LUNA EN BYE BYE BAMBI
Natuurlijk ging ik na m’n laatste ruzie over de telefoon met ‘ex J. 2 geen contact meer mee’ weer naar hem toe. Ik stapte in de trein, we maakten nog meer ruzie bij hem thuis en daarna ging ik weer in volledige Bambi-modus; ‘Ooooh liefje, doe nou niet zo boos, ik hou van jou.’ En we maakten het uiteindelijk een soort van goed en waren daarna allebei dagen uitgeput. Ruzie maken kost veel energie. Maar bij mij was iets van binnen stuk. Maar dan nu écht stuk.
De weken daarna hadden we het heel gezellig. Maar heel gezellig betekende voor mij inmiddels; geen ruzie. Ik wist; dit blijft niet zo gaan. Als ik iets zeg, iets vertel, iets uitspreek waar hij het niet mee eens is, iets waar ik hem mee raak dan wordt het weer precies hetzelfde als in de maanden hiervoor. En dan blijf ik de rest van m’n leven draaien in hetzelfde cirkeltje. Als een fucking gebroken Abba-elpee; ‘Gimme, gimme, gimme this man after midnight’.
Nadat hij een paar dagen bij mij was geweest en we het eigenlijk heel fijn hadden gehad keek ik naar hem toen hij z’n auto instapte om naar huis te gaan en het was precies hetzelfde plaatje als 2 jaar daarvoor. Toen ik hem voor het eerst zag, toen hij m’n leven instapte en z’n auto uitstapte, was ik op slag verliefd, maar nu wist ik, en vooral; mijn hele lijf zei het; dit is de laatste keer dat ik hem zie.
Ik moest hem dit alleen nog gaan vertellen.
Een dag later zat ik als een bevroren hertje op de bank moed te verzamelen om de telefoon op te nemen of om hem zelf te bellen, maar ik kon het niet. Ik kon het niet. Uren en uren en uren heb ik voor me uit zitten staren en toen ik uiteindelijk de telefoon opnam kreeg ik, zoals verwacht, een stortvloed van woede over me heen. Want ik had de telefoon al een paar uur niet opgenomen. En het was daarna allemaal weer een herhaling van zetten. Van woorden. Van zinnen. Van woorden. Van woede. Ik herinner me alleen het laatste wat hij tegen me zei.
‘Doei Chantall.’
En toen hing hij op.
Het enige dat ik toen nog moest doen was de telefoon niet meer opnemen.
Niet opnemen.
Niet meer opnemen.
Nooit meer opnemen.
Ik stuurde hem een appje, dat het voor mij nu echt over was.
En het enige dat ik daarna moest doen was niet meer terug appen.
Niet reageren.
Niet meer reageren.
Nooit meer reageren.
Hier ben ik weken om aan het huilen geweest, want het enige dat ik wilde was hem wél bellen. Ik had de telefoon wél op willen nemen. Ik had hem wél willen terug-appen. Ik wilde hem spreken. Hem zien. Hem liefdesbrieven sturen. Afscheidsbrieven. Hele boze brieven. Boze appjes. Ik heb ze allemaal geschreven, maar niet gestuurd. Want wat hield ik van ons samen in de ‘er is niets aan de hand en we praten er gewoon niet over’-toestand. Ik wilde een normale en lieve afsluiting van onze relatie. Of de banden van z’n auto lek steken. Of een baksteen door z’n ruiten. Hem helemaal naar de tering schelden. Of hem gewoon nog 1 keer vasthouden. Nog 1 keer. Nog 1 biertje samen. Of nog 1 keer samen tegen elkaar in slaap vallen op de bank. Nog 1 nacht lepeltje-lepeltje.
En ook hier zit een stuk schaamte. Ik ben een vrouw van 48 die een relatie van 2 jaar heeft beëindigd via een Whatsapp-berichtje. Maar ik kon niet anders.
Nu, een paar maanden later, is de schaamte van het uitmaken via Whatsapp omgezet in trots. Want ik heb gedaan wat het veiligste en beste was voor mij. Ik heb mezelf beschermd tegen weer een woede-uitbarsting van hem en ik ben niet in m’n gebruikelijke Bambi-modus gevallen.
Al kon ik het niet face to face.
.
