supermarkt binnenloop schrik ik van de verkoopster die net om het hoekje van de deur staat. Ze ziet me schrikken en ze duwt me bijna meteen de helft van de mandarijn die ze aan het eten is in m’n handen.
Ik heb net m’n energienota van het afgelopen jaar gekregen, inclusief de bekendmaking van m’n nieuwe termijnbedrag, en laat ik het zo zeggen; ik ga hier erg slecht op. Ik ben er nogal lichtelijk van over de pis. Van over de schijt. Van uit m’n panty geknapt. Van over de flos. Kutwereld. Kutsystemen. Kutzooi. Ik ben op weg naar een vriendin voor een kalmerings-wijntje, maar ik moest onderweg nog een TooGoodToGo-pakket ophalen bij de Turkse supermarkt.
Het halve mandarijntje van deze vreemde Turkse dame ontroert me.
Bij een gewone supermarkt staan wel eens mannetjes of vrouwtjes die je gratis producten aanbieden. Wil je deze nieuwe muesli van Quaker proberen? Minder suiker! Hapje van de allernieuwste Unox-erwtensoep? Helemaal biologisch! En hé, kijk eens, we hebben nu heel gemakkelijke Maggi-mixen, superlekker, proeven? Allemaal door je strot geduwd door Unilever en andere bedrijven die meer, meer, meer geld willen. Fuck you. Fuck you all!
Ik kreeg een nieuw termijnbedrag van meer dan € 400,- voor m’n energierekening gepresenteerd. Hoe dan? Ik woon in m’n eentje in een particuliere huurwoning en ik betaal € 825,- aan huur per maand. Ik sta niet lang genoeg ingeschreven voor een leuk, gezellig, klein huisje van de gemeente en áls ik al in aanmerking zou komen voor een andere particuliere woning dan zou ik veel meer moeten betalen voor een veel kleinere ruimte.
Het voelt af en toe alsof ik met m’n rug tegen m’n eigen particuliere-woning-muur sta. Ik krijg geen huurtoeslag, ik krijg geen zorgtoeslag. Ik kan in m’n eentje geen huis kopen en ik denk ook niet dat ik dat überhaupt zou willen, zeker niet nu, maar als ik hypotheek-bedragen van anderen voorbij zie komen, dan denk ik wel; where the fuck did I go wrong?
En het is niet dat ik het financieel niet red zonder een TooGoodToGo-pakket. Zeker niet. Nog niet. Er is nog genoeg waar ik op kan bezuinigen en ik kan altijd meer gaan werken en ik kan m’n spaarrekening altijd nog aanspreken, maar echt leuk vind ik het financieel niet meer worden. Ik bestel af en toe een TooGoodToGo-pakket omdat ik het een fijn idee vind om voedsel te redden van de ondergang, maar ook omdat ik het leuk vind om een soort verrassingspakket te kopen en daar dan een beetje experimenteel mee te koken.
Het pakket dat ik van de Turkse dame krijg is een meer dan goed-gevuld pakket. Voor € 4,99 krijg ik een grote doos met limoenen, aardappelen, wortels, broccoli, druiven, kiwi’s, avocado’s, bananen, appels, aubergine, champignons, groene pepers, sinaasappels, paprika’s, pruimen, een bosje munt en komkommers.
“Wil je nog iets anders uitkiezen? Dat mag wel hoor. Wil je nog iets bijzonders?”, vraagt de Turkse dame en ze wijst naar de rest van hun groentevoorraad. En ja, ik had heus wel een flespompoen willen hebben, want herfst en pompoensoep zijn toch wel een match made in heaven. OF een bosje koriander. Of een bosje peterselie; komt ook altijd van pas. Bloemkooltje, spitskooltje, venkel, zoete aardappel? Ik had het allemaal, gratis, mogen uitkiezen.
“Nee, dankjewel, ik heb echt, écht meer dan genoeg gekregen”, zeg ik.
De Turkse dame deelde haar mandarijn met me. Alsof het niets was. Maar het was voor mij heel even alles.
