LUNA’S HOUTEN BROCHES
Ook leuk; de broches die ik de afgelopen tijd maakte van oude houten kinderpuzzels! Ik heb er inmiddels minstens 100 liggen hier, dus het wordt tijd ze ook maar eens te gaan verkopen. Maar hoe! Maar hoe? Puur ter kijk en vergelijk heb ik vandaag een andere shop opgezet…
Luna’s Wooden Puzzle Broches shop
p.s.: Tips, trucs en advies over het (goed) opzetten van een webshop worden hier in huize Luna zéér gewaardeerd!
LUNA’S BABUSHKA-SHOP
Ik heb 3 maanden niet echt gewerkt en ik merk dat dat me opbreekt. Als ik geen dingen maak of creëer, dan voel ik me eigenlijk gewoon kut. Een dag niks gemaakt, is een dag niet geleefd, zoiets. En nu we nog niet weten welke kant het op zal gaan met de pa van P. is het belangrijk om het normale leven weer op te pakken. Dus ik ben weer een beetje begonnen. Op een soort van arbeidstherapeutische basis dan. Juist de dingen gaan doen waar ik zo’n hekel aan heb; het fotograferen en online zetten van dat wat ik al veel eerder heb gemaakt. En ik ben vandaag aan de slag gegaan met de Babushka Broches. Nu dus eindelijk ook te koop.
LUNAS BESTE CADEAU OOIT
Er zijn van die dingen waarvan je denkt; komt niet aan bij m’n man. Ik kan uren en uren tegen ‘m lopen ouwehoeren, zeuren of zeiken over dit onderwerp, maar echt aankomen doet het niet. Dacht ik. Een soort van omgekeerde versie van zijn voetbal-gelul tegen mij. Dan zit hij voor het beeldscherm naar een voetbalwedstrijd te staren en roept hij ineens; “Kijk dan, wat een mooie goal”, of “Kijk eens, wat geweldig”, of “Met die jongens heb ik vroeger nog getraind.” En dan heb ik zoiets van; ik weet niet tegen wie jij het hebt, maar mij doe je hier geen plezier mee en ik zal ook niet opkijken uit m’n kookboek om die prachtige pass in de herhaling nog eens terug te zien. Doei! En zo loop ik al jaren tegen hem te lullen en te lullen over koken. En eten. En alle mogelijke combinaties daarvan. “Jesus, het lijkt wel of jij Gilles de la Tourette de la Cuisine hebt”, zei hij onlangs. “Hoezo?”, vroeg ik. “Ja, jij roept te pas en te onpas ineens, uit het niets, de meest bizarre namen van gerechten en daar moet ik dan iets mee.” “Daar hoef je helemaal niks mee”, zei ik. “Als jij iets als ‘bietenbouillon met mierikswortelroom’ roept, dan moet ik toch zeggen dat ik liever aardappelpuree heb?”, zei hij. Dat hij het woordje ‘mierikswortelroom’ had onthouden was best bijzonder te noemen. Ik dacht dat meer dan 99% van mijn kook-gelul bij hem het ene oor in en het andere oor uit ging. Dus zeer groot was dan ook mijn verbazing toen partner P. gisteren ineens met een Valentijnscadeau kwam aanzetten. Had-ie de 9 jaar daarvoor nog nooit gedaan. En toen ik het zware cadeau optilde wist ik meteen wat het was. “Een le Creuset-pan!”, riep ik. “Heb je een le Creuset-pan voor me gekocht?!” Terloops heb ik wel eens laten vallen dat ik heel graag een le Creuset-pan wilde. En het lukte me maar niet om ze op vlooienmarkten of op marktplaats.nl te scoren. En een nieuwe vind ik eigenlijk te duur. Ik scheurde het papier van de doos af en trof het mooiste, liefste, meest attente en over-nagedachte cadeau ooit aan; een le Creuset-pan in de vorm van een hart. “Oh, dit vind ik wel héél erg lief”, zei ik ontroerd, “niet een beetje lief, maar dit zijn wel 100 punten.” “Ja”, zei P., “dat had ik wel gedacht. De komende tijd ben ik de gebraden haan.”
WANT JE KUNT NIETS ZEKER WETEN
“Hé pa”, zeg ik als ik de pa van P. een zoen geef.
Mijn vader is ‘pappa’.
De pa van P. is ‘pa’.