LUNA WAPPERT MET EEN VLAGGETJE
‘Waarom begin je dan ook een relatie met iemand die anti-kraak woont?’ ‘Ja, hij was ook wel 12 jaar jonger hè?’ ‘Neem gewoon iemand met een normale baan en een normaal ritme.’ ‘Ja, ik zag al meteen dat dit niks ging worden.’ ‘Je laat je toch niet uitschelden voor ‘kankerbitch?’ ‘Waarom ben je niet eerder weggegaan?’ ‘Je bent ook gewoon veel te lief.’ ‘Je had ‘m meteen moeten dumpen toen.’
En je schaamt je, want al deze reacties gaven en geven me het idee dat het mijn schuld is. Dat ik beter had moeten kiezen. En vooral dat ik beter had moeten weten.
Als mannen rond zouden lopen met ‘kutlul’ op hun voorhoofd getatoeëerd, of ‘klootzak’ of ‘narcist’, ja, dan zou de hele wereld een veel fijnere plek zijn. Zoveel makkelijker! Voor iedereen!!! World peace!
Maar mannen komen niet aangelopen op een eerste date met 20 rode vlaggetjes in hun hand. Op een eerste date zijn ze op hun allerliefst en allerleukst. En ook de weken en de eerste maanden zullen waarschijnlijk helemaal fantastisch zijn. Nee, die 20 rode vlaggen trekken ze ineens allemaal tegelijk uit hun reet als jij al lang en breed verliefd bent.
Ik had ex J. de deur uit moeten zetten toen hij met z’n vuist een gat sloeg in de badkamerdeur toen ik ‘te laat’ thuiskwam nadat ik een geweldige avond met vriendinnen had gehad. Maar ik deed het niet.
Ik had meteen m’n spullen moeten pakken toen ‘ex J. 2 geen contact meer mee’ me voor het eerst uitschold voor van alles en nog wat. We stonden op een camping ergens in Groningen en ik had moeten gaan lopen, ook al was het midden in de nacht. Ik zou vanzelf wel ergens een keer een bushalte of treinstation zijn tegengekomen. Maar ik deed het niet.
Want daarna komen de ‘sorry’s’ en dan zie je, denk je, de schaamte op zijn gezicht en dat hij het echt meent en dan geef je elkaar een kusje en dan hoop je maar dat het nooit meer gebeurt.
Maar natuurlijk gebeurt het nog een keer. En nog een keer. En nog een keer. En je schaamt je ondertussen tegenover je vrienden, familie, je online community, het hele universum bij elkaar, maar hé, hij heeft weer een keer met een heel leuk, klein, groen vlaggetje naar je gezwaaid! Ach, wat een leuk vlaggetje, kijk nou! Wat een mooie kleur groen! Hoe schattig! Speciaal voor mij gekocht? Oh, gratis bij een kratje bier, nee, maakt niet uit joh, het is de gedachte die telt!
Ik schaam me nog het allermeest tegenover mezelf. Dat ik genoegen heb genomen met een heel klein, groen vlaggetje, terwijl ik zelf de hele regenboog in m’n reet heb zitten.
LUNA EN EX J. 2 GEEN CONTACT MEER MEE
Het is vooral schaamte waardoor ik stopte met schrijven. Het is vooral schaamte waardoor ik mijn vriendinnen niet meer durfde te bellen. En als we dan belden of afspraken, dan vertelde ik ze maar een halve waarheid. Gewoon een beetje ‘lalala’ en ‘tralala’, maar ondertussen ging het helemaal niet lalala-en-tralala. Het was de vriendin die ik na meerdere keren ‘kun je me, als het eventueel misgaat, straks op komen halen, want ik ga nu naar hem toe’, niet nóg een keer durfde te vragen om me op te pikken. Terwijl ik weet dat ze me altijd en overal vandaan zal komen plukken, ook al is het midden in de nacht. Het was de vriendin die me al meer dan 35 jaar kent die me aankeek en zei dat ze me nog nooit in haar hele leven zo verdrietig had gezien. Het was de vriend die zich afvroeg of dit wel een heel gezonde situatie voor me was. Het was de vriend die vond dat ik echt wel meer verdiende dan dit. Het was m’n stiefbroer die in mijn huis de afwas van het kerst-gourmetten stond te doen. Het was het feestje op m’n werk waar ik zo ontzettend trots stond te zijn, maar waar hij niet bij was. En het was de vriendin die vroeg; “Is dit echt de man waar jij een toekomst mee ziet?”