LUNA EN 2 BLAUWE AUTOOTJES OP DE OPRIT
‘Zal ik straks anders even langskomen voor een wijntje om haar te ontmoeten?’, app ik naar m’n vader.
‘Is goed schatje’, appt hij terug.
Op de oprit van m’n vader staan 2 blauwe autootjes. ‘’Ja, het is echt heel apart, maar ze heeft precies dezelfde auto als ik, maar dan een paar jaar jonger”, had m’n vader al eerder aan de telefoon verteld.
Als ik mijn ouderlijk huis binnenkom staat de vrouw van het andere blauwe autootje een rollade te braden die m’n vader met een viswedstrijd heeft gewonnen. Er staat een vreemde vrouw op de plek waarop m’n moeder jaren heeft gestaan. Ze braadt de rollade in een pan die ik m’n moeder heb gegeven een paar jaar geleden. Hoeveel rollades heeft m’n vader wel niet gewonnen met viswedstrijden? En hoeveel rollades heeft m’n moeder wel niet gebraden in die pan? Hoe vaak heb ik wel niet naar mijn moeder gekeken terwijl ze in de keuken stond en bezig was met het eten van die avond?
En ja, het was even raar.
En ja, het was even wennen.
En ja, de aanblik van m’n vader naast een andere vrouw deed mij m’n moeder misschien nog wel meer missen dan ik al deed.
Maar het was vooral een ja, een hele dikke ja, naar de toekomst. Naar de liefde. Naar m’n vader die zo gelukkig is.
Liefde kent geen tijd. Geen leeftijd.
En natuurlijk schiet ik vol. Janken. Want ik ben nu eenmaal een jankerd. En als m’n vader mij ziet huilen, dan begint hij ook, want m’n vader is net zo’n jankerd als ik. Maar het is geen huilen van verdriet, of misschien een heel klein beetje wel. Het is huilen van geluk, omdat ik m’n vader zo ontzettend nog een heerlijk liefdevol leven gun. Het is huilen, omdat ik zie wat hij zo gemist heeft. Omdat ik zie wat ik zo gemist heb.
De vrouw van het andere blauwe autootje heeft thuis al sperzieboontjes schoongemaakt en in een zakje meegenomen en als ze mij en m’n vader zo ziet volschieten geeft ze ons allebei een dikke knuffel.
Ja, toen kon ik niet anders dan óók een beetje verliefd worden op haar.
LUNA KREEG ZE NIET
Op 13 juni 2004 werd mijn moeder 62. Zij vierde haar verjaardag bij mij in Amsterdam. Ik ben zoveel dingen vergeten in m’n leven. Data. Mensen. Gesprekken. Zoveel. Misschien wel te veel. Maar deze datum zal ik nooit vergeten. Zondag. Ik had er tegenop gezien, maar ik wilde het niet afzeggen, dus mijn ouders kwamen gezellig langs, ik deed gezellig, ik praatte gezellig, ik zette gezellig het gourmetstel aan, gooide gezellig een kipfiletje met wat uitjes in een pannetje, knoflooksausje erbij en ik schonk gezellig een biertje en een wijntje voor hen in, al dronk ik zelf niks. Dat dat toen geen argwaan wekte verbaast me nu nog.
Of misschien voelde m’n moeder toch ergens iets aan, want tijdens het gourmetten zei ze ineens, out of the blue: “Ik zou maar uitkijken als ik jou was, want als jij ooit zwanger wordt, dan krijg je er meteen 2.”
Zij kon toen niet weten dat ik op dat moment ook daadwerkelijk zwanger was van een tweeling en een afspraak bij een abortuskliniek had 2 dagen later. 15 juni.
Ik heb het mijn ouders pas jaren later verteld.
Het eerste dat mijn moeder zei toen ik vertelde over m’n abortus was: “Maar dat is moord.”
Bedankt mamma, met je katholieke achtergrond.