Hij ligt monter op het ziekenhuisbed in de donkerblauwe PIMP-daddy badjas die ik een maand geleden voor ‘m kocht bij de HEMA. Maar wanneer ook P. binnenkomt, en P.’s moeder en tante H. en even later ook z’n zus B., is er van die monterheid weinig meer over. De hele familie zo bij elkaar, wachtend op weer een zwaar gesprek, ja, daar moeten we allemaal van slikken.
“Pa, ik heb voor het eerst in m’n leven T-shirts gestreken, hoe vind je dat”, zeg ik en ik laat ‘m de schone én gestreken was zien. Tranen in z’n ogen. Snel een grapje nu. Iemand moet nu snel een grapje maken. “Ja”, zegt P., “nu ik weet dat ze kan strijken mag ze het ook voor mij gaan doen.”
“En ik heb ook ‘kip in ’t pannetje’ voor je gemaakt”, zeg ik, “maar die kip zit nu in een bakkie.” En daar schiet dan de moeder van P. weer van vol, want ik ben dan wel niet de propere huisvrouw die ze voor haar zoon in gedachten had, maar ‘ze kan wel echt lekker koken hoor’.
Wanneer de opper-oncoloog binnenkomt zeggen we luid en duidelijk dat we dit gesprek niet hier willen. Niet hier met de pa en ma van P. erbij. Dus even later loop ik samen met P. en z’n zus naar een achteraf-kamertje. En juist in dat achteraf-kamertje is er ruimte. Ruimte voor uitleg. Voor vragen. Voor antwoorden. Voor door-vragen. En nog meer door-vragen. Voor het uiten van frustratie omtrent de communicatie. Voor vragen. Al weet de opper-oncoloog ook niet alle antwoorden.
En dan lopen we toch weer met wat hoop dat achteraf-kamertje uit. Al zijn de op-en-neer gevoelens van hoop en wanhoop en weer hoop en wanhoop toch wel iets teveel van het goede. Voor ons allemaal. Amper te dragen. Zwaar. Moe. Pijn. Verdriet. Nog 1 kerstmis met z’n allen? Met de hele familie aan 1 tafel? Misschien. Het kan nog. Misschien.
Maar het lijkt alsof er iets meer licht schijnt in de ziekenhuiskamer van P.’s pa. Al regent het buiten.
“Je moet goed eten”, zeggen we.
“Aansterken.”
“Je kan nog beter worden.”
“Dit was écht goed nieuws hoor, pa.”
“Kom op.”
“Goed eten en drinken.”
“Dan kun je misschien naar huis.”
“Bedankt hè Luun”, zegt de pa van P. als het bezoekuur voorbij is en ik ‘m nog een kus op z’n wang geef.
We kijken elkaar aan.
Betraand.
“Altijd pa, altijd” zeg ik.
“Voor álles”, zegt hij.
Die klemtoon op de ‘a’ vergeet ik nooit.
Omdat ik weet dat hij niet alleen de was en de kip bedoelde.
LUNA WEET NIET OF
De zus van P. belt.
“Ja, ik kom net van pappa vandaan en er kwam een zaalarts langs, die was net terug van vakantie, en die zei dat de onderzoeken allemaal goed waren. Hij heeft geen kanker in ieder geval, maar ze weten nog niet wat het precies is, maar hij mag binnenkort gewoon naar huis”, zegt ze. “En hij is de afgelopen week 5 kilo aangekomen.”
“Wat?”, zegt P.
En dan weet je niet:
Of je blij moet zijn.
Of het wel waar is wat de zaalarts heeft gezegd.
Of de opper-oncoloog al die tijd heeft gelogen.
Of die zaalarts überhaupt contact heeft gehad met de opper-oncoloog.
Of je het 4 weken geleden wel goed hebt verstaan toen iemand zei: “Hij heeft kanker, uitgezaaid en in een vergevorderd stadium.”
Of je in een film zit.
Of in ‘Bananasplit’.
Of je morgen misschien toch niet te horen krijgt; “Ja, hij heeft geen lymfeklier-kanker, maar we wachten nog wat andere onderzoekjes af, dus het kan nog alle kanten op.”
Of het fysiek mogelijk is om 5 kilo in 1 week aan te komen als je niks eet.
Of ze daar in dat ziekenhuis eigenlijk wel weten waar ze mee bezig zijn.
Of je zelf nog wel weet waar je mee bezig bent.
Of je blij mag zijn.