Maar het was vooral de vrouw die me aankeek in de spiegel van m’n slaapkamer.
Even daarvoor had ‘Ex J. nummer 2, geen contact meer mee’ (deze naam heeft hij zichzelf in z’n laatste Whatsapp-bericht gegeven) me aan de telefoon uitgescholden voor ‘kankerbitch’ en ik moest m’n ‘kankerbek’ houden. Het maakt niet uit waar de ruzie over ging, maar waar ik in het verleden op standje ‘Oooh lieffie, waarom doe je zo boos, doe eens lief’ ging, iets waar hij vaak nog veel bozer van werd, ging ik voor het eerst op standje ‘Je bent Godverdomme zelf een kankerlul en je bent me helemaal kapot aan het maken, ben je Godverdomme wel goed bij je hoofd, who the fuck denk jij dat je aan de telefoon hebt? Ik ben je maat niet, ik ben je vriendin, jij ongelooflijke kut-kut-kut-kankerlul. Ik ben je maat niet!’
Ik drukte daarna het gesprek weg en keek in de spiegel.
Ik zag; een vrouw die ik nooit meer wilde zijn.
Ik zag; een vrouw die verliefd was op de man die hij nooit zou worden.
LUNA EN DE VERDWENEN KAS
Ik sta ’s ochtends vaak in m’n keuken uit het raam te staren met m’n eerste kop koffie. Ik ben altijd vroeg wakker en dat betekent dat het in de winter vaak staren in het donker is. Geen vogels. Alleen maar zwart. Staren richting een zwart gat. Geen geluid. Alleen maar koffie. Ook zwart trouwens. En als iets een winter-depressie aanzwengelt is het wat mij betreft wel dat staren in het donker. En als het dan ook nog eens zulk kutweer is zoals de afgelopen winter, met regen en regen en grijs en grijs, nou, leg dan de stripjes met Valium en Prozac maar voor me klaar hoor. Of roer ze maar door m’n eerste koffie.
Maar uiteindelijk wordt het vanzelf weer eerder licht.
En zo stond ik een paar weken terug uit m’n keukenraam te staren naar de tuin. Iets was veranderd, maar ik wist niet wat. M’n uitzicht werd sowieso weer wat lichter en groener. Ik voelde de winter-depressie en alle ellende heel, heel, heel, langzaam uit me glijden, maar er klopte iets niet. Volgens mij had ik een kas? Toch? Maar ik wist het niet zeker. Ik had in de 12 jaar dat ik hier woon regelmatig een plastic kas van de Action staan, maar ja, die dingen gaan geen jaren mee, want plastic, Action-kwaliteit en ik had er dus soms wel eentje staan en soms een jaartje niet. Vorig jaar heb ik in ieder geval geen groente gekweekt. Geen tomaten, geen komkommertjes, maar er stonden volgens mij nog wel allemaal potten in de kas. Potten met aarde. Toch? Ik had toch een kas staan? Of had ik de laatste weggegooid? Ik wist het niet meer.
Het had natuurlijk wel gestormd de afgelopen maanden. Zou een storm die hele kas mee hebben gesleept? Dat kon echt niet, met al die potten erin? Hoe dan? Was het storm Henk geweest op 2 januari? Of storm Isha op 21 januari? Jocelyn op 23 januari? Of misschien eerder storm Louis op 22 februari? Dat laatste klonk ergens wel logisch. Maar toch. Ik wist het allemaal niet meer. Als ik een kas had staan en die was weggewaaid, dan had ik ‘m toch wel in de bomen zien hangen? Ik besloot hier verder niet te lang meer over na te denken. Dat was beter voor mezelf. Sommige problemen kun je het best negeren.
Tot er gisteren een appje met foto in de buurt-app verscheen.
Oh. God.
Ik hoefde waarschijnlijk niet eens te reageren, want ik denk dat iedereen in de buurt-app al dacht; er is maar 1 huishouden in deze straat die een kas kan kwijtraken en er geen actieve herinnering meer aan heeft.
OH, HOW WE LOVE TO WEAR A BADGE
Ik heb reizen met de trein nooit een probleem gevonden. Nu heb ik ook geen rijbewijs, dus ik moet wel als ik verder wil komen dan Tiel, maar de wereld een beetje langs me heen zien gaan, muziekje op m’n oren; ik vind het fijn. Dus dat ik elke maandag bijna 2 uur heen en 2 uur terug moet reizen om te werken bij Mail & Female vind ik geen enkel probleem. Daarnaast; Mail & Female is geopend van 11:00 tot 19:00, dus ik reis, lekker rustig, altijd buiten de spits.