Het heeft haar, en mij, en ook m’n vader, wel een tijdje gekost om over dit onderwerp on speaking terms te komen. Maar dit is juist een onderwerp waarover ik me uit wil spreken. Ik schaam me niet voor m’n abortus. Ik wilde nooit kinderen. Mijn zwangerschap was een ongelukje. Een abortus mag uit het Godverdommese verdomhoekje. My body, my fucking choice! Toen zelfs mijn katholieke moedertje na een tijdje haar mening over abortus aanpaste, durfde te zeggen dat ze trots op mijn keuze was, durfde te zeggen dat ze ook trots was dat ik me hierover uitsprak, toen had ik zeker wel wat hoop voor de toekomst van alle vrouwen.
Die hoop is vandaag, met de uitspraak van het Amerikaanse Gerechtshof om de abortuswet van Roe vs. Wade uit 1973 terug te draaien, vervlogen. In die wet stond dat vrouwen het recht hebben om te beslissen over hun eigen lichaam. Die wet is weg. Nu mogen de verschillende Amerikaanse staten een abortus weer verbieden en de verwachting is dat de helft van de Amerikaanse staten na dit besluit een abortusverbod ook weer gaan invoeren. Kut-mannetjes en waarschijnlijk ook een paar kut-vrouwtjes beslissen over de levens van duizenden, tienduizenden, honderdduizenden, uiteindelijk ook wel een miljoen vrouwen. De tyfus met je pro-life. Van mij mogen alle mannen, YES ALL MEN, gesteriliseerd worden in de puberteit en pas als ze een beetje leuk bezig zijn geweest in het leven, beetje verantwoordelijkheid hebben, beetje goed haar, leuke baard, beetje leuke baan, milieubewust, kunnen strijken, kunnen koken, lief voor de medemens, lief voor dieren en als ze 10 medailles en stickers hebben verdiend dan wordt die sterilisatie ongedaan gemaakt en mogen ze de vrouwtjes gaan bezwangeren! Ik, als vrouw, niet beslissen over mijn lichaam? Jij dan ook niet over dat van jou, gozer!
Nu is een abortus in Nederland, gelukkig, nog steeds legaal en mogelijk onder medisch toezicht, maar ik bid, ik brand kaarsjes en ik wil hier al mijn bh’s voor verbranden, dat dit ooit mogelijk zal zijn voor alle vrouwen in de hele wereld. Door abortus wettelijk te verbieden zorg je er niet voor dat abortus niet meer voorkomt, maar dat er gezocht wordt naar andere manieren die levensgevaarlijk zijn, te veel geld kosten en waardoor vrouwen uiteindelijk ook nog eens in de gevangenis kunnen belanden. Fucking terug naar de jaren ’50. Om te janken.
Het allermooiste, het allerbeste wat ik voor mijn kinderen heb kunnen doen, al vind ik het nogal wat om het ‘kinderen’ te noemen, want een paar cellen die zich hebben gesplitst naar links, gedeeld naar rechts, wil ik nog geen ‘kind’ noemen. Maar het allerbeste wat ik voor hen heb gedaan?
Is ze niet krijgen.
IK MIS JE, IK MIS JE…
Mijn moeder is dood, maar ze leeft nog in alles om mij heen.
In de eerste boterbloemen.
In de klaprozen.
In de geur van kamille.
In de baby-eendjes die hierachter in de sloot zwemmen.
In de baby-ganzen.
In een nestje pimpelmezen.
In een naald die ik vasthoud om te borduren.
In de keuzes die ik maak.
In de keuzes die ik nog even laat liggen.
In de bloesem hier in de Betuwe.
In de 0,5 liter soep die ik voor m’n vader invries, maar die ik zo graag nog per liter had ingevroren.
In de duiven die het niet lukt om een nest te bouwen.
In een naaimachine die ik niet aan de praat krijg.
In de lammetjes in de lente.
In een liedje van Queen.
In alle liedjes van Queen.
In de zon.
In de zwaarte.
In het licht.
In het grijs.
In de nacht.
In de ogen van mijn vader.
In een knipperend lichtje van het koffiezetapparaat; ‘Zou je ‘m eens niet ontkalken?’
In m’n verdriet; ‘Stel je niet aan.’