Wanneer P. even later naar z’n vader belt is die in prima stemming. Hij zit zelfs te genieten van het huzarenslaatje dat we zaterdag meebrachten en waar hij toen dus totaal geen trek in had. “Kunnen we nog iets voor je meenemen als we morgen langs komen?”, vroeg P. aan z’n vader. Nou, z’n pa had wel zin in een lekker mals en gaar kippetje.
Leg me neer bij de wereld
Die niet draait zoals hij moet
Leg me neer bij de feiten
En hoe niks je eraan doet
En morgen proberen we het weer
Morgen proberen we het weer
Leg me neer
Leg me naast je neer
Morgen zien we verder
Morgen zien we weer
Morgen gaan we verder
Maar nu weet ik het niet meer
Morgen is er weer een dag.
En morgenochtend maak ik ‘kip in ’t pannetje’.
Songekst: De Dijk / Leg me neer
Update 12:07: Na ontelbare telefoontjes heeft P. uiteindelijk te horen gekregen dat datgene wat de zaalarts zei nonsens was. De pa van P. heeft nog steeds ‘gewoon’ kanker en het is uitgezaaid. De artsen weten alleen nog steeds niet wat voor een kanker het nu precies is, zelfs niet na 4 weken onderzoek! Dus nu hebben we om 17.00 weer een afspraak. En het grote plan is dus nu om ons niet te laten afschepen met een lulverhaal.
Update 12:13: De ‘kip in ’t pannetje’ is klaar. Dat dan weer wel.
SID’S JUNKEN-BEKKIE
"Als er nu maar geen poezen ziek gaan worden hier", roep ik al bijna een maand, "want dat trek ik dus helemaal niet." En natuurlijk krijgt dan prompt Sid Vicious een smerig wondje naast z’n bekkie. Sid heeft in de afgelopen maanden een voorliefde voor hash-jointjes ontwikkeld. De geur, de walm, het kokertjes waar ze in zitten, de aansteker waarmee ze aangestoken worden en de asbak waarin de as verdwijnt; hij vind het allemaal reuze-interessant. Het zou me dus niet verbazen als hij high van de hash met z’n bekkie ergens tegen aan heeft lopen schuren en er daarom momenteel een beetje gehavend uitziet. En zolang hij geen overdosis neemt is er volgens de dierenarts niets aan de hand.
LUNA GEEFT EEN SOORT VAN WORKSHOP
“Hé, maar als H. gaat trouwen, dan moeten we natuurlijk ook iets creatiefs doen op de vrijgezellendag, iets leuks”, zei vriendin S. 3 weken geleden, “en toen dachten we aan jou.” “Oh”, zei ik, “ehm.” “Weet je iets?”, vroeg ze. “Nou, ik heb wel een idee”, zei ik, “maar het is niet mijn idee.” En toen vertelde ik over mijn kunst-vriendinnetje Nina die armbanden en eierdopjes en wc-brillen en nog veel meer beschilderd en dat het dan misschien wel leuk zou zijn om op de vrijgezellendag van H. met z’n allen armbanden te gaan beschilderen. “Maar dan zal ik eerst even aan Nina vragen of het goed is dat we haar idee jatten en of we dan misschien 11 kale armbanden bij haar kunnen kopen”, zei ik. En gelukkig vond Nina het goed en stuurde me een doosje met armbanden. Ondertussen vulde ik een krat met knip- en verf- en plakspullen uit mijn eigen collectie en ik riep steeds ‘insjallah’ als het ging over de vrijgezellendag, want als het slecht met de pa van P. zou gaan, dan had ik het afgelopen weekend in het ziekenhuis in plaats van in een huisje aan zee doorgebracht. Maar ik mocht erbij zijn zaterdag. En het was fijn om te merken dat het leven gewoon aan alle kanten doorgaat. Mijn schoonvaders ligt met slechte vooruitzichten in het ziekenhuis, de moeder van S. ligt met een zware hernia thuis, vriendinnen gaan trouwen en andere vriendinnen werden moeder of zijn zwanger. Het leven gaat door. Gewoon. Omdat het niet anders kan. En hoe mooi is dat? Ik zat met 10 verschillende vrouwen aan een tafel en het enige waar wij ons op dat moment druk om konden maken was; wat voor een armband zal ik eens gaan creëren? En nu maakt Nina miniatuur-kunstwerkjes op een houten armband, maar dit soort hoogstandjes waren niet echt mogelijk tijdens de vrijgezellendag. Want de meeste vrouwen, inclusief mijzelf, waren op dat moment beter in het nuttigen van wat glazen Prosecco dan in het stabiel vasthouden van een penseel. Maar gelukkig bevond zich tussen de ontwerpen van Nina ook een wat ietwat haalbaarder plan; de poëzieplaatjes-armband! Dus de meesten van ons waagden zich daaraan.