Dus ook afgelopen maandag zat ik in een zo goed als lege trein van Tiel naar Utrecht. Muziekje op m’n oren, klaar om de werkweek te beginnen. Als de conducteur langskomt om m’n vervoersbewijs te checken zet ik keurig m’n koptelefoon af, zodat ik ‘m kan begroeten en aan kan kijken terwijl hij m’n NS-business-card scant. Want zo ben ik opgevoed. Als je een interactie hebt met iemand, bij de kassa, in een café, bij de apotheek, in een restaurant; dan kijk je diegene aan. En het zou helemaal leuk zijn als er van beide kanten een lachje vanaf kan. Maar bij deze conducteur kan er geen lachje vanaf, ook al is mijn NS-business-card helemaal netjes ingecheckt.
“Wil je je tas in het bagagerek zetten?”, zegt de conducteur nors.
“Wat zegt u?”, vraag ik.
“Je tas moet in het bagagerek.”
Ik kijk om me heen en zie alleen maar lege plekken. Voor me zie ik 2 lege plekken, aan de andere kant van het gangpad zijn nog 4 lege plekken en als ik m’n hoofd ietsje richting gangpad draai, dan zie ik minstens 60 lege plekken. Naast me staat m’n poezentas.
“Meent u dit nou?”
“Je tas neemt een plek in waar iemand kan zitten.”
“Meent u dit?”
“Dit zijn de huisregels.”
“Er zijn nog tientallen plekken, misschien wel honderd in de hele trein waar mensen kunnen zitten, kijk dan.”
Ik ga staan en wijs de conducteur op alle lege plekken.
“Dit zijn de regels.”
“Als er iemand in de trein komt die heel erg graag op deze specifieke plek naast mij wil zitten, dan neem ik m’n tas op schoot, maar kijk nou, de trein is bijna leeg.”
Maar daar heeft de NS-conducteur helemaal niks mee te maken, want dit zijn de regels en regels zijn regels. En terwijl ik mezelf in een ‘staring-competition’ begeef met de NS-conducteur kan ik alleen maar denken; jij zielig, zielig mannetje. Heeft je vrouw je vanmorgen een boterham met kaas in plaats van worst meegegeven? Wat een kutleven moet jij hebben.
“Ik zet m’n tas op schoot, maar op het moment dat u zich omdraait zet ik ‘m weer terug”, zeg ik terwijl ik m’n poezentas op schoot neem.
De conducteur draait zich om, loopt door en ik zet de tas weer naast me. Daarna begin ik te lachen en ik ben niet meer gestopt met lachen tot de trein in Utrecht arriveerde.
p.s. In de huisregels van de NS staat het volgende: ‘Je zorgt ervoor dat je bagage het gangpad en andere reizigers niet belemmert of hindert en niet een zitplaats inneemt als een medereiziger daarop aanspraak maakt.’
LUNA EN EEN SNOBBY EX
Ik appte ex S. of hij misschien zin had om een hapje te gaan eten bij Ortagu als ik klaar was met werken. We hadden elkaar meer dan 3 jaar niet gezien, dus sowieso genoeg bij te praten. En hij wilde zeker wel een hapje gaan eten en kwam me keurig ophalen na m’n werk, maar over het restaurant moesten we het nog even hebben.
“Ortagu is echt een heel goed Japans restaurant, ik heb daar de vorige keer fantastisch gegeten met m’n collega’s. Met gefrituurde nori-vellen!”, zei ik.
“Het is ook niet slecht, maar er zijn betere”, zei hij.
“Ik denk dat Ortagu de beste Japanner is waar ik ooit heb gegeten.”
“Sja.”
“Jesus, wat ben je ook een snob.”
“I know.”
“Ik vind Ortagu echt prima. Ik was een paar weken terug bij Sumo op het Leidseplein, dat is pas slecht.”
“Ik ga liever eten bij Momo.”
“Wat is Momo?”
“Een goed restaurant.”
“Ik denk niet dat ik Momo-moneys heb.”
“No worries, it’s on me.”
Er zijn momenten in je leven dat je de onafhankelijke, zelfstandige vrouw uit kunt hangen. En er zijn ook momenten dat je dat beter niet kunt doen.