In de honderden kattenharen op m’n kleding; ‘Ja, koop dan ook zo’n kledingrollertje.’
In m’n werk; ‘Zorg er dan ook voor dat je alles goed organiseert.’
In m’n tik om aan m’n haar te plukken; ‘Blijf van je haar af.’
In een spinnenweb in de hoek van de kamer; ‘Ja, het huishouden is bijhouden hè.’
In opgefrommelde theedoeken in een keukenkastje; ‘Ik strijk ook de theedoeken.’
In de tuin; ‘Je moet elke dag even alle uitgebloeide bloemen uit de tuin halen.’
In m’n lichaam; ‘Let erop dat je niet te dik wordt.’
In m’n losbandigheid; ‘Niet te veel drinken.’
In m’n relaties; ‘Het is geven en nemen.’
In m’n gemis om haar: ‘Ah joh, gewoon doorgaan.’
In haar allerlaatste zin naar mij; ‘Ik hou van jou. Heel veel.’
Ik; ‘Ik hou ook heel veel van jou.’
In haar laatste woord naar mij; ‘Jankerd.’
LUNA EN EEN SOORT VAN SABBATICAL
Precies 1 jaar geleden.
Relatie uit.
Daarna.
Hond dood.
Kat dood.
Nog een kat dood.
Misschien moet ik er even een jaartje bij trekken.
Moeder dood.
Corona.
Relatie uit.
Hond dood.
Kat dood.
Nog een kat dood.
Ik besloot een jaar geleden om mezelf even bij het leven neer te leggen. Jaren van zorgen voor mannen. Zorgen voor kinderen. Zorgen voor m’n moeder. Zorgen voor 5 huisdieren. Zorgen voor iedereen, behalve voor mezelf. Als je in loondienst bent, dan kun je je ziekmelden. Het leek mij een goed moment om mezelf als ZZP-er een soortement van sabbatical te gunnen. Fuck pensioenplannen. Fuck m’n spaargeld. Fuck it gewoon even helemaal met alles en iedereen. Ik doe nog wel mee, maar soms moet je de lat van het leven voor jezelf even heel laag leggen.
Ik besloot om alleen nog maar dingen te doen die ik leuk vond en naarmate het jaar vorderde werden dat er eigenlijk steeds minder. Werken is kut. Seksspeeltjes zijn kut. Koken is kut. Schrijven is kut. Boodschappen doen is kut. Dromenvangers maken is kut. De computer opstarten is kut. Communiceren met de rest van de wereld is kut. De tuin bijhouden is niet te doen in je eentje en volkomen kut. Mailtjes openen is kut. De luxaflex opendoen is kut. Instagram is kut. Facebook is kut. Tinder-mannen die je nog nooit ontmoet hebt, maar je wel een ‘goedemorgen’ wensen zijn kut. Het huishouden is al helemaal kut. Dit huis is veel te groot en duur voor mij alleen en dat is kut. Opstaan is kut. Naar bed gaan is kut. Het hele leven is gewoon eigenlijk takke-tering-tyfus-kut.
Toen ik m’n hond had laten inslapen hoefde ik me niet meer aan te kleden om de deur uit gaan en er zijn dagen geweest dat ik in m’n pyjama wat rondscharrelde in huis zonder ook maar een ene fuck te doen. Maar fuck it. Ik verplaatste me ’s ochtends van m’n bed naar de bank en dan ’s avonds weer terug van de bank naar m’n bed. Om daarna de hele nacht wakker te liggen.
Ik ben 20 kilo afgevallen in een jaar. En die kilo’s zijn er niet af gegaan doordat ik elke ochtend met muesli heb ontbeten of 5 dagen per week een zumba-les heb gevolgd. Die kilo’s zijn er afgegaan van ellende, van verdriet, van het overslaan van maaltijden, van het geen zin hebben om te koken, van het inruilen van een gezonde avondmaaltijd voor een wijntje, of 2. Ik bleef gewoon liever in het hoekje van de bank liggen met alle seizoenen ‘Temptation Island’, ‘Ex on the Beach’ of ‘Are You The One’ op repeat. Ik vond mezelf met vlagen de allerzieligste van de hele wereld. Ik ben naar de klote gegaan. Ik heb van alle paden afgelegen. Ik had soms gewoon helemaal nergens zin meer in.
