LUNA EN DE BOTERHAMBRIEFJES
Ik ben altijd tegelijk opgestaan met mijn partners. Vaak zelfs eerder. Want ik ben een vrouw die graag een ontbijtje regelt voor haar man en een vrouw die een lunchtrommeltje klaarmaakt voor die man om mee naar z’n werk te nemen. Altijd gedaan. Eén van de meest trieste constateringen na mijn scheiding van J. was dat ik al een jaar lang ’s ochtends z’n brood smeerde, maar dat hij dat brood waarschijnlijk af en toe wegflikkerde. Het is iets wat je in de Libelle leest. Of de Margriet. De Flair. De Vriendin. Met van die lekker-lezende subkopjes; ‘Ik stond zijn brood te smeren en ondertussen was hij met haar aan het appen.’ Of; ‘Ik begreep al niet waarom hij geen vakantiedagen meer overhad, maar die had hij allemaal opgemaakt om met haar te gaan lunchen.’ Als ik zo’n verhaal zou lezen dan zou ik denken; ach, wat zielig voor die vrouw. Maar ik was die vrouw. Ik ben die vrouw.
En die vrouw heeft regelmatig geroepen dat ze het allemaal niet meer zou doen. Niet meer koken voor mannen. Geen brood meer smeren voor mannen. Niet meer strijken voor mannen. Ik zou helemaal nooit meer iets doen voor geen enkele man. Na elke relatie riep ik het. Ik doe het niet meer! Ik doe het niet meer! Ik. Doe. Het. Echt. Niet. Meer. Maar natuurlijk ging ik het elke keer weer doen. Want het is wie ik ben. Ik wil voor anderen zorgen. Ik wil voor mijn partner zorgen. Ik word blij als ik voor iemand kook en als diegene het lekker vindt. Ik word heel blij als ik iemand kan helpen. Ik geef graag cadeautjes. Ik wil iemand laten lachen. En daar kan ik dan wel allerlei psychologische verklaringen overheen gooien, wat ik zeker ook wel heb gedaan, maar mijn conclusie is; waarom zou ik stoppen met dat doen waar ik vooral zelf ook heel blij van word? En werd. Achteraf kan ik zeggen dat iemand het misschien helemaal niet waard was dat ik zo lief was, maar op het moment zelf koos ik daar volledig voor. En op dat moment werd ik er, soms tegen beter weten in, blij van. Ik ben nog steeds die vrouw.
Dus ondanks dat ik heel hard heb geroepen dat ik nooit meer een broodtrommel voor een man zou vullen en dat ik nooit meer een boterham voor iemand zou smeren, sta ik 4 dagen in de week om 6:00 op om boterhammen te smeren, koffie te zetten, smoothies te draaien en een snackbakje te vullen voor Ruud. En ik word er elke dag weer blij van. Plakje worst, blokje kaas, mini-Marsje, gevuld eitje, paaseitje, klein zakje nootjes, parapluutje erbij, feest om te maken, feest om op te eten. Maar het leukste vind ik het bedenken van de briefjes die ik er elke dag bij doe.
Het is mijn kleine missie om hem zich tijdens de lunch óf heel verliefd, geliefd, geil, óf juist heel ongemakkelijk te laten voelen tussen z’n collega’s. Ik hoop, en weet, dat hij iedere keer moet lachen als hij z’n broodtrommel openmaakt, want hé, welke man krijgt er nou een broodtrommel mee naar het werk met een pluche haantje met een briefje ‘I like your cock’?. Niemand! Behalve Ruud dan. Ik weet dat hij daarna het liefst zo snel mogelijk naar huis komt. En ik wil graag dat hij thuiskomt.
Ik heb altijd geweten; ik ben die vrouw om voor naar huis te komen.
100% ben jij die vrouw!
Jij bent die vrouw! Zelfs zonder de veel te gekke snackbakjes en brooddoosjes en liefbriefjes! Ik kom iedere dag met plezier naar huis. Naar thuis.