“Okay, dan laat ik het helemaal los.”
“En ik ga allemaal snobby dingen bestellen.”
Niet veel later staarde ik naar een soortement van iglo met daarin een bakje met tonijn en kaviaar. In de iglo stond een kaarsje, zodat de iglo langzaam smolt. Een iglo! Met tonijn! En kaviaar! En een kaarsje! Het slaat nergens op, maar het is fucking briljant! En het was ook nog eens fucking, amazing lekker! Net als de sashimi en de sushi’s die daarna werden geserveerd. En de wijn was trouwens ook heerlijk! Heerlijk! Heerlijk! Als toetje kreeg ik een cocktail met de toepasselijke naam ‘golddigger’.
“Thanks”, zei ik toen we onze jassen aantrokken, “dit had ik echt even nodig. You made me feel special.”
Het biertje in de kroeg daarna betaalde ik.
DAG BOB
Misschien is het pas dat als je ouder wordt, je je realiseert wie belangrijk waren in je leven. Misschien is het pas als iemand er ineens niet meer is, dat je beseft dat diegene heel belangrijk voor je was. Dat je zonder die persoon niet zou zijn wie je nu was.
Zo’n persoon was Bob voor mij. En Bob is dood.
Ik ontving vorig week het bericht dat Bob den Otter, Bob, de grondlegger van Pivot (de eerste blogsoftware uit Nederland), Bob de blogheld, Bob, een blogger van het allereerste uur, de man achter TwoKings, er niet meer is. Bob is geboren in hetzelfde jaar als ik, 1975. Ziekenhuis, complicaties, coma, dood.
Ik behoor tot de eerste bloggers van Nederland, maar ik denk dat ik van al die eerste bloggers degene was met de minste verstand van techniek. Schrijven, ja, dat kon ik wel, maar ik snapte en snap eigenlijk nog steeds weinig van hosting, templates, PHP, stylesheets, html, CMS. Knopjes, nulletjes en eentjes.
Mijn weblog bestaat dit jaar 23 jaar. Ik begon in 2001 onder de url Electricluna.nl en alles qua techniek was voor me geregeld door een uitgeverij. Ik werd betaald per stukje, zij regelden de rest. Maar naarmate de maanden vorderden wilde ik geen onderdeel meer zijn van die uitgeverij. Ik wilde bloggen voor mezelf. Dus ik stopte met bloggen voor die uitgeverij, maar ja, daar stond ik dan, als leuke schrijfster over seks, drugs, uitgaan in Amsterdam, maar met 0,0 verstand van de techniek achter het bloggen. Ik wilde een eigen blog, zonder restricties, zonder gedoe van een uitgeverij die mij vertelde wat, waarover en hoe vaak en wanneer ik moest schrijven. Maar hoe dan? Ik had al een jaar aan teksten online. Die wilde ik weer online op m’n eigen url. Maar hoe kreeg ik een blogsysteem online. Hoe moest ik, als totale technische n00b, Maanisch.com van de grond krijgen?
Dat heeft Bob, samen met wat andere webloggers van het eerste uur, voor me geregeld. En in de jaren daarna heeft Bob nog veel meer voor me geregeld. Zoveel. Ik weet niet hoe vaak ik mailtjes naar hem heb gestuurd met als strekking ‘Boooooooob, m’n site doet het niet meer!!! Help!!!’ En ik weet niet hoe vaak hij me belangeloos heeft geholpen om alles weer online te krijgen. Soms op tijden dat de rest van de wereld al lag te slapen. Of nog lag te slapen. Bob was lief. Bob is de man waarop ik kon bouwen, Bob is de man waarop mijn weblogs gebouwd zijn.
Maanisch.com, en mijn andere site Climaximaal.nl draaien nog steeds op zijn TwoKing-servers. Al jaren.
Bob en ik in 2004 op een weblogmeeting
Deze tekst staat op zijn rouwkaart:
“All that is gold does not glitter,
Not all those who wander are lost;
The old that is strong does not wither,
Deep roots are not reached by the frost.
From the ashes a fire shall be woken,
A light from the shadows shall spring;
Renewed shall be blade that was broken,
The crownless again shall be king.”
– Jolkien Rolkien Rolkien Tolkien
Dag Bob, ik heb zoveel aan jou te danken.