Wat ik dit jaar vooral heb geleerd; ik ben misschien beter in het voor een ander zorgen dan voor mezelf.
Maar ik heb dit jaar ook intense liefde gevoeld. Intense passie. Intense seks. Ik heb supergezellige dagen, avonden en nachten met vriendinnen en vrienden gehad. M’n vader leeft nog en doet het hartstikke goed! Ik heb m’n liefde voor techno weer hervonden. M’n liefde voor dansen! Voor een jointje! Voor zingen! Ik ben m’n vertrouwen in mannen nog niet helemaal verloren, al blijft het altijd wel een dingetje. Ik heb dit jaar meer tatoeages laten zetten dan alle jaren daarvoor, want; fuck it. FUCK IT. Ik kan gelukkig nog heel veel liefde kwijt aan de 2 katers die er nog wel zijn. M’n sla-plantjes groeien, m’n courgette groeit, m’n tomatenplant groeit en ik had ineens m’n tuin vol tulpen en narcissen, omdat ik in een vlaag van verstandsverbijstering 300 bollen had gepoot afgelopen winter. Het ijsvogeltje is er nog steeds. En de Vlaamse gaaien. Af en toe een roodborstje. Een specht. Een aalscholver in het slootje achter. Er was een nestje met pimpelmeesjes. En ik heb m’n hele huis ingericht zoals ik het wil in alle kleuren van de regenboog en huishoud-technisch is het allemaal geen 10, maar toch wel een kleine voldoende en dat is goed genoeg. Ik doe het goed genoeg.
Maar vooral; ik ben mezelf gelukkig niet helemaal kwijtgeraakt.
Als je er een jaar voor hebt gekozen om de lat voor jezelf heel laag te leggen, om even bij het leven te gaan liggen, dan kun je er ook voor kiezen om weer op te staan.
Ik ben weer opgestaan.
IK HEB JULLIE ALLEMAAL LIEF
“Ik vond het heel raar om te zeggen, dus ik zei het niet, maar ik voelde het wel heel erg, dus ik wilde het wel zeggen en eigenlijk was het m’n bedoeling om vanaf nu gewoon alles te zeggen wat ik voel, zonder filter, fuck it all, maar ik wil ook niet overkomen als een of ander, nou ja, eh, raar wijf dat ze niet allemaal op een rijtje heeft en er allemaal dingen uitflapt waar ze niet over heeft nagedacht, want hoe lang kennen we elkaar nou eigenlijk, maar ik heb er echt wel over nagedacht en ik voel het, ik voel het echt, maar ik zei het niet”, zeg ik.
“Waarom niet?”
“Ja, ehm, omdat ik je niet wilde laten schrikken misschien, terwijl ik heus wel weet dat je er niet van zou schrikken, maar ik vind het nogal een ding.”
“Ik hou van jou.”
“Ik hou ook van jou. Nee, ik wil die ‘ook’ er niet tussen. Ik hou van jou.”
Een man die uit zichzelf je jurk dicht ritst.
“Ja, ik dacht, ik ga je gewoon bellen, ik heb niet echt een duidelijk verhaal, maar ik ben op zoek naar iets wat zit tussen ‘ik vind je heel leuk’ en ‘ik hou van je’ en dat wilde ik je zeggen, maar ik weet dus niet precies wat ik dan moet zeggen, maar ik wilde het je toch laten weten.”
“Ik heb je lief”, zeg ik.
“Ja. Dat. Dat. Dat is precies wat ik bedoel. Ik heb je lief.”
“Ik heb jou ook lief. Ik heb je lief.”
Een man die de juiste vragen stelt.
“Als ik denk aan later, dan kan ik me eigenlijk niemand anders naast me voorstellen dan jij.”
“Ik vind het zo kut dat het niet gelukt is tussen ons.”