En het werden mooie armbanden. En een hele mooie dag.
Prachtige handgemaakte armbanden zijn natuurlijk te koop bij ninavalkhoff.nl. En ik weet uit betrouwbare bron, Nina zelf namelijk, dat zij binnenkort verschillende échte workshops gaat verzorgen! En dan niet alleen workshops armbanden beschilderen, maar ook wc-brillen en slipjes!
LUNA BIJT OP STUKJES TANDVLEES
De pa van P. was in paniek. En bang. Want er moesten ineens nóg meer testen gedaan worden. Nog een keer een stukje uit z’n bot en daarna met een ambulance naar een ander ziekenhuis voor weer een ander onderzoek. Ze hadden een fout gemaakt, niet genoeg bot weggehaald bij een eerder onderzoek, dus dat moest opnieuw. “Ik wil het pertinent niet”, zei de pa van P., “ik heb nu nog pijn van de vorige keer.”
Dus P. had net zolang gebeld tot hij eindelijk weer een gesprek met de opper-oncoloog had geregeld. Het vorige gesprek was immers een week geleden en in de tussentijd is de pa van P. ermee opgehouden om te eten. Het smaakt hem niet meer. Niks niet. Hij drinkt nu een soort Yohgo Yohgo met aardbeiensmaak en extraveel calorieën.
“Zullen we even naar een ander kamertje gaan?”, vraagt P. als de opper-oncoloog 1,5 uur te laat binnenkomt. “M’n vader wil hier liever niet bij zijn.” “Nee, kan wel even hier hoor”, zegt de opper-oncoloog, “ik heb niet veel nieuws.”
Al staande vertelt de opper-oncoloog een onsamenhangend verhaal over een onderzoek dat niet helemaal gelukt is en dat hij uiteindelijk natuurlijk veel beter zelf had uit kunnen voeren. En over co-assistenten die dingen tegen de pa van P. hadden gezegd die ze helemaal nog niet hadden mogen zeggen eigenlijk. En daarna komen er heel veel moeilijke woorden.
Plasmacellen.
Lange witte bloedlichaampjes.
Korte witte bloedlichaampjes.
En een aantal woorden met een ‘x’ en een ‘y’ erin.
“Maar, wat bedoelt u nu eigenlijk precies?”, vraag ik, “want al die moeilijke woorden, die zeggen mij niks.”
En dan komt er een nog veel onsamenhangender verhaal. Over onderzoeken op korte witte bloedlichaampjes die toen niet konden, maar nu wel, maar niet in het ziekenhuis waar de pa van P. ligt. “Maar ja, hij heeft natuurlijk wel een zwak hart”, eindigt de opper-oncoloog.
En je kunt dan niet gaan flippen. Adem in en adem uit. Z’n pa ligt er immers naast. En die is al zo bang. En die snapt er al zo weinig van. Maar het liefst wil je gillen tegen zo’n man: “Jo, klootzak! Jip & Janneke! Jij verbergt je achter woorden waarvan wij de betekenis niet kennen, godverdomme. Hoe durf je!!!” Maar dat doe je niet. Want de pa van P. ligt ernaast. En naar hem wil je hoop uitstralen. En kracht. En vooral: dat hij behandeld wordt door mensen die er verstand van hebben. Ik maak mental notes van alle moeilijke woorden en besluit ze later thuis op te zoeken.
De pa van P. is 75. En mensen van die generatie hebben een blind vertrouwen in artsen. Respect. Dat ook. Na nog geen 5 minuten vertrekt de opper-oncoloog richting een ander familiegesprek.
“Kundige man is dat hè?”, zegt de pa van P. even later.