MIJN MOEDER WUIFT NAAR MIJ
M’n moeder is alweer 4 jaar dood en ik weet nog steeds niet hoe het gaat met rouw. Met verdriet. Met missen.
Het gaat. Het gaat over. Het gaat.
Ik sliep de nacht van 27 december op 28 december 2019 bij m’n ouders in de woonkamer. Ik op de bank en m’n moeder op een ziekenhuisbed voor het raam, al kwam er wat mij betreft heel weinig van slapen terecht. M’n moeder was daarentegen al een paar dagen nog maar met een heel dun draadje verbonden met het hier en nu. Ze had al een paar dagen niks gegeten, ze was gestopt met drinken, daarna stopte ze met praten, daarna gingen haar ogen dicht en het leek alsof ze al 2 dagen in een hele diepe slaap was verzonken. Haar onderlip zakte steeds een stukje verder naar beneden.
Die nacht luisterde ik naar de Top2000 en de ademhaling van mijn moeder. Af en toe stond ik op om naar haar te kijken en om iets tegen haar te zeggen, zodat ze zou weten dat ik er was. Ik depte haar lippen met water en verder viel er niets meer te doen dan waken. Al was het waken eerder een soort van wachten. Wachten op de dood. Kwam die nu? Bij deze diepe ademhaling? Ademde ze eigenlijk nog? Was zij er klaar voor? Was ik er klaar voor? Ik wreef zachtjes over haar schouder en ineens voelde ik haar bewegen. Ze lag al 2 dagen alleen maar te liggen in dat ziekenhuisbed en ze tilde haar hand op en maakte een wegwuif-gebaar. Eh, what the fuck? Wilde mijn moeder me nu wegsturen op haar sterfbed? “Wil je nou dat ik wegga?”, vroeg ik. En ze wuifde nog een keer.
Met haar laatste krachten probeerde ze me weg te sturen. Au. Dat wegwuif-gebaar is 4 jaar lang een tranentrekker in m’n leven geweest. Diep van binnen wist en weet ik heus wel dat haar wegwuif-gebaar niks met mij te maken had. Niks met haar liefde voor mij, of misschien juist wel alles met haar liefde voor mij. Ze wilde mij niet wegsturen, het was geen afwijzing. Maar het raakte me. M’n moeder wilde dit laatste stukje van haar leven zelf doen. Alleen. Om mij geen verdriet te doen. Maar ik wilde niets liever dan bij haar zijn.
“Nee, ik ga niet weg, ik laat je niet alleen”, zei ik.
En daarna zei ik nog veel meer.
M’n moeder zei natuurlijk niks terug, maar ze wuifde m’n hand niet meer weg als ik ‘m pakte. Ik depte haar lippen nog steeds met wat water, streelde wat door haar haar, maakte wat kutgrapjes, want laten we het in Godsnaam wel een beetje leuk en luchtig houden, ook al ligt er hier 1 van de 2 op sterven. En zo werd het uiteindelijk ook gewoon weer de volgende dag.
M’n vader werd wakker, we dronken koffie, keken de Top2000, aten een broodje en in die ochtend verschoonde ik samen met een meisje van de thuiszorg het bed van m’n moeder en m’n moeder zelf. Haar lichaam was zo broos. Zo doorzichtig. Het heeft lang geduurd voor mijn herinneringen ook haar lichaam weer sterk kleurden.
M’n vader had die ochtend een afspraak bij de huisarts om 11:45, omdat hij 2 nachten eerder van de trap was gevallen en amper kon lopen. Dat konden we er ook nog wel bij hebben, of eigenlijk niet, maar er moest wel naar gekeken worden door een arts en mijn toenmalige partner M. had aangeboden om m’n vader te halen en te brengen. En rond 11:30 zwaaide ik in de deuropening van mijn ouderlijk huis mijn vader en M. uit: ‘doei, tot zo.’
En ik doe de voordeur dicht.
Ik loop terug naar de woonkamer.
En ik zie en hoor de volledig veranderde ademhaling van m’n moeder en roep meteen; ‘ooh nee, nee, nee, nee, niet zonder pappa.’
Ik ren naar de voordeur en kan nog net de auto met M. en m’n vader tegenhouden om naar ze te roepen dat mamma echt nu, nu, nu doodgaat.