“Ik ook.”
“Maar ik hou heel veel van jou.”
“En ik van jou.”
Een man die er altijd voor je zal zijn.
LUNA BLIJFT DADDY’S LITTLE GIRL
M’n telefoon gaat.
“Pappa”, zeg ik.
“Ja, ik dacht even kijken of je nog leeft, want je hebt al een dag niks op Instagram geplaats”, zegt m’n vader.
“Eh, ja, ik had een date.”
“Ja, dat had je verteld.”
“Hij is er nog steeds.”
“Oh.”
“We hebben uitgeslapen tot 12:00.”
‘Oh, maar alles gaat goed dus.”
“Alles gaat goed.”
“Ik ben niet gek hoor.”
“Dat weet ik.”
“Ik weet wel waar je mee bezig bent.”
“Ik wil je er ook wel alles over vertellen hoor.”
“Eh, nee, dat hoeft niet.”
–
“Pappa.”
“Alles goed?”
“Ja, ik had gisteren een date, die is net weg.”
“Ik dacht dat je dit weekend geen date zou hebben.”
“Nee, maar uiteindelijk toch wel. Ik had ‘m al een keer eerder gezien hoor.”
“Die kwam zeker maar voor 1 ding.”
“Nou, heel misschien was ik wel degene die dat ding wou.”
Ik hoor ‘m zuchten aan de andere kant van de telefoon.
“Pappa, uiteindelijk willen vrouwen precies hetzelfde als mannen. En het is echt niet dat ik alleen maar hem een plezier doe door ‘m bij me thuis uit te nodigen. Ik kies hier helemaal zelf voor.”
“Nou ja, je moet het zelf weten.”
“Dat doe ik ook.”
“En als je maar uitkijkt.”
“Dat doe ik ook.”
“Ik hou van jou hè, pappa.”
“Ik ook van jou.”
Smash the patriarchy. Zachtjes te beginnen bij je vader.
LUNA HOUDT WEL VAN EEN SLEEP OVER
Al word ik tegenwoordig nooit echt in m’n eentje wakker, want er liggen altijd 4 katers naast me, op me, of op een hoekje van het bed, toch vind ik in m’n eentje wakker worden misschien wel het meest kutte van het hele single zijn. En niet alleen het alleen wakker worden, maar vooral ook het alleen wakker liggen ’s nachts en het alleen naar bed gaan. En je doet het, want het is niet anders, maar er zou wat mij betreft wel een soortement van Tinder mogen komen voor mensen die graag samen slapen.
Cuddler.
En ja, ik weet dat van samen slapen ook vaak heel andere dingen komen, maar een date die wel wil komen neuken, maar niet wil blijven slapen? Daar heb ik dus helemaal geen zin meer in. Nou ja, misschien een paar uitzonderingen daargelaten.
Ik snap dat er mensen zijn die een soort van ongemakkelijkheid ervaren de volgende ochtend, want sja, er moet gedoucht worden, of niet, je moet koffie, of niet, thee, sinaasappelsap, een broodje samen, of niet. Maar Jesus, je hebt een paar uur daarvoor seks gehad, toch zeker wel 1 van de meest intieme dingen die je kunt doen samen, hoe moeilijk is het drinken van een kop koffie aan de keukentafel dan? Ik heb dan liever die ongemakkelijkheid, die ik overigens zelf nog nooit heb ervaren, dan iemand die alleen maar langskomt voor de seks.
En ja, er zijn ook mensen die helemaal niet van samen slapen houden, die gewoon in hun eentje willen liggen, ieder aan hun eigen kant van het bed. En er zijn mensen die al helemaal niet tegen een bijna vreemde aan willen liggen, maar Godverdomme, ik hou er wél van. Ik hou er heel veel van. Ik hou ervan om de hartslag van een ander door mijn lijf te voelen. Ik hou ervan om bovenop iemand in slaap te vallen. Ik hou ervan om tegen iemand aan te kruipen. Ik hou ervan dat iemand tegen mij aankruipt. En ik vind het prima als ik iemand na een heerlijke nacht samen nooit meer zie. Maar voor mij is tegen elkaar in slaap vallen toch wel echt de kers op de Tinder-taart.