LUNA LULT HET VAN ZICH AF
Wanneer ik over de Albert Cuijp loop valt m’n oog op een keukenschort in flamenco-stijl. Rood met witte stippen en een roze biesje. Wilde ik al een tijdje. En ik vind dat ik ‘m nu verdiend heb. Ik loop de winkel binnen en tref een vrouw van een jaar of 50 met een onvervalst Amsterdams accent aan: “Ja, die schorten zijn leuk hè, schat? In welke kleur wil je ‘m, ik heb ‘m ook nog in het wit met goud.” Maar ik wil de rode met witte stippen en terwijl zij op zoek gaat zie ik achterin de winkel allemaal handige aluminiumfolie wegwerpbakjes staan. “Kunnen die ook in de diepvries?”, vraag ik. Kan. “En die plastic bakjes daar, kunnen die in de diepvries en in de magnetron?” Kan ook. “Zo meid, ga je lekker koken?”, vraagt de winkeldame. En hop! Een paar minuten later heb ik m’n hele leven van de afgelopen weken met deze winkeldame gedeeld. Een mens kan het maar beter kwijt zijn! Nu heb ik er sowieso weinig moeite mee om m’n shit met anderen te delen. Het al bijna 8 jaar bijhouden van dit weblog is daar een voorbeeld van, maar ook in het dagelijks leven kan ik een hond kapot lullen in 5 minuten. Als het moet. En ik heb nog nooit meegedaan aan het standaardantwoord ‘Goed, en met jou?’ als iemand me vraagt hoe het met me gaat. Dus ik zeg de laatste weken, en ook tegen de bakker, de bloemenvrouw, de wijnboer, de visboer of het mannetje van de fourniturenwinkel: “Kut, en verder gaat het goed.” Of: “Goed, en verder gaat het kut.” En hoe een gesprek daarna loopt zie ik dan wel weer. Erger dan het is kan het vaak toch niet worden! Maar meestal komt er juist een mooi en eerlijk gesprek van mens tot mens. “Ja, schat, dan zie je ze ineens heel oud worden hè?”, zegt de winkeldame terwijl ze 20 wegwerp-ovenschaaltjes staat af te tellen. Ik merk dat ze uit ervaring spreekt. “Ik stond gisteren de onderbroeken van m’n schoonvader te wassen”, zeg ik, “dat is ook iets dat ik nooit dacht te doen.” “Ja, het overkomt ons allemaal”, zegt ze, “maar je bent er nooit op voorbereid hè.” “Nee, het is kut en klote”, zeg ik. En wanneer ik de winkel wil verlaten met een plastic tas vol wegwerpdoosjes en -bakjes duwt de winkeldame me iets in m’n handen. “Hier meid”, zegt ze, “een gelukssteen, want dat kunnen jullie thuis nu wel gebruiken.”
LUNA EN HET SPEL MET DE ZOEMER
“Busje komt niet vrijdag”, zegt een blond meisje met een jampot-glazen-bril. Het is geen vraag, maar toch gaat ze aan het einde van de zin iets met haar stem omhoog.
“Oh, waarom niet?”, vraag ik.
“Pappa is jarig.”
“Oh, heb je een feestje vrijdag! Gezellig!”
“Busje komt niet vrijdag.”
“Nee, want je vader is jarig! En dan heb je een feestje! Wat gaan jullie doen?”
“Busje komt niet vrijdag.”
“Heb je een leuk cadeautje voor je vader gekocht?”
“Busje komt niet vrijdag.”
“Zullen we samen een mooie kaart voor hem tekenen?”
“Busje komt niet vrijdag.”
“Gaan jullie lekker taart eten dan?”
“Waar woont je vader?”
“Komt je vader je halen?”
“Ga je ‘lang zal ze leven’ voor hem zingen?”
“Heb je er zin in?”
“Komen er nog meer mensen?”
Van 1990 tot 2003 werkte ik, naast m’n studie, in de zorg. Eerst met demente bejaarden, daarna met verstandelijk gehandicapten, tussendoor in de thuiszorg. Meestal betaald, soms vrijwillig. En ik liep al jaren aan iedereen die het horen wilde te vertellen dat ik m’n werk in de zorg zo miste. “Ik mis het zo”, zei ik dan, “ik kon daar altijd zoveel van mezelf in kwijt.”
Doe het dan.
Vorige week twijfelde ik of ik naar m’n eerste vrijwilligersavond met 20 verstandelijk gehandicapten zou gaan. “Liefje”, vroeg ik aan P., “zou ik wel gaan, nu zo met je vader?” “Liefje, doe maar wel, je vond het altijd zo leuk, maar je moet het zelf weten”, zei hij.
Doe het dan.
Tijdens een creatieve avond knipte en plakte ik wat met een aantal verstandelijk gehandicapten. Ik maakte wat praatjes. Ik vroeg hoe het met iedereen ging. Wat ze de volgende dag gingen doen. Of ze verliefd waren. Of verkering hadden. Wat hun hobby’s waren. Wat ze die avond gegeten hadden.
En ik verzon minstens 100 verschillende replieken naar aanleiding van het zinnetje: “ Busje komt niet vrijdag.”