Ik weet niet in hoeverre je de controle hebt over het moment dat je sterft. Je hoort verhalen van mensen die dagenlang waken bij hun partner, maar dat hun wederhelft er dan net even snel tussenuit piept tijdens een toiletbezoek. En er zijn verhalen van mensen die pas hun laatste adem uitblazen als de dochter die ze 12 jaar niet gezien hebben vanuit Australië is overgevlogen en een laatste knuffel heeft gegeven.
Sterven is een kunst en hoewel m’n moeder het nog nooit gedaan had, bleek ze er toch behoorlijk goed in.
LUNA ZONDER BRIL
“Wil je met bril op de foto?”, vraagt de fotograaf.
Het is het eerste wat ze vraagt als ze bij me binnen is.
“Ja natuurlijk, ik ben een brildrager en ik bén deze bril. Al meer dan 20 jaar. En ik zie trouwens ook helemaal niks zonder bril. Ik heb -3.5 aan elke kant”, zeg ik.
Vervolgens wordt er een flitsinstallatie geïnstalleerd in m’n woonkamer, de luxaflex worden open- en weer dichtgedraaid. Er wordt gefotografeerd, er wordt geflitst, de luxaflex weer open en dan toch weer dicht. Flits. Er worden 500 foto’s gemaakt van mij mét bril óp m’n bank met regenboog-schapenvellen, tégen de bank en liggend op de grond. Flits. En ondertussen moet ik serieus kijken. Flits. “Kijk maar gewoon ontspannen uit het raam”, zegt de fotograaf. En nu kan ik heel veel dingen, maar serieus kijken én ontspannen op commando zit er eigenlijk nooit echt in. Misschien had ik van tevoren even een jointje moeten roken of 2 wijntjes achterover moeten gooien, maar mijn kaken ontspannen niet van zichzelf. Mijn kaken staan of in de lachstand, of in de praatstand of in ieder geval in een beweeglijke stand als ik wakker ben. Flits. Flits. Flits.
“Ik wil toch nog een paar foto’s zonder bril”, zegt de fotograaf.
Het voelde wat dwingend en dit was het moment waarop ik ‘nee’ had moeten zeggen. Ik heb Godverdomme ‘NEE’ op m’n pols getatoeëerd, om mezelf eraan te herinneren om nooit meer iemand, wie dan ook, over m’n grenzen heen te laten gaan.
En ik had vooral na mijn meer dan 20 jaar media-ervaring met fotografen, visagisten en cameramannetjes beter moeten weten. Maar na 1,5 uur foto’s maken was ik murw van de hele flits-situatie. En ik vertrouwde erop dat een fotograaf van een gerenommeerde krant weet wat ze doet. Mij ziet. Mij écht ziet. En mij toch ook wel beschermt. Want… that’s her job.
Even later staar ik, zonder bril, richting een voor mij nauwelijks te ontwaren camera. Met m’n -3.5 zie ik m’n woonkamer niet meer scherp. Wat zeg ik? Ik zie niks meer scherp. En van de dingen niet scherp zien ga je wazig kijken. Kippig. Ik voel me wat gedesoriënteerd. Flits. De fotograaf maakt een foto of 20 zonder bril en daarna gaan we verder met het fotograferen van wat losse sekstoys voor bij het artikel.
“Kies jij maar de foto die jij het mooiste vindt”, zeg ik als we na 2,5 uur klaar zijn met de shoot. En daar heb ik eigenlijk meteen weer spijt van. Want wanneer de fotograaf en haar assistente vertrekken voel ik; ze gaat een foto zonder bril kiezen om te publiceren in de krant.
En ik kreeg gelijk.
De enige die mij ziet zonder bril is mijn partner. In bed. Het eerste wat ik ’s ochtends doe is m’n bril opzetten en het laatste wat ik ’s avonds doe is m’n bril afzetten. En het is niet dat ik mezelf zonder bril geen lekker wijf vind. Integendeel. Met bril, zonder bril, ik ben het natuurlijk allebei. Maar ik herken mezelf gewoon niet in de foto in het NRC, net als overigens al m’n vrienden, familie én online community. ‘Ik herkende je niet’, ‘zo niet jij’, ‘waarom heb je je bril niet op’, ‘ik moest echt 2 keer kijken’, ‘ik mis je sprankel’ en ‘je kijkt zo serieus, zo ken ik je helemaal niet.’
Vraag je aan Nana Mouskouri om haar bril af te zetten voor een foto? Elvis Costello? Mark Rutte? Iris Apfel? Elton John? Je kan het als fotograaf altijd proberen natuurlijk, maar waarschijnlijk zouden Nana, Elvis, Mark, Iris en Elton gewoon ‘nee’ zeggen.