Inmiddels heb ik wel wat samen-slaap-ervaring opgedaan en tegen de ene man is het lekkerder slapen dan tegen de ander. Sommigen snurken. Sommigen niet. Sommigen kiezen uiteindelijk toch hun eigen slaaphoek van het bed. Sommige mannen vinden het lekker dat je tegen ze aankruipt, maar blijven verder zelf onbewogen. Maar er zijn ook mannen die de hele nacht je lijf of een hand opzoeken en ‘m vastpakken.
Ik wil naast iemand liggen die m’n hand vastpakt.
LUNA’S MINI MOHAWK
Het begon in maart vorig jaar met de ontdekking van ex M. van een kaal plekje op mijn hoofd ter grootte van een 2-euro-muntstuk. Ik ging naar de huisarts die vaststelde dat het alopecia areata was. Ik werd naar huis gestuurd met de mededeling dat deze aandoening een grillig verloop zou kunnen hebben en dat er eigenlijk helemaal niks over te voorspellen was. Kon erger worden. Kon zo blijven. Kon voor altijd zo blijven. Kon gewoon overgaan. Dat was even slikken. Ik zou een doorverwijzing naar een dermatoloog kunnen krijgen, maar ik besloot het allemaal even af te wachten.
Uiteindelijk werd de kale plek zo groot als een biljartbal. Gelukkig heb ik altijd veel, lang en dik haar gehad, dus ik kon m’n haren keurig over de kale plek heen laten vallen, zodat het niet echt heel erg opviel, maar ik was er toch wel constant mee bezig. Wat als dit? Wat als dat? Wat áls ik helemaal kaal zou worden? Wat als ik nog meer kale plekken zou krijgen? En dan niet bovenop m’n hoofd, maar op zichtbaardere plekken, zoals m’n haarlijn?
Ik kreeg allerlei tips online, bepaalde shampoos, crèmes, pillen, massages, maar ik besloot m’n lichaam haar werk te laten doen. M’n lichaam heeft een behoorlijk stress-periode meegemaakt de afgelopen maanden, jaren misschien wel, en het was voor het eerst in m’n leven geweest dat mijn lichaam zei; ho, stop, niet verder. Als jij niet uit jezelf een beetje chill wil gaan doen, dan geef ik je wel een fysiek signaal dat je eens even lekker rustig moet gaan zitten in- en uitademen op de bank.
Uiteindelijk kwam er weer een zacht donsje op de kale-biljartbal, maar mijn relatie met M. ging uit, wat weer voor een geheel nieuwe stress-situatie zorgde. Ik begon steeds meer lange, rode haren in huis te vinden. Niet alleen in bed, maar ook in de keuken, op de plek waar ik altijd aan tafel zit, m’n stofzuigermondstuk zat steeds vol en als ik met m’n handen door m’n haar ging bleven er altijd wel 2 of 3 haren tussen m’n vingers zitten. Kon ik er ook nog wel bij hebben. Fuck.
Het valt tot nu toe nog niemand op, behalve mezelf, dat ik de helft van m’n haar ben kwijtgeraakt. En dan hoor je in je omgeving; ‘Joh, we verliezen allemaal elke dag veel haren, die van jou vallen gewoon meer op omdat ze zo lang zijn.’ Nee. Ik ben de helft van mijn haar kwijtgeraakt. Ik voel het als ik m’n haar in een staart doe. Ik voel het als ik m’n haar was. Ik ben gewoon écht de helft van m’n haar kwijt.
Inmiddels staat er op de kale-biljartbal weer zo’n 6 centimeter haar, waardoor ik regelmatig rondloop met een soort mini mohawk, omdat de rest van m’n haar dan precies eromheen valt. En als ik met m’n vingers over m’n hoofdhuid ga voel ik overal stoppeltjes van zo’n 2 millimeter, dus ook de rest van m’n haar is aan het terug groeien. Dus het komt goed.
Ik ga de komende maanden, misschien wel een heel jaar, voor lul lopen met overal eruit piepend haar, maar het komt goed.
KAAL OF KAMMEN?
“Ik zie al meteen iets wat ik niet zo mooi vind”, zegt een nog aangeklede Tinder-dude terwijl ik naakt bovenop hem zit op de bank.
“Eh?”, vraag ik.
Hij wijst naar m’n streepje schaamhaar.
“Die gaat er echt niet af hoor, voor jou niet en voor niemand niet.”
En op zo’n moment ben je natuurlijk al opgegeild, aan het zoenen, lekker bezig en dan vergeet je zo’n opmerking al snel, want hé, hij is er nu toch, dus dan kun je ook maar beter lekker bezig blijven, want het ging ook eigenlijk allemaal écht best wel lekker. En het ging daarna ook allemaal nog veel lekkerderder. Maar een dag later, als hij weg is, komt ineens het besef; waar bemoeide hij zich mee? En vooral; wat bezielt iemand om dat te melden terwijl je bezig bent? Je hebt Godverdomme een fucking geil en naakt wijf bovenop je zitten, ik zou daar maar even heel, heel erg blij mee zijn, of niet soms?
Ik vind mannen met haar, heel veel haar, overal, lekker. Baard. Borsthaar. Rughaar. Okselhaar. Schaamhaar. Ik hou ervan. Maar heeft een man er de behoefte aan om z’n ballen, z’n borsthaar, z’n weet ik veel wat scheren, in een sterretje, een hartje, een konijntje, in de Amerikaanse vlag, in een bonsai-boompje wat-ie elke avond met een heel klein schaartje een uur voor het slapen gaan even bij wil knippen; doe het! Ik zal er nooit over klagen. Want; jouw lichaam, jouw haar, jouw keuze. En mijn lichaam is dat van mij. Van mij hoeft niemand zich te scheren, nergens niet, het is maar haar, het is maar fucking haar, en je hoeveelheid haar, waar dan ook, zegt 0,0 over je mate van hygiëne, laten we die mythe alsjeblieft niet nog 1 dag langer in stand houden.
Ik had een chat met een Tinder-dude die ergens tussendoor meldt dat hij vrouwen met schaamhaar heel sexy vindt. Eh, okay. Dat hoorde ik eigenlijk nog niet eerder. Diezelfde avond had ik een chat met weer een andere Tinder-dude die laat weten dat hij er eigenlijk wel vanuit gaat dat een vrouw overal haar haar verwijdert. Volledig.
Niet dat ik dezelfde avond nog met deze mannen af had willen spreken, we waren nog in een chattende-fase, maar ik zag ineens allemaal praktische problemen voor me. Kaal of kammen? En wanneer? Ik zou hier een speciale schaamhaar-agenda voor aan moeten gaan leggen. Want om iedereen tevreden te houden zou ik dan bijvoorbeeld over 2 weken kunnen afspreken met de Tinder-dude die pro-haar is. Dan lijkt het me dat er wel weer een gezellig bosje haar overal op gegroeid is. Misschien over 3 weken, gewoon voor de zekerheid. En dan kun je met de Tinder-dude die helemaal anti-haar is pas over 3 weken +1 dag afspreken om hem een fijne, helemaal aan zijn voorkeuren aangepaste avond te geven. Andersom zou dit allemaal niet gaan werken. Dit vergt een goede planning qua scheermesjes en scheerzeep. Wat een gedoe. Wat een toestand. Hier heeft toch niemand zin in? Doei. Ik vind het leven al moeilijk genoeg en om me dan ook nog met dit soort futiele dingen bezig te moeten houden? Flikker op met je schaamhaar-voorkeuren. Als schaamhaar, hoe dun het streepje dan ook, hoe een grote bos dan ook, of hoe weinig dan ook, een afknapper voor je is, maar vooral als je denkt dat te moeten melden tijdens de seks, dan ben je een eikel.
Ik heb overigens met alle drie deze Tinder-dudes nooit (meer) afgesproken.