Ik niet.
Had ik achteraf wel moeten doen.
LUNA EN DE DECEPTIE VAN DE ALICE IN WONDERLAND-EXPERIENCE VAN CLUEDUPP GAMES
Een paar maanden geleden zag ik een evenement voorbijkomen op Facebook. Ik klikte op ‘Alice in Wonderland Nijmegen’ en zoals dat gaat met klikken op wat dan ook op Facebook; de volgende dagen kwam het evenement een paar keer per dag voorbij op al m’n social media. De video, de tekst en het thema Alice in Wonderland; alles sprak me aan. Ik had ineens hoognodig een foto van mezelf nodig met de Cheshire Cat! Ik boekte een ticket, want als ik dat meteen zou doen, dan kreeg ik 50% ‘vroegboekkorting’. Ik betaalde € 40,- en nodigde mijn 3 Tielse poezenvriendinnen uit. Die wilden vast ook wel met de Cheshire Cat op de foto.
De advertentietekst: ‘Follow Alice down the rabbit hole and enter a virtual world of adventure, intrigue and impossible things at this immersive Alice in Wonderland event. For one day only, the streets of Nijmegen will turn into a giant, escape-room-style experience on Saturday the 29th October, 2022. Don’t be late! Solve clues which just get curiouser and curiouser, take on mad and mischievous challenges, and uncover a dark conspiracy at the heart of Wonderland.’
De advertentie-teksten en video’s van Cluedupp-Games doen vermoeden dat je allerlei characters gaat ontmoeten in de binnenstad van Nijmegen. Ik had versieringen verwacht, grote klokken, kleine klokken, spiegels, lichtjes, muziek, vuurwerk, een Cheshire Cat met een heel vette glimlach, een Mad Hatter aan een grote tafel waarbij je een kopje thee kon drinken, een gigantisch wit konijn, een Red Queen die hysterisch ‘off with his head’ zou roepen, levensgrote schaakstukken, tussendoor een klein flesje wodka met ‘drink me’ erop, kortom; een visueel spektakel zoals bij Eurodisney! Kortom; een totally Instagrammable evenement!
Nou. Mijn reet. Of misschien moet ik schrijven ‘my ass’, want het hele event bestond uit niets meer dan een Engelstalige App. Alleen een App. Een App. Een App!!!!!
De realiteit was dus dat we met z’n vieren al starend op onze iPhones rondliepen tussen 3 straten in Nijmegen. Ondertussen wat vage Engelse raadsels en spelletjes oplossend. Het was een soortement van Pokémon GO in de binnenstad van Nijmegen en eigenlijk 1 grote verwarrende in het Engels aan elkaar geschreven toestand. We begrepen er geen flikker van. En nergens, maar dan ook helemaal nergens was ook maar 1 Cheshire Cat of andere visuele toevoeging van de organisatie te vinden. Wat een bloody fucking deceptie! What a scam!
Thank God konden we de App tussendoor even op pauze zetten zodat we onszelf konden voorzien van een hoognodig wijntje, want zonder wijn hadden we deze hele experience al na een half uurtje niet meer getrokken.
Aan het einde van de Alice in Wonderland-experience was er geen vuurwerk, geen ‘echte’ Alice die we hadden gevonden, geen prijs, geen bloemen, geen champagne, geen Mad Hatter-party, geen disco, geen knuffel, maar een beeldscherm op onze iPhones met de mededeling; ‘Thanks for playing Alice in Wonderland.’
Mijn huis is goddomme meer Alice in Wonderland dan deze hele experience bij elkaar! Ik heb hier meer witte konijnen staan dan ik vandaag heb gezien, mijn kerstboom is een groter visueel spektakel dan wat de organisatoren van Cluedupp-games me deden geloven dat deze hele experience was en ik heb hier 2 katten lopen die in ruil voor een snoepje me een grotere glimlach geven dan de getekende mini-Cheshire Cat die ik op m’n iPhone-beeldscherm kreeg te zien. En een leuke paar-uur-durende zoektocht kan ik thuis ook nog wel kunnen organiseren, want probeer hier maar eens een schaar te vinden. Of een pincet.
We’re all mad in here, maar bij Cluedupp-games zijn ze helemaal gek geworden.